In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, heeft de NV Liberty Equine Products een vordering ingesteld tegen de BV Liberty Equine Products wegens onbetaalde facturen. De rechtbank heeft op 7 mei 2014 vonnis gewezen in deze civiele procedure, waarin de NV niet in het bewijs is geslaagd dat er een overeenkomst bestond tussen haar en de BV, op grond waarvan de BV producten van de NV had afgenomen. De NV had de opdracht gekregen om te bewijzen dat er een overeenkomst was, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende waren om dit bewijs te leveren. De NV had één getuige gehoord, terwijl de BV ook getuigen had gehoord die de stellingen van de NV tegenspraken. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor de stelling dat de BV nog een bedrag aan de NV verschuldigd was. De vordering van de NV werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de BV, die op € 5.365,00 werden begroot. In reconventie werden de vorderingen van de BV eveneens afgewezen, en werd de BV veroordeeld in de proceskosten van de NV, begroot op € 2.682,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 7 mei 2014.