ECLI:NL:RBGEL:2014:2375

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
8 april 2014
Zaaknummer
C/05/259043 / KZ ZA 14-38
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning door bewindvoerster na exploitatie van hennepkwekerij

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 4 april 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting De Goede Woning en [gedaagde], die onder bewind is gesteld. De eiseres vorderde ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege de exploitatie van een hennepkwekerij. De huurovereenkomst, die op 27 oktober 2010 was gesloten, bevatte bepalingen die het kweken van hennep verbieden. De politie had op 20 januari 2014 een hennepkwekerij met 157 planten aangetroffen in de woning van [gedaagde]. De voorzieningenrechter oordeelde dat [gedaagde] in strijd had gehandeld met zijn contractuele verplichtingen en dat de vorderingen van De Goede Woning tegen de bewindvoerster moesten worden ingesteld, niet tegen [gedaagde] zelf. De rechter verklaarde De Goede Woning niet-ontvankelijk in haar vorderingen tegen [gedaagde] en oordeelde dat de bewindvoerster de woning binnen zeven dagen moest ontruimen. De rechter weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat het belang van De Goede Woning bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij het voortzetten van het gebruik van de woning. De bewindvoerster werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/259043 / KZ ZA 14-38
Vonnis in kort geding van 4 april 2014
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING DE GOEDE WONING,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres,
advocaat mr. M.J. Seijbel te Zwolle,
tegen

1.[gedaagde],

wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.P. Adema te Apeldoorn.
2.
[bewindvoerster]in haar hoedanigheid van bewindvoerster van de onder bewind gestelde [gedaagde], gedaagde onder 1,
kantoorhoudende te [plaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna De Goede Woning, [gedaagde] de bewindvoerster genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de op 17 februari 2014 aan [gedaagde] betekende dagvaarding
  • de mondelinge behandeling op 25 februari 2014 waarbij de bewindvoerster niet aanwezig was
  • de heropening van de zaak op 10 maart 2014 om De Goede Woning naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525) in de gelegenheid te stellen om de bewindvoerster op te roepen
  • de op 19 maart 2014 aan de bewindvoerster betekende dagvaarding
  • de mondelinge behandeling op 1 april 2014 waarbij [gedaagde] en mr. Adema niet aanwezig waren.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 27 oktober 2010 hebben partijen een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten (hierna: de huurovereenkomst) op grond waarvan [gedaagde] de woning aan de [adres en plaats] (hierna: de woning) is gaan huren. In de huurovereenkomst zijn de Algemene huurvoorwaarden van De Goede Woning van toepassing verklaard.
In artikel 2 van de huurovereenkomst is het volgende bepaald:
“Het gehuurde is uitsluitend bestemd om voor huurder en voor zover van toepassing de leden van zijn huishouden als woonruimte te dienen.”
In de Algemene huurvoorwaarden is in artikel 7.9 als volgt bepaald:
“Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep (wiet) te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.”
2.2.
[gedaagde] is door de kantonrechter van de rechtbank Zutphen, locatie Apeldoorn, onder bewind gesteld. Bij beschikking van 12 november 2012 heeft de kantonrechter bewindvoerster als zodanig benoemd.
2.3.
Op 20 januari 2014 heeft de politie een hennepkwekerij met 157 hennepplanten aangetroffen in één van de kamers van de woning van [gedaagde]. In het proces-verbaal dat de politie op 21 januari 2014 van het verhoor van [gedaagde] heeft opgemaakt zijn over de hennepkwekerij onder meer de volgende verklaringen van [gedaagde] opgenomen:
“(…)
Ik ben 25 jaar niet in Turkije geweest. Ik probeerde op deze manier een beetje geld te verdienen om illegaal naar Turkije te kunnen gaan. Ik heb geen Paspoort vandaar dat ik niet legaal naar Turkije kan. En ik wil graag weer(… eens, vzr)
op bezoek bij familie, maar dit kost een hoop geld.
(…)
Ik ben zes a zeven weken geleden begonnen(met de hennepkwekerij, vzr)
(…)
Ik heb het aan mensen gevraagd hoe ik het moest maken. Ik heb het zelf gemaakt.
(…)
Ik weet dat je geen hennep mag kweken in Nederland. Ik heb er ook spijt van. Ik schaam me ook omdat ik dit gedaan heb.
(…)”
(op de vraag of er nog andere mensen in de kwekerij zijn geweest, vzr:)
Nee. Ja eigenlijk wel, er is een man in mijn woning geweest die de elektra aan heeft gesloten. Ik heb daar geen verstand van. Ik weet ook dat hij de elektra illegaal heeft afgetapt. Dat hoor ik gisteren pas van de politie. (…). Ik was hier niet van op de hoogte. Dit is zo aangesloten door de elektricien.
(…)”
2.4.
Bij brief van 21 januari 2014 heeft mevrouw [consulent], consulent Wijk & Ontwikkeling bij De Goede Woning aan [gedaagde] onder meer medegedeeld dat de exploitatie van een hennepkwekerij in strijd is met de algemene huurvoorwaarden en dat De Goede Woning een kort geding tot ontruiming van de woning zal opstarten. [consulent] heeft [gedaagde] erop gewezen dat hij een juridische procedure kan voorkomen door zelf de huur van de woning op te zeggen.
2.5.
Bij brief van 29 januari 2014 heeft mr. Adema aan De Goede Woning bericht dat [gedaagde] niet zal meewerken aan vrijwillige opzegging van de huur, dat [gedaagde] niet ontkent dat hij een hennepkwekerij in zijn woning had maar dat hij zich op bijzondere omstandigheden beroept die maken dat van beëindiging van de huurrelatie met De Goede Woning geen sprake kan zijn. Mr. Adema heeft daarbij gewezen op de leeftijd en de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [gedaagde] en het feit dat [gedaagde] maar één ruimte in zijn woning met hennepplanten had.

