ECLI:NL:RBGEL:2014:3856

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
23 juni 2014
Zaaknummer
AWB-13_7021
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een langjarige subsidierelatie en de redelijke termijn bij subsidieweigering

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan over de beëindiging van een langjarige subsidierelatie tussen eiseres, een stichting die kunst- en muziekonderwijs verzorgt, en de gemeenten Wijchen en Groesbeek. De rechtbank behandelt drie zaken, waarbij de gemeenten besluiten hebben genomen om de subsidie per 1 juli 2014 te beëindigen. Eiseres heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, stellende dat de gemeenten onzorgvuldig hebben gehandeld en geen redelijke termijn in acht hebben genomen bij de beëindiging van de subsidierelatie.

De rechtbank oordeelt dat de gemeenten, in overeenstemming met artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht, een redelijke termijn hebben in acht genomen. De rechtbank stelt vast dat de aankondigingen van de gemeenten dateren van april en juni 2013, waardoor er een termijn van meer dan 14 maanden is gerespecteerd voordat de subsidierelatie daadwerkelijk werd beëindigd. Eiseres heeft niet aangetoond dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de personeelsleden die in dienst zijn bij haar, en de rechtbank concludeert dat de gemeenten niet verplicht zijn om wachtgeldverplichtingen te dekken die voortvloeien uit de beëindiging van de subsidierelatie.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst erop dat de gemeenten voldoende tijd hebben gegeven om de verplichtingen jegens het personeel en de leerlingen van eiseres af te wikkelen. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn bij subsidieweigering en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 13/7021, 13/7021 en 14/332

Uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaken tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. I.M.C. van Leeuwen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchente Wijchen, verweerder 1 (13/7021),
de raad van de gemeente Wijchente Wijchen,
verweerder 2 (14/332),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeekte Groesbeek,
verweerder 3 (13/7023),
gezamenlijk aan te duiden met: verweerders.

Procesverloop

Zaaknummer 13/7021
Bij besluit van 25 april 2013 (primair besluit 1) heeft verweerder 1 aan eiseres meegedeeld voornemens te zijn om de budgetovereenkomst te verlengen tot 1 juli 2014 en daarna de subsidierelatie met eiseres definitief en volledig te beëindigen.
Bij besluit van 25 september 2013 (bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 het besluit van 25 april 2013 gehandhaafd.
Zaaknummer 14/332
Bij besluit van 27 juni 2013 (primair besluit 2) heeft verweerder 2 – voor zover thans van belang – besloten de budgetovereenkomst tot 1 juli 2014 te verlengen.
Bij besluit van 14 november 2013 (bestreden besluit 2) heeft verweerder 2 het besluit van 27 juni 2013 gehandhaafd.
Zaaknummer 13/7023
Bij besluit van 29 april 2013 (primair besluit 3) heeft verweerder 3 aan eiseres meegedeeld voornemens te zijn om de subsidie die eiseres ontvangt met ingang van 1 juli 2014 te beëindigen.
Bij besluit van 24 september 2013 (bestreden besluit 3) heeft verweerder 3 het besluit van 29 april 2013 gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten 1, 2 en 3 beroep ingesteld.
Verweerders hebben verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2014. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door[naam directeur], directeur van de stichting, en de gemachtigde mr. I.M.C. van Leeuwen, advocaat te Arnhem. Verweerders 1 en 2 hebben zich laten vertegenwoordigen door E.S. van de Goor-Turbanova en R. Ribbink, beiden werkzaam bij de gemeente Wijchen. Verweerder 3 heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Hermsen, werkzaam bij de gemeente Groesbeek.

