Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.Het procesverloop
2.Het geschil
3.De beoordeling
4.De beslissing
€ 188,59 aan explootkosten, inclusief de eventueel verschuldigde btw,
€ 448,00 aan griffierecht,
€ 175,00 aan salaris gemachtigde;
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vorderde de eiser, een stichting, ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde, die onder bewind was gesteld. De eiser stelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de huurbetalingen, wat leidde tot een huurschuld van € 2.904,21. De eiser vorderde ook ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand. De gedaagde was niet verschenen, en de bewindvoerder was formeel gedagvaard, maar verscheen ook niet. De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet bekend was met het bewind ten tijde van de dagvaarding, en dat de bewindvoerder als formele procespartij moest worden opgeroepen. De kantonrechter concludeerde dat de eiser in beginsel niet-ontvankelijk moest worden verklaard, maar gaf de eiser de kans om de bewindvoerder alsnog op te roepen. Na de oproeping werd de bewindvoerder als formele procespartij erkend. De kantonrechter ontbond de huurovereenkomst en bepaalde dat de ontruiming binnen drie weken na betekening van het vonnis moest plaatsvinden. De bewindvoerder werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 16 april 2014.