ECLI:NL:RBGEL:2014:253

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
20 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_3029
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de berekening van het dagloon in het kader van de Werkloosheidswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde W.F.K. ter Hennepe, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat de aanvraag om een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) had toegewezen, maar het dagloon had vastgesteld op € 162,36. Eiser betwistte de berekening van het dagloon, omdat verweerder geen rekening had gehouden met een eindejaarsuitkering die hij in januari 2012 had ontvangen. Eiser stelde dat deze uitkering, hoewel in januari uitbetaald, betrekking had op het voorgaande kalenderjaar en dus in de berekening van het dagloon meegenomen moest worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkgever de eindejaarsuitkering in de aangifte van december had opgenomen, waardoor deze volgens de geldende regelgeving als genoten in dat tijdvak moest worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de loon in- en oversystematiek naast elkaar konden worden toegepast en dat de werkgever zich aan de regels had gehouden. De rechtbank concludeerde dat de berekening van het dagloon door verweerder correct was en dat er geen aanleiding was om het beroep van eiser gegrond te verklaren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de regels omtrent de berekening van het dagloon en de interpretatie van de loonadministratie door werkgevers, waarbij de rechtbank de geldigheid van de toegepaste loon in- en oversystematiek bevestigde. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Team bestuursrecht
zaaknummer: ARN AWB 13/3029

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen
[eiser], eiser
(gemachtigde: W.F.K. ter Hennepe),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: A.A. Verbeek).

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) met ingang van 1 januari 2013 toegewezen en daarbij onder meer het dagloon bepaald op € 162,36.
Bij besluit van 22 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan overgelegd aan de rechtbank en de wederpartij.

