2.7.Onder punt 1 van zijn rapport heeft de deskundige, als antwoord op vraag 2.5.1, het zaaiproces van de verschillende trays en de zaaibakken beschreven. De deskundige heeft daarbij op de volgende zaken de aandacht gevestigd:
a.“De diameter van de ponsgaten is bij beide trays even groot, zo’n 1,5 cm. Alleen onderin versmallen de ponsgaten van de 288 tray zich wat meer. Als de 128 gaats tray inderdaad te diep zou zijn gezaaid ligt het zaadje in een gat wat 1.5 cm in doorsnee is. Vervolgens is er bij beide trays dezelfde hoeveelheid vermiculite opgebracht. M.a.w. de afdeklaag was bij beide trays even dik. Men kan zich dus afvragen of het zaad in de 128 tray wel zo diep begraven lag. Het lag wel dieper, maar was de afdeklaag werkelijk 1-1.5 cm dik?”
Naar aanleiding van een opmerking daarover door[eiseres] in haar brief aan de deskundige van 5 november 2013 (reactie op het concept-rapport) heeft de deskundige daaraan in zijn definitieve rapport nog toegevoegd:
“Op de foto op pag. 10 van het[bedrijf] rapport lijkt er zich geen vermiculite afdeklaag van 1-1.5 cm dik op de tempex tray te bevinden. De foto op pagina 9 waar men met een blauw stokje de diepte van de zaden meet is zo onduidelijk dat ik geen waarde hecht aan de bewering dat dit het bewijs zou zijn van te diep zaaien. Ten eerste is het zaad op deze foto niet te zien, ten tweede heeft men er geen meetlatje met mm verdeling bij gehouden”.
b.“Door water te geven kan het ponsgaatje vol gelopen zijn met zaaigrond en dat zal tot op zekere hoogte ook wel het geval geweest zijn. Maar daarop kan men weer zeggen dat dit door de fijne neveldoppen, waarmee de tray aan het eind van de zaailijn bevochtigd is, nauwelijks het geval geweest is”.
Naar aanleiding van een opmerking daarover door[eiseres] in haar hiervoor genoemde brief aan de deskundige van 5 november 2013 heeft de deskundige daaraan in zijn definitieve rapport nog toegevoegd:
“Ik heb deze neveldoppen niet in werking gezien, maar kan me niet voorstellen dat een gerenommeerd merk als [naam] daar grove neveldoppen op zou monteren, vooral omdat het overgrote deel van de bloemzaden kleiner zijn dan die van Helleborus”.
c.“Dhr.[eiseres]heeft gezegd dat hij in de vervolgbehandeling de trays niet daadwerkelijk verder bevochtigd heeft. Wel heeft hij te kennen gegeven dat hij de trays in de voorbehandelingperiode in een door en door vochtige ruimte heeft bewaard, waardoor de trays niet uit konden drogen. Eén grote vraag rijst op. Als de zaden te diep in de TRAYS gezaaid waren, kan men twijfels hebben of ze ook onder zo’n dikke AFDEKLAAG gelegen hebben. Op de foto’s van[bedrijf] kan men dit niet duidelijk zien”.
Naar aanleiding van een opmerking daarover door[eiseres] in haar hiervoor genoemde brief aan de deskundige van 5 november 2013 heeft de deskundige daaraan in zijn definitieve rapport nog toegevoegd:
“De mogelijkheid bestaat nog dat het ponsgaatje tijdens het transport ingekalfd is, dus dat de randen van het ponsgaatje instorten. Dat gebeurt vooral als de zaaigrond nog droog is. Deze is echter voor het transport door neveldoppen bevochtigd. Ook heb ik gezien dat de noppen op de dribbelplaat wat taps toelopen, wat het inkalven zou moeten tegengaan. Niettemin bestaat de kans dat de ponsgaten wat ingekalfd zijn tijdens het transport”.
d.“Een verschil is zeker dat de ene tray van tempex was en de ander van plastic. De tempex tray (128 gaats) heeft een grotere plug dan de 288 tray van plastic. Zowel het materiaal van de tray, als de grote van de cup zijn van invloed op de waterhuishouding van de zaaigrond”.