ECLI:NL:RBGEL:2014:2249

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
C/06/134754/ HA ZA 12-466
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na diefstal van vrachtauto en daaropvolgende brand

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam beheer A BV] schadevergoeding van de verzekeraars Achmea Schadeverzekeringen N.V., Aegon Schadeverzekeringen N.V. en N.V. Schadeverzekering-Maatschappij Bovemij, na de diefstal van een vrachtauto en de daaropvolgende brand. De rechtbank Gelderland oordeelde dat de verzekeraars onvoldoende bewijs hadden geleverd dat de diefstal niet had plaatsgevonden. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 26 augustus 2011 arriveerde de chauffeur [naam 2] bij het bedrijf [bedrijf C BV] in Tiel om twee containers met metaalwaren op te halen. Hij werd echter overvallen door drie gemaskerde mannen, die hem onder bedreiging van een vuurwapen dwongen om de containers op de vrachtauto te laden. Na de overval werd de vrachtauto brandend aangetroffen in Kesteren. De verzekeraars betwistten de diefstal en stelden dat er gerede twijfel bestond over de omstandigheden van het voorval. De rechtbank oordeelde dat de verzekeraars niet voldoende hadden aangetoond dat de diefstal niet had plaatsgevonden en dat de vordering van [naam beheer A BV] gegrond was. De rechtbank wees de vorderingen tot schadevergoeding toe, waarbij Achmea werd veroordeeld tot betaling van € 57.480,--, Aegon en Bovemij ieder tot € 19.160,--, en daarnaast de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid van € 3.018,72. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum van ingebrekestelling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/06/134754/ HA ZA 12-466
Vonnis van 9 april 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam beheer A BV],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. H.M.P.A. Wolters te Venlo,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
2. de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
3. de naamloze vennootschap
N.V. SCHADEVERZEKERING-MAATSCHAPPIJ BOVEMIJ,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagden,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [naam beheer A BV] en de verzekeraars voor gedaagden gezamenlijk genoemd worden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 juli 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 18 november 2013
  • de akte na comparitie van Achmea van 18 december 2013
  • de akte overlegging van producties tevens akte vermeerdering van eis van [naam beheer A BV] van
18 december 2013
  • de antwoordakte na comparitie van Achmea van 12 februari 2014
  • de antwoordakte van [naam beheer A BV] van 12 februari 2014.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [naam beheer A BV] heeft op 7 juni 2011 voor een haar in eigendom toebehorende vrachtauto met kenteken [kenteken] (merk Scania, type R500), hierna: de vrachtauto, een motorrijtuigenverzekering afgesloten bij de verzekeraars. De verzekeringsovereenkomst heeft als ingangsdatum 6 januari 2011. De verzekerde som voor cascoschade aan de vrachtauto bedraagt € 152.500,-- met een eigen risico van € 1.000,--. De verzekeraars participeren ieder voor een deel, Achmea voor 60%, Aegon voor 20% en Bovemij voor
20 %, in het risico op schade aan de vrachtauto.
2.2. Op vrijdag 26 augustus 2011 heeft[naam 1] middellijk bestuurder en middellijk aandeelhouder van [naam beheer A BV], aan [naam 2], werknemer van [bedrijf B], opdracht gegeven om vanuit Venlo met de vrachtauto en een aanhanger twee containers met metaalwaren op te halen bij [bedrijf C BV]., hierna: [bedrijf C BV], in [plaats] aan [adres]. [bedrijf C BV] is een zusteronderneming van [naam beheer A BV].
2.3. [naam 2] is om ongeveer 21:10 uur bij het bedrijfspand van [bedrijf C BV] gearriveerd. [naam 2] heeft het alarm bij [bedrijf C BV] om 21:10 uur handmatig uitgeschakeld. Bij [bedrijf C BV] hingen drie verschillende beveiligingscamera’s die door [bedrijf D BV], hierna: [bedrijf D BV], zijn geïnstalleerd. Eén camera hing in het zogenaamde weeghok, een andere in de bedrijfshal en een derde bij de weegbrug.
De vrachtauto is dezelfde avond om 22:07 uur brandend aangetroffen aan de Panhuizerweg in Kesteren. De containers op de vrachtauto en de aanhanger waren (nagenoeg) leeg.
2.4. [naam 2] heeft diezelfde avond om 22:26 uur aangifte gedaan bij de politie. Daar heeft [naam 2] de volgende verklaring afgelegd, voor zover hier relevant:
“(…) Ik werd vandaag, vrijdag 26 augustus 2011, omstreeks 17.00 uur thuis gebeld door mijn baas, [naam 1]. (…) Hij verzocht mij of ik vandaag nog een container wilde afhalen in Tiel op de achterplaats. Ik ben om 19.30 uur uit Tegelen weggereden. Ik reed in een vrachtwagen van mijn werk. Dit is een vrachtwagen, merk Scania, kleur Oranje, voorzien van het kenteken [kenteken]. (…)
Ik was omstreeks 21.10 uur aan [adres] te Tiel. Ik moest twee bakken ophalen bij de [bedrijf C BV] op het achterterrein. (…)
Ik ben vervolgens met de trekker het bedrijventerrein van [bedrijf C BV] opgereden. Ik parkeerde mijn vrachtwagen op de weegbrug. Ik ben uitgestapt en vervolgens via de hoofdingang het kantoor binnen gegaan. Ik had het alarm afgezet. Ik ben binnendoor naar het kantoor gelopen waar de weegcomputer staat. Daar had ik de weegbon gemaakt. Hierna ben ik naar de deur gelopen die helemaal links achterin het gebouw ligt. Dit betreft een rode deur.