3.Het geschil

3.1.
De Goede Woning vordert – door middel van de aan [gedaagde] betekende dagvaarding – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] te veroordelen de woning met toebehoren gelegen aan de [adres en plaats] met al het zijne en de zijnen en met alle goederen te ontruimen, te verlaten en ontruimd te laten en schoon en zonder schade alsmede onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van De Goede Woning te stellen, zulks binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen zodanige termijn als de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren, met machtiging van De Goede Woning om bij gebreke daarvan de met de gedwongen ontruiming gemoeide kosten op [gedaagde] te verhalen;
b. [gedaagde] te veroordelen om aan De Goede Woning te betalen de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten, daaronder begrepen een post voor nasalaris.
De Goede Woning vordert bovendien naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014 – door middel van de aan de bewindvoerster betekende dagvaarding – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [bewindvoerster] in haar hoedanigheid van bewindvoerster van [gedaagde] te veroordelen de woning met toebehoren gelegen aan de [adres en plaats] met [gedaagde] en al het zijne en de zijnen en met alle goederen te ontruimen, te verlaten en ontruimd te laten en schoon en zonder schade alsmede onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van De Goede Woning te stellen, zulks binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen zodanige termijn als de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren, met machtiging van De Goede Woning om bij gebreke daarvan de met de gedwongen ontruiming gemoeide kosten op [bewindvoerster] in haar hoedanigheid van bewindvoerster van [gedaagde] te verhalen;
2. [bewindvoerster] in haar hoedanigheid van bewindvoerster van [gedaagde] te veroordelen, om voor zover nodig, de onder 1. vermelde ontruiming van de woning met toebehoren geleden aan de [adres en plaats], te gehengen en te gedogen;
3. [bewindvoerster] in haar hoedanigheid van bewindvoerster van [gedaagde] te veroordelen om aan De Goede Woning te betalen de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten, daaronder begrepen een post voor nasalaris.
3.2.
De Goede Woning legt samengevat aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de op hem rustende contractuele verplichtingen door in het gehuurde een professionele hennepkwekerij te exploiteren. Hij heeft door de hennepkwekerij – en het illegaal aftappen van elektriciteit ten behoeve van de hennepplanten – omwonenden blootgesteld aan brandgevaar en risico’s als wateroverlast en stank. De Goede Woning stelt dat [gedaagde] al eens eerder is veroordeeld in verband met een hennepkwekerij in zijn woning. Daaruit is af te leiden dat [gedaagde] wist dat het kweken van hennep verboden is en dat het risico bestaat dat [gedaagde] opnieuw een hennepkwekerij begint. De Goede Woning stelt het spoedeisend belang in ontruimingszaken in verband met hennepkwekerijen een gegeven is, mede gelet op de signaalfunctie die van de ontruiming uit dient te gaan.
3.3.
[gedaagde] voert ten verwere aan dat de vorderingen die tegen hem gericht zijn, voor zover het kosten betreft, niet toewijsbaar zijn omdat die tegen de bewindvoerster moeten worden ingesteld. Daarnaast voert [gedaagde] aan hetgeen mr. Adema heeft gesteld in zijn brief van 29 januari 2014. Ter onderbouwing van zijn persoonlijke omstandigheden heeft hij een brief overgelegd van zijn huisarts uit 2010, een ongedateerde verklaring van een psychiater, een brief van een psychiater uit 2011 en een brief van een arts en een psycholoog. [gedaagde] betwist dat hij ooit is veroordeeld voor het hebben van een hennepkwekerij. Hij stelt dat hij niet nogmaals hennep zal gaan kweken omdat hij dat niet wil en ook niet kan. [gedaagde] betwist dan ook dat De Goede Woning een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. Als [gedaagde] de woning toch zal moeten ontruimen, verzoekt hij een langere termijn voor die ontruiming, zodat hij kan zoeken naar alternatieve woonruimte.
