In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil over een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2007. Eiseres, een vennootschap, had in de eerste maanden van 2007 activa ter beschikking gesteld aan vennootschappen binnen haar groep, maar had geen aangifte gedaan. De inspecteur van de Belastingdienst legde een navorderingsaanslag op, gebaseerd op een redelijke schatting van de belastbare winst, omdat eiseres de vereiste aangifte niet had gedaan. Eiseres stelde dat zij wel degelijk aangifte had gedaan en dat er geen nieuw feit was dat navordering rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur beschikte over een navordering rechtvaardigend nieuw feit, en dat eiseres niet de vereiste aangifte had gedaan. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur in redelijkheid de belastbare winst had geschat op € 500.000, en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De beschikking heffingsrente werd eveneens ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het doen van een correcte aangifte en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.