Via deze deur ben ik weer naar buiten gelopen. (…)
Ik zag een man vervolgens op mij aflopen. Ik zag dat hij voor het hek langs liep. Ik zag dat hij een pistool op mij had gericht. (…) Ik hoorde dat de man op luide toon iets naar mij riep. Ik kon de man niet verstaan. Ik begreep direct dat het foute boel was. Ik had mijn handen omhoog gestoken. Ik was erg bang en deed dus precies wat de man van mij wilde.
Ik zag achter die persoon met dat wapen, twee andere personen vanachter een muurtje aan komen lopen. Ook zij liepen voor het hek langs. (…)
Ik zag dat de man met het pistool, dit wapen op mijn rug richtte. Ik voelde op een gegeven moment de loop van dit wapen in mijn rug drukken. Ik werd gedwongen mij om te draaien, en vooruit te lopen. Zo kwam ik uit binnen in de loods en stond ik tussen twee containers. Het betrof hier een blauwe en een grijze container. Ik had toen zicht op de wand van de achterzijde van de hal.
(…)
Ik begreep dat ik mee moest helpen, als ik dit niet zou doen zou hij me neerschieten. Ik zag dat de andere twee mannen de containers opklommen.
(…)
Ik werd vervolgens naar buiten geduwd. Ik stond naast de passagiersdeur van de vrachtwagen. Ik moest deze deur openen. Ik kon dit niet, want de deur was op slot. Ik werd gedwongen om voor de vrachtwagen te lopen. Naar de bestuurders kant. Ik moest daar de deur van de passagierszijde openen. Ik hoorde dat man riep: Offnen”.
Vervolgens liep ik terug met de man in mijn rug. Ik werd nog steeds vast gehouden aan mijn jas in mijn rug. Ik stond naar de passagiersdeur. Ik opende deze deur. Ik werd gedwongen om in te stappen. Ik voelde dat ik in de vrachtwagen werd geduwd.
Ik ben over de passagiersstoel geklommen. Ik ben gaan zitten op de bestuurders stoel. Ik zat nu achter het stuur van de vrachtwagen. De man met het wapen ging naast mij zitten. (…)
Ik moest met de vrachtwagen achteruit rijden. Ik zag dat de roldeur van de grote werd geopend door de twee andere gemaskerde mannen. Ik zag dat de twee mannen wezen dat ik naar binnen moest.
Ik reed vervolgens de hal in. Ik reed de trekker achteruit de hal binnen. In de hal stonden de twee containers.
Ik zag dat de twee mannen wezen naar de containers.
Ik parkeerde de trekker voor de container. Ik kon vanuit de trekker de haak bedienen om de grijze container op de trekker te leggen. Ik moest vervolgens naar buiten richting de aanhangwagen rijden. Ik heb vervolgens de grijze container op de aanhangwagen gelegd.
Ik kon weer terug rijden naar de blauwe container. Ik moest deze er nu opzetten.
Ik reed weer naar buiten. Ik parkeerde de trekker voor de aanhangwagen. De voorzijde van de trekker stond richting de Marconistraat te Tiel.
Ik werd gedwongen om de aanhangwagen aan de trekker te koppelen. Ik moest de trekker met aanhangwagen voor het bedrijfspand parkeren. Wanneer ik dit had gedaan werd ik gedwongen om uit te stappen. Ik stapte via de bestuurszijde uit. Ik zag dat de man met het vuur wapen direct achter mij stond. Ik voelde dat ik weer achter bij mijn jas werd gepakt. Ik voelde dat ik naar voren werd geduwd. Ik liep richting de openstaande roldeur in. Ik werd gedwongen om naar een ruimte in het pand te gaan. Ik zag dat dit een kleine ruimte was. In deze ruimte zag ik dat er een stoel stond. Ik moest op de stoel gaan zitten. Ik moest mijn handen naar voren brengen. Ik zag dat de man met vuurwapen voor mij stond. Ik zag dat hij het vuurwapen nog steeds op mij had gericht. Ik zag een andere man een zwarte ty rap om mijn linker pols deed. Ik zag dat hij deze aantrok. Ik zag dat mijn andere hand ook een ty rap om deed. Ik zag dat de ty rap om de rechtse hand door de ty rap van de linker hand werd gehaald. Ik zag en voelde dat deze werd aangetrokken. (…) Ik zag dat een van de mannen de deur achter zich dicht deed. Ik zat op een stoel in het donker.
Ik heb daar gewacht wanneer het helemaal stil was. Ik heb daar voor mijn gevoel een half uur gezeten. Toen ik op de stoel zat heb ik nog gestommel gehoord. Maar ik kan u niet zeggen waar het vandaan kwam of wat dit was.
Toen het helemaal stil was heb ik de deur eruit getrapt. Ik ben direct naar het kantoor gelopen. Ik heb daar een telefoon gepakt en 112 gebeld. Niet veel later kwam de politie . Een politieagent heeft met een mes mijn zwarte ty raps er af gesneden.
Ik kan u vertellen dat over de containers al een zeil zat. Ik weet dat er koper en nikkel in de containers zaten. Maar meer weet ik niet, want ik werk daar niet. Ik weet de waarde niet wat er was weggenomen.
Ik heb mijn werktelefoon in de vrachtwagen laten zitten.
(…)
Ik heb nu hoofdpijn. Ik ben erg geschrokken. Ik was bang dat de man echt op mij ging schieten als ik zijn bevelen niet zou opvolgen. Ik heb gevreesd voor mijn leven. (…)”
2.5. [naam beheer A BV] heeft via de gevolmachtigd assuradeur Voogd & Voogd Verzekeringen c.s. de verzekeraars ingelicht over de diefstal en de daaropvolgende brand van de vrachtauto.