Overwegingen

1.
Eiseres verzorgt het kunst- en muziekonderwijs in de gemeenten Wijchen, Groesbeek, Heumen, West Maas en Waal en Beuningen. Daartoe ontvangt zij subsidie van (onder meer) de gemeenten Wijchen en Groesbeek. In het kader van de subsidieverlening worden zogenaamde budgetovereenkomsten gesloten.
Achtergrond.
In het verleden werd het kunst- en muziekonderwijs verzorgd onder de paraplu van een gemeenschappelijke regeling, onder de naam Regionaal Instituut voor Kunstzinnige Vorming (RIKV). Eiseres is in 1998 opgericht door het RIKV. Vanaf dat moment kwamen nieuwe medewerkers niet meer in dienst bij het RIKV, maar bij eiseres.
Het RIKV heeft voorts de [naam stichting] (verder: [Stichting]) opgericht.
Het RIKV en de deelnemende gemeenten hebben in 2001 besloten om de activiteiten van het RIKV te verzelfstandigen. In dat kader zijn twee convenanten gesloten, te weten:
  • een convenant van 17 december 2003 tussen het RIKV, de deelnemende gemeenten, eiseres en de [Stichting] (verder: het convenant 2003);
  • een convenant van 24 februari 2006 tussen de deelnemende gemeenten, eiseres en de [Stichting] (verder: het convenant 2005).
Per 1 januari 2006 zijn de activiteiten van het RIKV door eiseres voortgezet. Het personeel dat nog in dienst was bij het RIKV is ondergebracht in de [Stichting], welke stichting een zogenaamde B3-stichting is.
In het convenant 2005 is onder meer vastgelegd dat eiseres personeel van de [Stichting] inhuurt.
2.
De personen die in dienst zijn bij de [Stichting], en die voorheen een ambtelijke aanstelling hadden bij het RIKV, vallen onder de CAR-UWO. Niet in geding is dat de deelnemende gemeenten op basis van het convenant 2005 aansprakelijk zijn voor de wachtgeldverplichtingen van [Stichting]. Deze aansprakelijkheid kan volgens het convenant 2005 worden afgekocht door het betalen van een uittredesom door de gemeente aan [Stichting].
Op de personeelsleden die sinds 1998 in dienst zijn getreden bij eiseres is de CAO Kunsteducatie van toepassing.
3.
Eiseres verzet zich niet tegen de subsidiebeëindiging als zodanig, maar stelt zich op het standpunt dat verweerders bij de beëindiging van de subsidierelatie onzorgvuldig hebben gehandeld en geen redelijke termijn voor die beëindiging in acht hebben genomen. Met name is eiseres van mening dat verweerders onvoldoende rekening hebben gehouden met de belangen van het personeel dat in dienst is bij eiseres.
4.
Artikel 4:51, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt als volgt:
“Indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.”
5.
Ingevolge artikel 1.6, derde lid, van de Algemene subsidieverordening 2008 van de gemeente Wijchen, neemt de raad een besluit over aanvragen om subsidieverlening per boekjaar die hoger zijn dan het aldaar genoemde bedrag. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder 2 bevoegd is om te besluiten tot verlening of weigering van door eiseres aangevraagde subsidie.
Het besluit van verweerder 2 om de budgetovereenkomst te verlengen tot 1 juli 2014 is geen besluit op een aanvraag van eiseres om subsidie. Naar het oordeel van de rechtbank moet dit besluit van verweerder 2 worden aangemerkt als een aankondiging dat, indien aangevraagd, de subsidie zal worden geweigerd vanaf 1 juli 2014, en is deze aankondiging gericht op rechtsgevolg, omdat daarmee de redelijke termijn als bedoeld in artikel 4:51, eerste lid, van de Awb is aangevangen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de mededeling door verweerder 1 van het voornemen om de budgetovereenkomst te verlengen tot 1 juli 2014 en daarna de subsidierelatie met eiseres definitief en volledig te beëindigen, eveneens gericht is op rechtsgevolg omdat ook met die mededeling de redelijke termijn als bedoeld in artikel 4:51, eerste lid, van de Awb is aangevangen. Dat verweerder 1 niet het bevoegde orgaan is om te beslissen op een aanvraag van eiseres doet daar niet aan af. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) van 7 februari 2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ7971.
Aangezien de eerste aankondiging van verweerder 1 is, en deze aankondiging dateert van 25 april 2013, stelt de rechtbank vast dat voor de beëindiging van de subsidie van de gemeente Wijchen een termijn in acht is genomen van ruim 14 maanden.