De bewindvoerster heeft in aanvulling op hetgeen [gedaagde] heeft gesteld geen apart inhoudelijk verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld moet worden dat in geval van beschermingsbewind in de zin van artikel 1:435 BW, gelet op eerder genoemd arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014, een vordering van een verhuurder tot ontruiming van het gehuurde door de onder bewind gestelde huurder dient te worden ingesteld tegen de bewindvoerder en niet tegen de onder bewind gestelde. Tijdens het bewind komen het beheer en de beschikking over de onder bewind staande goederen in beginsel immers niet toe aan de rechthebbende, maar aan de bewindvoerder. De bewindvoerder vertegenwoordigt de rechthebbende tijdens het bewind bij de vervulling van zijn taak in en buiten rechte. Daaruit vloeit voort dat de bewindvoerder in een ontruimingsprocedure optreedt als formele procespartij ten behoeve van de rechthebbende (de onder bewind gestelde huurder). In de onderhavige zaak heeft derhalve niet [gedaagde] maar de bewindvoerster als formele procespartij te gelden. Dat brengt met zich dat De Goede Woning niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vorderingen voor zover die zich richten tegen [gedaagde].
4.2.
De vorderingen jegens de bewindvoerster worden inhoudelijk als volgt beoordeeld.
Van belang is allereerst dat de gevorderde ontruiming, in afwachting van de uitkomst van de nog aanhangig te maken bodemprocedure met betrekking tot ontbinding van de huurovereenkomst, bij toewijzing zeer ingrijpende en vrijwel niet terug te draaien gevolgen zal hebben voor [gedaagde]. Om tot toewijzing van de onderhavige vordering te kunnen komen, dient er dan ook een grote mate van zekerheid te bestaan dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden en ontruiming zal bevelen.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] in zijn woning een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. Daarnaast is de stelling van De Goede Woning, dat sprake is geweest van ernstige gevaarzetting door [gedaagde] vanwege brandgevaar en gevaar voor elektrocutie door het illegaal aftappen van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij, niet betwist.
Daardoor hebben buren van [gedaagde] gedurende de aanwezigheid van de hennepkwekerij ongewild een zeer aannemelijk risico gelopen. Dat [gedaagde] maar één ruimte van zijn woning hennepplanten had staan, maakt dat niet anders. Het aantal hennepplanten dat in die ene ruimte stond (ruim 150) was immers dusdanig groot dat duidelijk is dat het om een professionele hennepkwekerij ging. Dat [gedaagde] geld nodig had om naar Turkije te kunnen gaan en nu spijt heeft van zijn handelen, maakt dat ook niet anders. Daarbij doet de omstandigheid dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij door iemand anders is afgetapt en geïnstalleerd, niet af aan de eigen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van [gedaagde] als huurder voor hetgeen zich in de woning bevindt en voordoet. De voorzieningenrechter constateert dan ook dat [gedaagde] in hoge mate tekort is geschoten in de nakoming van zijn voortdurende verplichtingen, zoals die voor hem uit de huurovereenkomst met De Goede Woning voortvloeien.
4.4.
Het beroep op bijzondere persoonlijke omstandigheden van [gedaagde], kan hem niet baten. De Goede Woning heeft betwist dat sprake is van bijzondere omstandigheden, waarna die omstandigheden niet (voldoende) zijn onderbouwd. De door [gedaagde] overgelegde medische stukken dateren van 2010 en 2011. Dat [gedaagde] nog steeds lichamelijke en geestelijke problemen heeft, is onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.5.