2.6. Voogd & Voogd Verzekeringen heeft opdracht gegeven aan Gorissen & Van der Zande Schadeonderzoek B.V., hierna: Gorissen & Van der Zande om onderzoek te doen naar de diefstal van de vrachtauto. De heer [naam 3], hierna: [naam 3], van Gorissen & Van der Zande heeft op 21 september 2011 een rapport opgesteld, waarin is neergelegd, voor zover hier relevant:
“(…)
2.ALGEMEEN / KORTE TOEDRACHT
Uit de verkregen informatie blijkt het volgende.
Op vrijdag 26 augustus 2011 omstreeks 21:20 uur werd de chauffeur van verzekeringnemer, [naam 2], overvallen. (…)
De vrachtwagen werd op 26 augustus 2011 omstreeks 22:07 uur brandend aangetroffen in het nabijgelegen dorpje Kesteren. De aanhanger was nog aangekoppeld en de combinatie was beladen met de containers. De containers waren leeg.
Van de overval werd door de[naam 1] beeldmateriaal overgelegd bestaande uit een groot aantal foto bestanden. Op deze foto’s zijn de daders te zien gekleed in donkere kleding met bivakmutsen. Een van de daders heeft een op een pistool gelijkend voorwerp in zijn hand, dat hij bij de chauffeur in zijn rug duwt.
(…)

4.VERKLARING CHAUFFEUR

“Op donderdag 1 september 2011 werd in Tiel gesproken met:
(…)
Ik moest de volgende dag, zaterdag 27 augustus 2011 ook werken. Er moest een vracht oud ijzer, die al in Tiel stond geladen, opgehaald worden. Die containers stonden buiten geladen op het terrein van het bedrijf in Tiel. Donderdag 25 augustus 2011 werd ik al door mijn baas,[naam 1] gevraagd om de containers in Tiel op te halen, die waren namelijk vol. Vrijdag belde hij mij weer, want ze moesten echt leeg voor het weekeinde.
(…)
Omdat ik niet op zaterdag 27 augustus 2011 heel vroeg in de ochtend naar Tiel wilde vertrekken om de geladen containers op te halen besloot ik om op vrijdagavond 26 augustus 2011 nog die rit naar Tiel te maken. Ik had in Venlo de vrachtwagen opgehaald en ben naar Tiel gereden.
Ik ben omstreeks 20:00 uur vanuit Venlo vertrokken. Ik arriveerde omstreeks 21:00 uur in Tiel. Toen ik aankwam in Tiel heb ik de aanhangwagen afgekoppeld en ben ik met de vrachtwagen op de weegbrug gereden. Vervolgens heb ik de deur van het kantoor bij de zijingang van het bedrijf geopend. Zodra je de deur binnen gaat heb je daar direct het codebedienpaneel van het alarm. Ik heb het alarm uitgeschakeld met de code. Daarna heb ik de zijdeur van binnenuit weer op slot gedaan en ben ik via de kantine naar de hal achter gelopen, naar het weeghok. Ik heb daar toen de computer van de weegbrug aangezet en heb de zijdeur van het slot gedraaid. Daarna ben ik terug naar de weegbrug gelopen en heb daar papieren / vrachtbrief in orde gemaakt. De vrachtwagen stond namelijk leeg op de weegbrug en was dus klaar om ingewogen te worden. De papieren van het inwegen had ik klaar gemaakt. Ik ben daarna via de zijdeur naar buiten gelopen om het hek open te gaan maken en de vrachtwagen naar achter te rijden. Ik was een paar stappen buiten toen er 3 manspersonen in mijn richting kwamen gelopen. Ik zag dat ze bivakmutsen op hadden. Ik heb geen idee waar de mannen vandaan kwamen, voor mijn gevoel waren ze er opeens. Ik zag dat 1 van de mannen een pistool bij zich had.
(…)
Ik ging onder bedreiging van het vuurwapen terug mee naar binnen. Ik liep via het weeghok terug de hal in. Ik moest tussen de containers gaan staan. De andere jongens klommen op de containers. (…) Ik moest vervolgens naar de vrachtwagen lopen, die op de weegbrug stond. Ik moest aan bijrijderkant instappen, maar die deur was op slot. (…)
Direct toen ik naar binnen gereden was deden de andere twee mannen de automatische deur weer dicht. Ik heb vervolgens een van de containers op de auto getrokken. En toen moest ik weer naar buiten rijden. Buiten heb ik toen de container, op aanwijzingen van de man met het pistool, op de aanhanger gezet. Nadat ik dat gedaan had riep de man tegen mij “herein” ik moest toen dus weer naar binnen. Door mijn zenuwen reed ik ook nog tegen de dieseltank aan de voorkant van het bedrijf. De daders binnen deden de deur weer open. Daarna heb ik binnen de tweede container geladen. Daarna moest ik weer naar buiten rijden en de aanhanger aan de vrachtwagen koppelen. Daarna moest ik uitstappen. Ik heb niet de slangen en kettingen van de aanhanger gekoppeld. Dat hebben ze zelf gedaan denk ik, want als ze dat niet hadden gedaan dan was de bak er wel vanaf gevallen.