6.
Voor de gemeente Groesbeek geldt dat verweerder 3 het bevoegde orgaan is om te beslissen op een aanvraag van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank is de mededeling door verweerder 3 dat hij voornemens is om de subsidie die eiseres ontvangt met ingang van 1 juli 2014 te beëindigen gericht op rechtsgevolg omdat met die mededeling de redelijke termijn als bedoeld in artikel 4:51, eerste lid, van de Awb is aangevangen.
Aangezien deze mededeling dateert van 29 april 2013, stelt de rechtbank vast dat voor de beëindiging van de subsidie van de gemeente Groesbeek een termijn in acht is genomen van ruim 14 maanden.
7.
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerders onvoldoende duidelijkheid hebben gegeven over de wijze waarop de gemeenten Wijchen en Groesbeek invulling zullen geven aan de verplichtingen die deze gemeenten jegens [Stichting] hebben op grond van het convenant 2005. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat verweerders 1 en 2 een onjuiste uitleg geven aan het convenant 2005.
Deze gronden treffen geen doel. In de onderhavige procedures is niet aan de orde wat de inhoud is van de verplichtingen die de gemeenten Wijchen en Groesbeek ingevolge het convenant 2005 hebben.
8.
Met betrekking tot het standpunt van eiseres dat verweerders ten onrechte menen dat zij niet verantwoordelijk zijn voor het personeel van eiseres overweegt de rechtbank het volgende.
Eiseres is opgericht in 1998. Vanaf dat moment is nieuw personeel in dienst gekomen bij eiseres. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerders een verantwoordelijkheid hebben gehad bij de aanstelling van dit personeel.
Zowel eiseres als de personeelsleden wisten dat de personeelsleden geen ambtelijke status hadden, en dat eiseres voor haar inkomsten en voor de betaling van het personeel afhankelijk was van de subsidies van de deelnemende gemeenten. De rechtbank acht het, anders dan eiseres, dan ook niet onredelijk dat verweerders ook ten aanzien van de belangen van de personeelsleden hebben volstaan met het in acht nemen van de redelijke termijn als bedoeld in art. 4:51, eerste lid, van de Awb.
Dat de gemeente Ubbergen bij de uittreding in 2006 een vergoeding heeft betaald voor de verplichtingen van eiseres jegens haar personeelsleden, maakt dat niet anders. Niet is gebleken dat de gemeente Ubbergen tot betaling van die vergoeding verplicht was, en ook niet dat de gemeenten Wijchen en Groesbeek een dergelijke verplichting hebben.
Het feit dat in de CAO Kunsteducatie is vastgelegd dat een bovenwettelijke uitkering is verschuldigd als de reden voor ontslag is gelegen in een subsidiemaatregel of een plan van de overheid, betekent niet dat de gemeenten Wijchen en Groesbeek de kosten van die uitkering op zich moeten nemen. De gemeenten Wijchen en Groesbeek hebben, zoals hiervoor reeds overwogen, geen rol gespeeld bij het in dienst nemen van het personeel van eiseres.
De conclusie is dat de rechtbank het standpunt van eiseres dat verweerders een verantwoordelijkheid hebben jegens het personeel niet volgt.
9.
De rechtbank is van oordeel dat verweerders een redelijke termijn in acht hebben genomen bij de beëindiging van de subsidies. Zij hebben er terecht op gewezen dat aan de verplichtingen jegens de leerlingen van eiseres kan worden voldaan, dat er voldoende tijd was om de verplichtingen met het eigen personeel af te wikkelen, dat eiseres de huurverplichting kan nakomen, en dat zij eiseres hebben gevrijwaard van de verplichting om personeel van de [Stichting] in te huren vanaf 1 juli 2014.
De rechtbank overweegt nog dat artikel 4:51, eerste lid, van de Awb in beginsel niet zover strekt dat op het subsidiërend orgaan de plicht rust een garantie te verstrekken voor wachtgeldverplichtingen die voortvloeien uit de beëindiging van de subsidierelatie. Uit hetgeen hiervoor onder 8 is overwogen volgt dat niet is gebleken van omstandigheden die ertoe nopen van dit van dit beginsel af te wijken.
10.
De beroepsgronden treffen geen doel. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
11.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzitter, mr. J.J. Penning en
mr. H.J.M. Besselink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.