ECLI:NL:RBGEL:2014:2831
Rechtbank Gelderland
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Toetskansen in de Beroepsopleiding Advocatuur en de toepassing van de Stageverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 17 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het Curatorium Beroepsopleiding Advocatuur. De verzoeker, die als advocaat-stagiair was beëdigd, had verzocht om een vierde toetskans na het niet behalen van eerdere toetsen. De Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten had zijn verzoek om een vierde toetskans afgewezen, wat leidde tot administratief beroep door de verzoeker. Het bestreden besluit van 27 november 2013 verklaarde het beroep ongegrond, waarna de verzoeker de voorzieningenrechter vroeg om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 15 april 2014 is de verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door gemachtigden. De voorzieningenrechter concludeerde na de zitting dat nader onderzoek niet nodig was en deed uitspraak op basis van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter overwoog dat de verzoeker niet kon aantonen dat de examencommissie hem onterecht had behandeld, en dat de Stageverordening, die de toetskansen regelt, een algemeen verbindend voorschrift is. De verzoeker had al gebruik gemaakt van drie toetskansen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen ruimte was voor een extra kans.
De voorzieningenrechter verwierp ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat de omstandigheden van de verzoeker niet vergelijkbaar waren met die van andere stagiaires. De verzoeker had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een herbeoordeling rechtvaardigden. Uiteindelijk verklaarde de voorzieningenrechter het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.