(…)
Binnen aangekomen moest ik langs de kantine lopen naar de achterkant van de hal. Daar is een soort kast met een deur erin. Ik moest in de kast gaan zitten, de daders hadden daar een stoel voor mij neergezet. Vervolgens werden mijn handen aan elkaar gemaakt met Tieraps. Een tierap om mijn pols en de andere tierap erdoorheen over mijn andere pols. Mijn handen werden voor mijn lichaam geboeid. De deur werd toen dichtgemaakt. Ik ben toen blijven zitten in de kast totdat ik helemaal niets meer hoorde. Toen heb ik de deur geforceerd, door er een flinke schop tegen aan te geven. Toen sprong de deur open. Ik schat dat ik ongeveer 3 kwartier in de kast heb gezeten alvorens ik er uit durfde te komen. Vervolgens ben ik naar het kantoor gelopen, aan de voorzijde en daar heb ik 112 gebeld. Ik vertelde toen aan de politie dat ze de vrachtwagen hadden gestolen en dat ik in de kast was opgesloten. De politie was binnen een paar minuten ter plaatse. (…)”

5.VERKLARING EIGENAAR

(…)
Zakelijk gaat het goed, geen financiële problemen.
In de vestiging in Tiel stonden binnen twee containers, een met koper en één met koper en nikkel. Deze containers stonden binnen vanwege de dure grondstofprijs voor koper en Nikkel. (…)
De containers stonden binnen in de loods, in principe uit het zicht van buiten onttrokken. Maar klanten die hier metalen komen brengen en die in de kantine een kopje koffie gaan drinken komen door de loods en die zien dan daar de containers staan. Ik ga dat nu ook veranderen door de kantine te verplaatsen, zodat klanten niet meer in de loods komen. (…)
U vraagt of ik eerder schade heb geleden. Een aantal jaren was er ook een diefstal aan [adres]. Toen werden er ook metalen gestolen uit een loods. Die daders zijn voor zover mij bekend ook nooit gepakt. Dat was volgens mij een schade van circa NLG 100.000,00, maar kunnen ook euro’s zijn geweest.

6.ONDERZOEK

(…)
Opgesloten
(…)
Naar de mening van rapporteur is het opmerkelijk dat door de daders een stoel in deze ruimte werd gezet.
(…)
Hierbij is het opmerkelijk dat de chauffeur de deur met grof geweld intrapte (…) terwijl deze niet (op het nachtslot) afgesloten was en derhalve eenvoudig had kunnen worden geopend door de klink naar beneden te bewegen.
(…)
6.3
Melding brandweer
Uit de p2000 gegevens is gebleken dat de brand op 26 augustus 2011 om 22:07 uur bij de brandweer werd gemeld. Het alarm bij het bedrijf van verzekeringnemer werd door de chauffeur op 26 augustus 2011 om 21:10 uur uitgeschakeld.
6.4
Buurtonderzoek (diefstallocatie)
(…)
De (video)bewaking van het terrein wordt uitgevoerd door het particuliere beveiligingsbedrijf Securitas. Er werd een bezoek gebracht aan Securitas ([adres te plaats]). Er bleken wel beelden te zijn gemaakt, waarop de vrachtwagen van verzekeringnemer zichtbaar zou zijn. Echter wilde Securitas deze beelden niet aan ons ter beschikking stellen. Wel zouden de beelden reeds door de politie zijn opgehaald.
(…)
Bewakingsbeelden
Uit de bewakingsbeelden van diverse naburige ondernemingen is gebleken dat de vrachtwagen van verzekeringnemer op 26 augustus 2011 omstreeks 21:05 uur leeg bij het schadeadres arriveerde. Op 26 augustus 2011 om 21:40 uur (de tijd op de video is 21:39 uur, echter er werd vastgesteld dat het systeem 1 minuut achter loopt) reed de vrachtwagencombinatie geladen met de containers over de aan de Morsestraat grenzende Marconistraat ter hoogte van de Faradaystraat te Tiel. (foto 5). Circa 600 meter vanaf het schadeadres.
6.5
Buurtonderzoek (brandlocatie)
(…)
Een buurvrouw verklaarde desgevraagd:
“(…)
Ik kan u het volgende vertellen.
Op 26 augustus 2011 omstreeks 22:00 uur waren wij film aan het kijken (een film met Clint Eastwood). Plots hoorden wij (mijn man en ik) een kabaal van buiten. Vanuit het raam zag ik dat er een vrachtwagen in de bocht stond. Ik zag het niet goed, maar die vrachtwagen had een naambord met gekleurde gele en oranje lampen boven op de cabine. Volgens mijn zoon was het een vrachtwagen van het merk Scania met een donkere cabine. De naam op het bord kon ik niet lezen.
Die vrachtwagen had 1 container en die stond op de vrachtwagen. De lampen van de vrachtwagen schenen bij ons naar binnen.
Pal daar achter kwam een tweede vrachtwagen aangereden, die had 2 containers bij zich. Voor zover ik kon zien zaten er twee personen in de vrachtwagen die later aan kwam rijden (die met de twee containers) en zat er 1 persoon in de andere vrachtwagen. Totaal waren het 3 personen. Ze stonden met elkaar te bakkeleien, ze leken ook wat geagiteerd. Ik kon niet horen welke taal ze spraken.
Na circa 10 minuten reed de vrachtwagen met de 2 bakken (containers) weg richting het BAM terrein. De andere vrachtwagen is volgens mij achteruit gereden. Die was een beetje aan het manoeuvreren. Ik kon niet zien of ze aan het overladen waren of iets dergelijks, ik keek ook recht in de verlichting.
Ik schat dat ± 20 minuten later de buurman ([naam 4]) bij ons kwam en die deed nogal paniekerig en hij wees naar de kant van het BAM terrein.
Ik ben toen naar buiten gegaan en zag dat de vrachtwagen in brand stond. Ik zag dat dit dezelfde vrachtwagen was als die ik eerder zag met de 2 containers. De brand was volgens mij pas net begonnen. (…) Mijn buurman weet misschien nog wel beter de tijden.
(…)
De politie is nog gaan informeren bij de 1e vrachtwagen, maar ze vertelden mij dat die man er niets mee te maken had en dat ze er in het kader van het onderzoek ook niet meer over konden zeggen. Ik vond dat toen al en nu nog steeds erg vreemd.
