In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 mei 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, wonende te Arnhem, en gedaagde, wonende te Huissen. Eiseres vorderde de opheffing van een conservatoir derdenbeslag dat door gedaagde was gelegd onder de Rabobank. Eiseres heeft met een rapport van een handschriftdeskundige aangetoond dat de handtekening onder een kwitantie van € 60.000,- van gedaagde authentiek is, wat de ondeugdelijkheid van die vordering aantoont. Echter, de ondeugdelijkheid van de restantvordering is nog onvoldoende aangetoond. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het beslag kan worden opgeheven, mits eiseres zekerheid stelt voor het bedrag van € 34.500,-. De vordering in reconventie van gedaagde tot betaling van de restantvordering is afgewezen, omdat het bestaan van die vordering onvoldoende zeker is. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in kort geding procedures en de noodzaak van adequate zekerheidstelling bij opheffing van beslag.