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1
Eiser was tot 1 januari 2013 in dienst bij [werkgever] (hierna: de werkgever). Eiser ontving van zijn werkgever jaarlijks in de maand januari een winstafhankelijke eindejaarsuitkering over het voorafgaande kalenderjaar. De werkgever betaalde die uitkering uit als loon van de maand december van het voorafgaande jaar en deed dienovereenkomstig aangifte. Op 17 januari 2012 heeft eiser een eindejaarsuitkering voor het jaar 2011 van € 3.130,23 bruto en € 2.095,98 netto ontvangen. Zijn dienstverband bij [werkgever] is beëindigd per 1 januari 2013. Eiser heeft over het jaar 2012 van de werkgever geen eindejaarsuitkering ontvangen.
1.2
Verweerder heeft het dagloon als volgt berekend:
(€ 43.828,62 -/- € 5.018,24) + € 3.183,96= € 160,90
261
Daarbij staat het bedrag van € 43.828,62 voor het loon dat de eiser in het refertejaar (2012) heeft genoten, het bedrag van € 5.018,24 voor de bedragen die eiser in het refertejaar als vakantiebijslag heeft genoten en € 3.183,96 voor het bedrag dat eiser in het refertejaar heeft opgebouwd als vakantiebijslag. Het bedrag van € 160,91 is door verweerder geïndexeerd met 0,0091 % tot € 162,36. In het bedrag van € 43.828,62 is de eindejaarsuitkering die eiser in januari 2012 feitelijk betaald heeft gekregen niet begrepen.
2.
In geschil is of verweerder bij de berekening van het dagloon terecht geen rekening heeft gehouden met de eindejaarsuitkering die hij in januari 2012 feitelijk heeft ontvangen.
3
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van de polisadministratie. Volgens eiser vloeit uit de Nota van Toelichting bij het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (Stb 2005/546, blz. 16) voort dat het loon in beginsel wordt geacht te zijn genoten in het tijdvak waaraan het volgens de werkgever moet worden toegekend, maar geldt dat op grond van artikel 3 van de Beleidsregels UWV gebruik polisgegevens van 9 juni 2009, Stcrt. 2009, 11028 (hierna: de Beleidsregels UWV gebruik polisgegevens) niet als de loongegevens niet volledig bruikbaar zijn. Volgens eiser is dat het geval. Volgens eiser heeft hij de eindejaarsuitkering, berekend over 2011 en door de werkgever opgegeven in december 2011, genoten in 2012, omdat die in januari 2012 feitelijk is uitbetaald. Eiser wijst er in dit verband op dat de uitkering in 2011 niet vorderbaar of inbaar was. Volgens eiser heeft de werkgever de loon in- en loon over-systematiek naast elkaar toegepast en is dat niet toegestaan. Eiser pleit voor vernietiging van de beslissing op bezwaar en vaststelling van het dagloon op € 174,46. Verweerder heeft zich daartegenover op het standpunt gesteld dat zich niet een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3 van de Beleidsregels UWV gebruik polisgegevens. Verweerder pleit voor ondergrondverklaring van het beroep.
4.1
Ingevolge artikel 45, eerste lid, van de WW, voor zover hier van belang, wordt voor de berekening van een werkloosheidsuitkering als dagloon beschouwd 1/261 deel van het loon dat de werknemer in de periode van één jaar, die eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaand aan het aangiftetijdvak waarin het arbeidsurenverlies is ingetreden, verdiende. Ter uitvoering van onder meer artikel 45, tweede lid, van de WW is ten aanzien van de vaststelling van het dagloon het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen vastgesteld. In artikel 2, eerste lid, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen is bepaald dat voor de toepassing van dat besluit de werknemer wordt geacht zijn loon te hebben genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan.
4.2
In § 2 van de Nota van toelichting bij het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen is het volgende opgemerkt:
“(...) Toerekening van loon aan de aangiftetijdvakken
Het loon wordt geacht te zijn genoten in het tijdvak waaraan het –
volgens opgave van de werkgever – moet worden toegerekend. De keuze om bij de dagloonvaststelling uit te gaan van het genoten loon voorkomt dat bij de dagloonberekening uitgevraagd en geverifieerd moet worden op welke tijdvakken dit loon betrekking heeft. Het dagloon kan aldus immers worden berekend aan de hand van bij het UWV al beschikbare loongegevens.”
4.3
In artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregels UWV gebruik polisgegevens is bepaald dat als UWV vaststelt dat de gegevens in de polisadministratie niet kunnen worden gebruikt, UWV gegevens uit een andere bron gebruikt. In de toelichting bij die bepaling is onder meer het volgende opgenomen:
“Als UWV heeft vastgesteld dat een gegeven in de polisadministratie niet kan worden gebruikt, zal UWV niet van dat gegeven in de polisadministratie uitgaan. Hierbij kunnen de volgende situaties worden onderscheiden:
a. UWV heeft het gegronde vermoeden dat een gegeven onjuist is;
b. de werknemer toont aan dat een gegeven onjuist is;
(...)”
4.4
Niet in geschil is dat voor de berekening van het dagloon het kalenderjaar 2012 als periode bedoeld in artikel 45, eerste lid, WW in aanmerking moet worden genomen. Vast staat dat de werkgever jaarlijks aan eiser een eindejaarsuitkering uitbetaalde in de maand januari van het jaar volgend op dat waarop de uitkering betrekking had, maar de eindejaarsuitkering aangaf in de aangifte van december van het betrokken jaar. Die handelwijze heeft de werkgever ook met betrekking tot de eindejaaruitkering 2011 gevolgd. Artikel 2, eerste lid, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen brengt dan mee dat die uitkering moet worden geacht te zijn genoten in december 2011. Dat de eindejaarsuitkering, hoewel betaald in de maand januari van het volgende jaar, betrokken werd in de aangifte van de daaraan voorafgaande maand, betekent dat de werkgever in zoverre de loon over-systematiek hanteerde. In hun brief van 30 november 2010 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Kamerstukken II 2010/11, 26 448 en 31 066, nr. 97, schrijven de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën daarover onder meer het volgende:
“In de huidige loonadministratiepraktijk is het werkgevers tijdelijk toegestaan om de loon in- of de loon over-systematiek te hanteren. Bij loon in rekenen werkgevers loon toe aan het tijdvak waarin het loon aan de werknemer is betaald. Bij loon over rekenen werkgevers loonbestanddelen ook toe aan reeds verstreken loontijdvakken wat ertoe leidt dat loongegevens in de polisadministratie met terugwerkende kracht kunnen wijzigen.
(…)
De huidige wijze van dagloonvaststelling door UWV blijft ongewijzigd. Dit betekent dat, overeenkomstig de praktijk zoals die gangbaar was vóór het gebruik van de polisadministratie, correcties van loongegevens na het vaststellen van daglonen er niet toe leiden dat UWV daglonen hernieuwd vaststelt. Wel is het zo dat UWV het dagloon aanpast als een uitkeringsgerechtigde aannemelijk maakt dat sprake is van onjuiste gegevens.
(…)
Terugwerkende kracht correcties als gevolg van de loon over systematiek blijken voor UWV bij het vaststellen van daglonen en voor burgers bij het controleren van de loongegevens hanteerbaar te zijn. Wij hebben daarom besloten om niet langer te koersen op het invoeren van de eenduidige loonaangifte en de loon in en de loon over praktijk naast elkaar toe te staan. Wij gaan de betreffende wet- en regelgeving hiermee in overeenstemming brengen.”
Uit deze brief blijkt dat de loon over-systematiek al voor 30 november 2010 was toegestaan en dat die goedkeuring vanaf die datum is gecontinueerd. Van een situatie waarin de gegevens niet kunnen worden gebruikt zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregels UWV gebruik polisgegevens, is dus geen sprake. Anders dan eiser stelt, blijkt uit de hiervoor geciteerde brief van 30 november 2010 niet dat het werkgever niet zou zijn toegestaan om de loon in- en loon over-systematiek naast elkaar toe te passen.
5.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, voorzitter, en mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg en mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, leden, in aanwezigheid van mr. B. de Vries, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op .
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.