6.6
Scania-dealer Tiel
(…)
Vastgesteld werd dat de deuren van de container gesloten waren en dat de grendel met de borgpen stond geborgd. De container stond met aangetrokken kettingen (2 achter en 1 voor) op de aanhanger.
(…)
6.7
Scania Venlo
(…)
Desgevraagd verklaarde een medewerker van[naam E BV] dat de motorwagen van verzekeringnemer door hen werd geleverd. Bij aflevering zou er geen GPS systeem in de vrachtwagen gemonteerd zijn geweest.
De cabine was geheel uitgebrand. (…)
De netten die, zoals zichtbaar op de bewakingsbeelden uit het bedrijf van verzekeringnemer, tijdens de diefstal nog wel over containers zaten waren niet meer aanwezig.
(…)
6.8
Reconstructie laden / lossen containers
Op 15 september 2011 werd tijdens een gehouden reconstructie vastgesteld dat de minimale tijd, benodigd voor het lossen van twee containers vanaf een combinatie gelijk aan zoals die van verzekeringnemer, minimaal14 minutenbedraagt. Dit is de tijd inclusief het vastzetten van de containers, het sluiten van de deuren (inclusief het aanbrengen van de borgpen en splitpen) en het koppelen van de aanhanger aan de motorwagen.
(…)
8.RESUMÉ / SLOTOPMERKINGEN
Het volgende wordt geresumeerd en geconcludeerd:
  • Op vrijdagavond 26 augustus 2011 arriveerde de chauffeur [naam 2] van verzekeringnemer omstreeks 21:05 uur bij het schadeadres voor het, niet regulier geplande, ophalen van twee containers met oud ijzer;
  • De chauffeur schakelde om 21:10 uur het alarm uit en ging bij het bedrijf naar binnen waarna hij in het weeghok de computer aanzette om de vrachtbrieven te kunnen maken en hij de buitendeur van het weeghok naar de weegbrug (waar de vrachtwagen op staat) van het slot draaide;
  • Na circa 10 minuten liep de chauffeur naar buiten alwaar hij direct door 3 gemaskerde mannen werd overvallen en onder bedreiging van een pistool werd gedwongen om twee containers met koper en nikkel, die binnen in de loods stonden, op de vrachtwagen en de aanhanger te laden;
  • Daarna werden zijn handen voor zijn lichaam geboeid met tie-raps en werd hij opgesloten in een kast, waarin een stoel was gezet. De kastdeur werd niet afgesloten;
  • Na circa 45 minuten werd door de chauffeur met grof geweld deniet afgeslotendeur van de kast ingetrapt en belde hij in het kantoor met 112 om melding van het voorval te maken;
  • Op dat moment was de door de daders gestolen vrachtwagen met de containers er op, al brandend teruggevonden in het nabijgelegen dorpje Kesteren;
  • De containers met, volgens de verklaring van de[naam 1], daarin circa 40 ton koper en nikkel, waren leeg ( op enkele kleine stukken koper na);
  • Opvallend was het feit dat de containers met de kettingen vastgezet en deuren gesloten (inclusief de borgpen met splitpen) werden aangetroffen. De netten, die er in de loods nog wel op zaten waren er vanaf;
  • De snelste reistijd benodigd voor een 55 ton wegende vrachtwagen met aanhanger, vanaf het schadeadres naar de vindplaats in Kesteren bedraagt 18 minuten;
  • Op bewakingsbeelden is te zien dat de vrachtwagen om 21:40 uur 600 meter vanaf het schadeadres rijdt.
  • De tijd om de containers door middel van leegkiepen te lossen, zo werd in een reconstructie vastgesteld, bedraagtminimaal14 minuten;
  • Uitgaande van een vertrektijd van 21:40 uur (opname van rijdende en geladen combinatie) en een reistijd van Tiel naar Kesteren die minimaal 18 minuten is en een minimale lostijd van 14 minuten kan de combinatie op zijn vroegst omstreeks 22:12 uur aankomen op de plaats waar deze brandend werd aangetroffen. Vast staat echter dat de combinatie al brandend werd aangetroffen voor 22:07 uur;
  • Geconcludeerd moet worden dat er niet genoeg tijd is geweest om de, volgens verklaring van verzekeringnemer volle containers, te lossen en ook nog voor 22:07 uur in Kesteren te geraken.
  • Naar onze mening wordt er een verkeerde voorstelling van zaken gegeven door verzekeringnemer en/of diens chauffeur;
(…)”
2.7.
Bij brief van 23 maart 2012 heeft [naam 5] van de afdeling Risicobeheer van Achmea Claims organisatie aan [naam beheer A BV] laten weten dat vooralsnog geen schadevergoeding in het vooruitzicht wordt gesteld omdat het natrekken van het tijdpad aantoont dat er ernstige twijfels over de vermeende diefstal zijn ontstaan.
2.8.
Op 20 april 2012 heeft [naam 6] van [bedrijf D BV] aan [bedrijf C BV] geschreven:
“Naar aanleiding van uw vraag of de tijd op een camera af kan wijken van de normale tijd het volgende.
Bij installatie van een camera wordt de tijd gelijk gezet met de gewone klok.
Het is echter zeer goed mogelijk dat dit na enige tijd gaat afwijken.
Dit kan allerlei oorzaken hebben, denk aan stroomstoringen of problemen met software.”
2.9.