Een afweging van de wederzijdse belangen van partijen valt niet uit in het voordeel van [gedaagde]. [gedaagde] heeft als huurder weliswaar een zwaarwegend belang bij de woning, maar dat dient te worden afgewogen tegen het belang van De Goede Woning bij ontruiming. De Goede Woning heeft tegenover de omwonende huurders de plicht om voor een zo veilig mogelijke woonomgeving te zorgen en overlast te voorkomen. Bovendien kan van De Goede Woning alleen al in het licht van het door haar gevoerde en duidelijk uitgedragen beleid in redelijkheid niet worden gevergd dat zij gedragingen als die van [gedaagde] door de vingers ziet. Terecht beroept De Goede Woning zich op het belang van de signaalwerking dat zij hennepkwekerijen in gehuurde woningen niet tolereert. Daarnaast heeft De Goede Woning terecht aangevoerd dat het risico bestaat dat [gedaagde] opnieuw een hennepkwekerij begint. Hij heeft immers nog steeds financiële problemen en de wens om naar Turkije te gaan, zo heeft hij ter zitting verklaard.
4.6.
Het belang van De Goede Woning bij een onmiddellijke voorziening bij voorraad weegt gelet op het voorgaande zwaarder dan het belang van [gedaagde] bij een voortgezet gebruik van de woning. Voorshands is genoegzaam aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de aard en de ernst van de tekortkomingen aan de zijde van [gedaagde] een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. Dit brengt met zich dat voldoende aannemelijk is dat sprake is van omstandigheden die, vooruitlopend op een bodemprocedure, de gevraagde ontruiming kunnen dragen. Voor het bepalen van een langere ontruimingstermijn wordt geen aanleiding gezien. [gedaagde] heeft willens en wetens in strijd met de huurovereenkomst een hennepkwekerij in de woning geëxploiteerd. Hij wist of had kunnen weten dat hij de kans liep dat hij in verband daarmee zijn woning op korte termijn zou moeten ontruimen. Deze consequentie komt dan ook voor zijn rekening en risico. Het in 4.1 overwogene brengt met zich dat de vordering om de bewindvoerster te veroordelen de woning te ontruimen zal worden toegewezen. Gelet op deze toewijzing valt niet in te zien welk belang De Goede Woning heeft bij toewijzing van haar vordering de bewindvoerster te veroordelen om de ontruiming van de woning te gehengen en te gedogen. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
4.7.
De bewindvoerster zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Goede Woning worden begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.517,80

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart De Goede Woning niet-ontvankelijk in haar tegen [gedaagde] gerichte vorderingen;
5.2.
veroordeelt [bewindvoerster] in haar hoedanigheid als bewindvoerster van [gedaagde] om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres en plaats] met [gedaagde] en het zijne en de zijnen te ontruimen, te verlaten en ontruimd te laten en schoon en zonder schade onder afgifte van alle sleutels ter vrije beschikking van De Goede Woning te stellen, met machtiging van De Goede Woning om bij gebreke daarvan de met de gedwongen ontruiming gemoeide kosten op [bewindvoerster] in haar hoedanigheid als bewindvoerster van [gedaagde] te verhalen;
5.3.
veroordeelt [bewindvoerster] in haar hoedanigheid als bewindvoerster van [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van De Goede Woning tot op heden begroot op € 1.517,80;
5.4.
veroordeelt [bewindvoerster] in haar hoedanigheid als bewindvoerster van [gedaagde] in de nakosten aan de zijde van De Goede Woning, begroot op een bedrag van € 131,00 dan wel, indien betekening van dit vonnis plaatsvindt, een bedrag van € 199,00;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2014.
jo/vr