ECLI:NL:RBGEL:2014:3084

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
13 mei 2014
Zaaknummer
241096
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbenoeming in civiele procedure met betrekking tot herinvesteringsreserve

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 23 april 2014 een vonnis gewezen in de zaak tussen [eiser] en de besloten vennootschap [gedaagde]. De rechtbank heeft in dit vonnis een deskundige benoemd om onderzoek te verrichten naar de vraag of het financieel voordelig zou zijn geweest voor [eiser] om zijn onderneming op 31 maart 2010 ruisend in te brengen in een besloten vennootschap, in plaats van de bestaande situatie van een eenmanszaak. Dit onderzoek is van belang in het kader van de vrijvallende herinvesteringsreserve.

De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 19 februari 2014 partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de benoeming van een deskundige. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van een voorgestelde deskundige vanwege vermeende partijdigheid. De rechtbank heeft daarop besloten om deze deskundige niet te benoemen en heeft in plaats daarvan een andere deskundige aangewezen, die bereid is om het onderzoek uit te voeren.

De rechtbank heeft de partijen erop gewezen dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Tevens is bepaald dat [eiser] een voorschot van € 5.000,- moet betalen voor de kosten van de deskundige. De rechtbank heeft verder aangegeven dat de deskundige binnen twee weken na ontvangst van het voorschot een afspraak moet maken voor het onderzoek en dat de resultaten van het onderzoek in een rapport moeten worden vastgelegd.

De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht en zal na ontvangst van dit rapport verdere beslissingen nemen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.R. Veerman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats [vestigingsplaats]
zaaknummer / rolnummer: C/05/241096 / HA ZA 13-195
Vonnis van 23 april 2014
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
advocaat mr. J.J.H. van der Meijden te Culemborg
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
advocaat mr. J.J. Vetter te Amsterdam
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 februari 2014
  • de gelijktijdig genomen aktes van [eiser] en [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 19 februari 2014 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de wenselijkheid van de benoeming tot deskundige van [naam], hoofd techniek fiscaal bij [bedrijf]te [vestigingsplaats]. Partijen hebben vervolgens aktes genomen.
2.2.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van [naam] omdat deze wegens de omstandigheden genoemd in rechtsoverweging 2.4 van het tussenvonnis volgens hem de schijn van partijdigheid tegen zich heeft. De rechtbank zal om deze reden ervan afzien [naam] tot deskundige te benoemen.
2.3.
[eiser] heeft drie kandidaten voor benoeming als deskundige voorgesteld:[naam], [naam] en[naam]. [gedaagde] heeft bij akte geen bezwaar gemaakt tegen benoeming van een van deze kandidaten, hoewel zij daartoe in de gelegenheid was (zie het tussenvonnis van 19 februari 2014, rechtsoverweging 2.5).
2.4.
De rechtbank heeft de drie deskundigen benaderd. Deze waren niet of niet zonder meer bereid of in staat als deskundige op te treden. De rechtbank heeft daarom een door[naam] aangedragen kandidaat benaderd en wel [naam], verbonden aan het [bedrijf]. Deze heeft te kennen gegeven dat hij bereid en in staat is als deskundige op te treden en dat hij vrijstaat ten opzichte van de partijen en hun advocaten. De rechtbank zal [naam] tot deskundige benoemen.
2.5.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis als voorlopig oordeel gegeven dat de deskundige dient te worden gevraagd: zou het in verband met de vrijvallende herinvesteringsreserve per saldo financieel voordeel hebben opgeleverd voor [eiser] als hij zijn onderneming zou hebben ingebracht in een bv ten opzichte van de bestaande situatie van een eenmanszaak, zo ja hoe groot is dat voordeel en hoe is het opgebouwd?
2.6.
Volgens [gedaagde] is deze vraagstelling te summier. Zij betoogt dat met deze vraagstelling een deel van de naar voren gebrachte problematiek en een deel van de verweren niet wordt ondervangen.
2.7.
[eiser] heeft van zijn kant een ‘allesomvattende vraagstelling’ geformuleerd en daarnaast meer gedetailleerde vragen voorgesteld die zijn toegespitst op de verweren van [gedaagde].
2.8.
De rechtbank zal de vragen die door de partijen worden voorgesteld niet overnemen om de volgende reden. De in het tussenvonnis opgenomen vraag is gebaseerd op de vordering van [eiser] voor zover die nog voorligt, meer in het bijzonder op het tweede verwijt zoals bedoeld in het tussenvonnis van 21 augustus 2013 (rechtsoverweging 4.6). Dat verwijt houdt in dat [gedaagde] [eiser] een aantal voor hem fiscaal vriendelijker oplossingen had moeten voorstellen, waarbij [eiser] uitsluitend de mogelijkheid van een inbreng van de onderneming in een besloten vennootschap heeft genoemd of uitgewerkt. Het is aan de deskundige zich een zelfstandig oordeel te vormen over dat verwijt en daarover op grond van zijn eigen inzichten te rapporteren. Het is de verantwoordelijkheid van de partijen de deskundige tijdens zijn onderzoek en in reactie op een door hem aan te leveren concept te wijzen op aspecten van het geschil en hun standpunten daarover, voor zover deze passen binnen deze vraagstelling. Wel zal de aangekondigde vraag nader worden toegespitst op de stellingen van [eiser], meer in het bijzonder de stelling dat voordeel zou zijn verkregen door ruisende inbreng per 31 maart 2010.
2.9.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.10.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.11.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij wijst partijen op het arrest van 22 januari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK1639), waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de beslissing over de partij die het voorschot moet betalen, moet worden aangemerkt als een beslissing in het kader van de voortgang en de instructie van de zaak waartegen geen appel mogelijk is.
2.12.
Zoals reeds overwogen in het tussenvonnis van 4 december 2013 (rechtsoverweging 2.5) dient het voorschot op de kosten van de deskundige te worden gestort door [eiser] als eisende partij (artikel 195 Rv). Het voorschot is in overleg met de deskundige vastgesteld op € 5.000,-.
2.13.
Alle beslissingen worden aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Zou het in verband met de vrijvallende herinvesteringsreserve per saldo financieel voordeel hebben opgeleverd voor [eiser] als hij zijn onderneming op 31 maart 2010 ruisend zou hebben ingebracht in een bv, ten opzichte van de bestaande situatie van een eenmanszaak?
Zo ja: hoe groot is dat voordeel en hoe is het opgebouwd?
3.2.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
[naam]
[adres]
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
3.4.
bepaalt dat [eiser] binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats [vestigingsplaats], civiele roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM [vestigingsplaats] zal doen toekomen,
3.5.
bepaalt dat [eiser] binnen twee weken na datum van dit vonnis als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 5.000,- ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door dit bedrag over te maken op rekening nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf] [vestigingsplaats] onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen,
3.6.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.8.
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
3.9.
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. J.R. Veerman,
3.10.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.11.
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 4 juni 2014, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
3.12.
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser] of voor bepaling datum vonnis,
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2014.
coll.: CLB