Op 17 april 2012 heeft [naam beheer A BV] ten overstaan van notaris mr. M.A.M. Grubben te Venlo, hierna: de notaris, een demonstratie gegeven van de wijze waarop een tweetal met schroot geladen containers welke zich op één vrachtwagen/aanhanger combinatie bevinden, kunnen worden geleegd. Daarvan is op 1 mei 2012 een proces-verbaal opgemaakt door de notaris. Bij de demonstratie waren 4 medewerkers betrokken, waarvan 2 bedoeld om de beide vrachtwagens te besturen en 2 bedoeld om te assisteren bij diverse handelingen rond het oppakken van een container door een tweede vrachtauto en het openen van de laadkleppen van beide containers. Het lossen heeft 4 minuten en 25 seconden geduurd.
2.10.
Bij (aangetekende) brief van 19 maart 2013 heeft de raadsman van [naam beheer A BV] de verzekeraars gesommeerd de respectieve bedragen, in totaal € 135.000,-- aan [naam beheer A BV] uit te keren.
2.11.
Bij brief van 27 november 2013 heeft beleidsmedewerker informatiebeheer van de Politie district Gelderland-Zuid, [naam 7], aan het advocatenkantoor van [naam beheer A BV] laten weten, voor zover hier relevant:
“(…) Door de politie werd na de aangifte van deze diefstal met geweld uitgebreid onderzoek ingesteld. Getuigen werden gehoord, technisch sporenonderzoek werd verricht op de plaats delict e.d.
Ondanks het uitgebreid onderzoek heeft dit niet geleid tot de oplossing van deze zaak, c.q. aanhouding van mogelijke verdachten. In dit onderzoek is ook meegenomen dat er mogelijk sprake zou zijn van enscenering/verzekeringsfraude. Ook hiervan heeft het onderzoek geen feiten en/of omstandigheden opgeleverd welke hebben geleid tot het aanhouden van mogelijke verdachten.
Na overleg met de leider van het onderzoek kom ik tot het navolgende besluit:
Op grond van artikel 4.2 lid 1 onder n Besluit politiegegevens acht ik het niet wenselijk dat gegevens betreffende het onderzoek worden verstrekt, omdat het onderzoeksbelang zou kunnen worden geschaad mochten zich nieuwe feiten en/of omstandigheden voordoen welke tot heropening van de zaak kunnen leiden.
Voor de goede orde deel ik u mede dat, op grond van bovenstaande argumenten, een soortgelijk verzoek om de onderzoeksgegevens namens Avero Achmea ook is afgewezen. (…)”
3. De vordering
3.1.
[naam beheer A BV] vordert na wijziging van eis dat de rechtbank, zo mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
voor recht zal verklaren dat de verzekeraars gehouden zijn tot nakoming van de tussen [naam beheer A BV] en Achmea gesloten verzekeringsovereenkomst met polisnummer 107794825385;
Achmea zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [naam beheer A BV] te voldoen een bedrag van € 81.000,--, althans een nader in rechte te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente vanaf 26 augustus 2011, althans vanaf 27 maart 2013, althans vanaf 10 april 2013, tot aan de dag der algehele voldoening;
Aegon zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [naam beheer A BV] te voldoen een bedrag van € 27.000,--, althans een nader in rechte te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente vanaf 26 augustus 2011, althans vanaf 27 maart 2013, althans vanaf 10 april 2013, tot aan de dag der algehele voldoening;
Bovemij zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [naam beheer A BV] te voldoen een bedrag van € 27.000,--, althans een nader in rechte te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente vanaf 26 augustus 2011, althans vanaf 27 maart 2013, althans vanaf 10 april 2013, tot aan de dag der algehele voldoening;
de verzekeraars hoofdelijk zal veroordelen:
primairom aan [naam beheer A BV] te voldoen ter zake van de in punt 10 van deze akte bedoelde kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, althans ter verkrijging van voldoening buiten rechte, een bedrag van € 3.018,72, te voldoen binnen veertien dagen na het vonnis – en voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
subsidiairom aan [naam beheer A BV] te voldoen de kosten van dit geding, waaronder in ieder geval de in punt 10 van deze akte bedoelde kosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis – en voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
en voorts:
om aan [naam beheer A BV] te voldoen de nakosten ter hoogte van € 131,-- dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, op € 199,--;
3.2.
[naam beheer A BV] legt, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de volgende stellingen ten grondslag aan haar vorderingen.
[naam beheer A BV] heeft schade geleden door de diefstal van de vrachtauto en de daarop volgende brand. [naam beheer A BV] heeft aangifte gedaan van diefstal en brand. De schade dient door de verzekeraars te worden vergoed op basis van de verzekeringsovereenkomst nu op grond daarvan [naam beheer A BV] voor de gevolgen van diefstal en (een daaropvolgende) brand van de vrachtauto is verzekerd. [naam beheer A BV] gaat bij het begroten van haar vordering er vooralsnog vanuit dat haar schade € 135.000,-- bedraagt, gebaseerd op de geschatte waarde van de vrachtauto onmiddellijk vóór de diefstal en daaropvolgende brand verminderd met de waarde van de vrachtauto na de brand. De verzekeraars hebben ieder voor een deel, respectievelijk 60%, 20% en 20%, het risico op schade aan de vrachtauto ten gevolge van brand geaccepteerd. Zij dienen voor het deel waarin zij in het risico participeren dekking te verlenen en de schade aan de vrachtauto te vergoeden. Zij schieten tekort in de nakoming van deze op hen rustende verbintenis tot uitkering. [naam beheer A BV] heeft kosten moeten maken ter grootte van € 3.018,72 inclusief BTW voor de door [bedrijf D BV] verrichte werkzaamheden, waaronder het veiligstellen van de camerabeelden na de overval, het samenstellen van de DVD met camerabeelden en de bespreking daarop met [naam 3], het samenstellen van de DVD en de daarop betrekking hebbende handleiding. Dit zijn redelijke kosten die [naam beheer A BV] heeft moeten maken ter vaststelling van haar schade en aansprakelijkheid van de verzekeraars, althans redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
4. Het verweer
4.1.
