Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 24 juni 2014
[X], te [Z], eiser,(gemachtigde: mr. [gemachtigde], advocaat te [Z]),
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, verweerder.
Procesverloop
- navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor de jaren 1990, 1997 en 1998. Hierbij zijn gelijktijdig bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht en bij de navorderingsaanslag IB/PVV 1990 is gelijktijdig een verhoging (hierna: boetes) opgelegd van 100%;
- navorderingsaanslagen vermogensbelasting (hierna: VB) voor de jaren 1991 en 1998 tot en met 2000. Hierbij zijn gelijktijdig boetes van 100% opgelegd en is bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht;
- aanslagen IB/PVV voor de jaren 2002 en 2005, 2006 en 2007. Gelijktijdig zijn, behalve voor IB/PVV 2007, bij beschikkingen boetes van 100% opgelegd en is heffingsrente in rekening gebracht.
Overwegingen
Box III vermogen 2002 en 2003
Als bestuurder van de vennootschap heeft de heer [X] het doen voorkomen alsof dit geld contant was verstrekt door de personen [I], [J] en [K].
Feitelijk was het geld (voor een deel) afkomstig van een – toen onbekende – bankrekening van de heer [X] te Luxemburg. De heer [X] heeft ons inziens willen en wetens geen, danwel onjuist aangifte gedaan van zijn privé-vermogen waardoor er te weinig belasting is voldaan.
Dit is gelijk te stellen met een geval van opzet. "
Beslissing
- verklaart de beroepen inzake de (navorderings)aanslagen IB/PVV 1990 en 2007 en VB 1991 ongegrond;
- verklaart de beroepen inzake de navorderingsaanslagen IB/PVV 1997 en 1998 gegrond;
- verklaart de beroepen inzake de (navorderings)aanslagen 2002, 2005 en 2006 en VB 1998, 1999 en 2000 gegrond voor zover het de boetes betreft en voor het overige ongegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de navorderingsaanslagen 1997 en 1998;
- verklaart de bezwaren tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 1997 en 1998 niet-ontvankelijk;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2002, 2005 en 2006 en VB 1998, 1999 en 2000 voor zover het de boetes betreft;
- vermindert de boetes tot € 4.644 (IB/PVV 2002), € 2.650 (zowel IB/PVV 2005 als 2006), fl. 2.315 (VB 1998), fl. 2.226 (VB 1999) en fl. 2.199 (VB 2000);
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats komt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.461;
- gelast dat verweerder van de door eiser betaalde griffierechten een bedrag van € 132 vergoedt.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;