In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over de toepassing van de nihilbijtelling voor een gemodificeerde auto. Eiseres, [X] B.V., had bezwaar gemaakt tegen een bedrag van € 305 aan loonheffingen dat zij voor de maand september 2013 had afgedragen. De auto, een elektrisch aangedreven model [G], had na modificatie een CO2-uitstoot van 47 gr/km, wat volgens eiseres leidde tot een bijtelling van 0%. De inspecteur was van mening dat de bijtelling 14% moest zijn, gebaseerd op de CO2-uitstoot op de datum van eerste tenaamstelling, die 53 gr/km was. Eiseres stelde dat de gewijzigde CO2-uitstoot na modificatie bepalend moest zijn voor de bijtelling.
De rechtbank oordeelde dat de wet niet voorschrijft dat voor het bepalen van de CO2-uitstoot moet worden uitgegaan van de datum van de eerste tenaamstelling. De rechtbank concludeerde dat de modificatie van de auto, die had geleid tot een lagere CO2-uitstoot, gelijkgesteld moest worden aan het gebruik van een schonere auto. De rechtbank vond dat de wetgeving juist gediend is door uit te gaan van de actuele gegevens in het kentekenregister van de RDW. Hierdoor werd het beroep van eiseres gegrond verklaard, en de rechtbank besloot dat de op aangifte af te dragen loonheffingen voor de maand september 2013 verlaagd moesten worden tot € 31.834. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 974, en moest het door eiseres betaalde griffierecht van € 318 vergoed worden.