De verzekeraars concluderen dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de vorderingen van [naam beheer A BV] zal afwijzen met veroordeling van [naam beheer A BV] in de kosten van het geding.
4.2.
De verzekeraars voeren, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de volgende verweren aan. Zij betwisten aan de vordering te moeten voldoen nu zij gemotiveerd bestrijden dat het gestelde verzekerde evenement, diefstal, zich heeft voorgedaan. Er bestaat gerede twijfel over de wijze waarop de door [naam beheer A BV] beschreven diefstal plaats zou hebben gevonden. Onder die omstandigheden kan [naam beheer A BV] niet volstaan met de enkele stelling dat er van een diefstal sprake is geweest. Het gaat om de lading waarvan onduidelijk is waar die is gebleven. Om de veronderstelde diefstal als verzekerd element te beoordelen, moeten alle feiten en omstandigheden in het oordeel worden betrokken en wanneer de conclusie dan heeft te zijn dat de samenhangende feiten van diefstal van de vrachtauto en de lading zich niet kunnen hebben voorgedaan en er “gaten” zitten in de beeldregistratie van de chronologie van het beschreven voorval, dan dienen juist hoge eisen aan de op de verzekerde rustende bewijslast te worden gesteld. Als aangenomen wordt dat de voorbereide diefstal niet zonder medeweten van de verzekerde heeft kunnen plaatsvinden omdat het te toevallig is dat de chauffeur zich buiten de reguliere openingstijden van het bedrijf met precies de geschikte vrachtautocombinatie bij het bedrijf begaf om een verder georganiseerde en kennelijk tot in de puntjes voorbereide diefstal van twee containers te plegen, dan kan natuurlijk niet worden aangenomen dat zich hier een verzekerd evenement heeft voorgedaan.
Subsidiair zijn zij van oordeel dat hen onjuiste informatie is verschaft met betrekking tot het schadeveroorzakende evenement, waarbij het opzet tot misleiden van verzekeraars aan de zijde van [naam beheer A BV] heeft bestaan. Dat leidt tot verval van recht op enige uitkering.
Als de verzekeraars al niet het bewijs hebben geleverd dat de diefstal zich niet heeft voorgedaan dan wel dat zij daarover opzettelijk verkeerd zijn geïnformeerd, dan dient naar hun oordeel op grond van de redelijkheid en billijkheid de bewijslast te worden omgekeerd.
Meer subsidiair betwisten zij de omvang van de schade. [naam beheer A BV] heeft ervoor gekozen de beschadigde vrachtauto te houden, waarvan de waarde € 38.200,-- is. Tevens dient op de vordering in mindering te worden gebracht het onder de verzekeringsovereenkomst geldende eigen risico van [naam beheer A BV], zijnde € 1.000,--. De vordering kan derhalve niet meer bedragen dan € 95.800,--. De rente kan niet al vanaf 2011 worden toegewezen nu eerst in gebreke is gesteld op 19 maart 2013.
5. De beoordeling
5.1.
Vast staat dat noch de gestolen lading noch de aanhanger en de containers op grond van de verzekeringsovereenkomst verzekerd waren, zodat enkel de diefstal en het daaropvolgende verlies door brandstichting van de vrachtwagen een gebeurtenis is waarvoor de verzekeringsovereenkomst dekking biedt.
5.2.
Eerst zal worden vastgesteld van welke feiten wordt uitgegaan, zulks mede op basis van het beeldmateriaal dat van de zijde van [naam beheer A BV] is overgelegd. [naam 2] is naar [bedrijf C BV] in Tiel gereden met de vrachtauto met aanhanger. Nadat hij om 21:10 uur het alarm heeft afgezet, heeft hij het licht van de bedrijfshal aangedaan en is hij naar het weeghok gegaan. Nadat hij enige tijd in het weeghok is bezig geweest, komen drie gemaskerde mannen via de deur van het weeghok de bedrijfshal binnen. Eén van de mannen lijkt een pistool vast te hebben waarmee hij [naam 2] onder schot houdt. [naam 2] en de overvallers lopen naar de containers. Daarna worden de camera in het weeghok en de camera in de bedrijfshal onklaar gemaakt. Om 22:07 uur komt een melding binnen van de brandende vrachtauto in Kesteren. De containers van de vrachtauto worden leeg aangetroffen en de netten die oorspronkelijk over de containers zaten, waren weg. Om 22:26 uur komt de politie ter plaatse bij [bedrijf C BV] in Tiel, nadat [naam 2] de politie heeft gebeld. Een politieagent snijdt met een mes de tie raps rond de polsen van [naam 2] door.
5.3.
Volgens vaste jurisprudentie dient de verzekerde die onder een motorrijtuigenverzekering wegens diefstal aanspraak maakt op uitkering, te stellen, en bij voldoende gemotiveerde betwisting door de verzekeraar ook te bewijzen, dat de verzekerde auto is gestolen. Aan het bewijs van de gestelde diefstal mogen evenwel in een geval waarin het gaat om diefstal van een geparkeerde auto, geen al te zware eisen worden gesteld en zal de verzekerde kunnen volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat de gestelde diefstal heeft plaatsgevonden. Daarbij kan onder omstandigheden de enkele aangifte van diefstal in een door de politie opgemaakt proces-verbaal als voldoende bewijs worden aanvaard (zie HR 11.4.2003, LJN: AF 7070). In het onderhavige geval gaat het echter niet om diefstal van een geparkeerde auto, maar om gestelde diefstal van een vrachtauto (na een overval) uit de bedrijfshal van (een zusterbedrijf van) verzekerde en brandstichting. De rechtbank stelt, gelet daarop, zwaardere eisen aan de stelplicht die op [naam beheer A BV] rust.
5.4.
[naam 1] heeft aangifte gedaan van de diefstal via haar chauffeur [naam 2]. Er is een uitgebreide verklaring van [naam 2] opgenomen. Ook ten overstaan van [naam 3] heeft [naam 2] een verklaring afgelegd, terwijl ook [naam 1] bij de schadeonderzoeker een verklaring heeft afgelegd. [naam 1] heeft daarnaast zowel fotobeelden als een DVD met camerabeelden overgelegd waarop drie overvallers te zien zijn. De stellingen van [naam 1] in samenhang bezien met de onder r.o. 2. vermelde vaststaande feiten en de onder r.o. 5.2. opgenomen feiten leiden tot het oordeel dat [naam 1] heeft voldaan aan de op hem rustende stelplicht.
5.5.
De verzekeraars betwisten dat sprake is geweest van diefstal door vraagtekens te plaatsen bij de juistheid en de betrouwbaarheid van de aangifte en de verklaringen van [naam 1] en [naam 2], onder verwijzing naar het rapport van Gorissen & Van der Zande. Zo werpen zij op dat het niet te verklaren is dat de vermeende daders hebben geweten dat [naam 2] op die bewuste vrijdagavond om omstreeks 21:00 uur met een daartoe geschikte vrachtauto en aanhanger op het bedrijf aanwezig zou zijn, gelet op de in de lezing van [naam 1] bestaande noodzaak om na de diefstal ergens een identieke vrachtauto beschikbaar te hebben, en dat het om een voorbereide en dus georganiseerde diefstal is gegaan. Daarnaast stellen de verzekeraars dat het tijdsbestek tussen de twee volgens hem vaststaande tijdstippen, 21:40 uur – het tijdstip waarop de vrachtauto het bewaakte industrieterrein heeft verlaten – en 22:07 uur – het tijdstip waarop de melding van de brandende vrachtauto is gedaan – onvoldoende ruim is geweest om de afstand tussen Tiel en Kesteren af te leggen indachtig alle verdere feiten en omstandigheden. Ook stellen de verzekeraars dat er “gaten” zitten in het van [naam 1] ontvangen beeldmateriaal als dat wordt vergeleken met de verklaring van [naam 2], terwijl het beeldbestand op een later moment is gewijzigd.
5.6.
Voorop gesteld wordt dat uit de brief van de politie district Gelderland-Zuid, als geciteerd in r.o. 2.11., blijkt dat de politie uitgebreid (technisch) onderzoek heeft verricht, ook naar de mogelijkheid dat sprake is van enscenering/verzekeringsfraude. De politie heeft echter geen verdachten in deze zaak aangehouden en heeft – zo is onbetwist door [naam 1] gesteld – noch[naam 1] noch [naam 2] als verdachte gehoord. Daartoe heeft de politie kennelijk geen aanleiding gezien ofschoon zij over meer feiten en omstandigheden beschikt dan waarover partijen in deze zaak beschikken. Immers, de politie heeft de beschikking gekregen over de beelden die beveiligingsbedrijf Securitas heeft gemaakt. Securitas bewaakt de in- en uitvalswegen van het industrieterrein waarop het bedrijf van [bedrijf C BV] is gevestigd en heeft, zo staat tussen partijen vast, beelden gemaakt van het door de vrachtauto verlaten van het industrieterrein na de overval. Nu de politie dus onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid van verzekeringsfraude maar [naam 1] niet als verdachte heeft aangemerkt, worden zwaardere eisen gesteld aan het verweer dat de verzekeraars voeren.
5.7.
Het eerste verweer van de verzekeraars is dat de overval en diefstal geen toeval kunnen zijn geweest en dat de diefstal alleen met medeweten van de verzekerde heeft kunnen plaatsvinden. Aan de verzekeraars kan worden toegegeven dat het toevallig is dat de georganiseerde overval (immers, 3 gemaskerde overvallers met waarschijnlijk een wapen die tie raps bij zich hebben en een plan hadden voor de diefstal en de brandstichting) heeft plaatsgevonden niet lang nadat [naam 2] met een daartoe geschikte combinatie en in de avonduren – wanneer het bedrijf normaal gesproken is gesloten – was aangekomen, maar het enkele feit dat iets toevallig is, brengt nog niet met zich dat het daarmee zo onwaarschijnlijk is dat sprake moet zijn geweest van medeplegen en/of betrokkenheid van [naam 1]. Zo heeft [naam 1] onder verwijzing naar een meldingenrapport van EuroPAC alarmcentrale van 11 september 2012 (productie 12 bij dagvaarding) naar voren gebracht dat het wel vaker voorkwam en voorkomt dat buiten openingstijden nog metaalwaren worden geladen en gelost bij [bedrijf C BV], ook door [naam 2], en is namens haar ten overstaan van [naam 3] verklaard dat klanten mogelijk hebben kunnen zien dat de containers in de hal stonden, zodat mogelijk het bedrijf in de gaten werd gehouden voordat [naam 2] arriveerde. Dat [naam 2] met de vrachtauto met aanhanger kwam aanrijden, kan verklaard worden uit het feit dat hij opdracht had om de containers op te halen en te vervoeren.
Echter, zelfs als zou moeten worden geoordeeld dat het geen toeval kan zijn dat een voorbereide overval heeft plaatsgevonden terwijl [naam 2] spontaan besloot om die avond de containers op te halen, brengt dit nog niet met zich dat verzekerde dus moet hebben geweten van de voorgenomen diefstal. Immers, de mogelijkheid bestaat (ook) dat [naam 2] de tip heeft gegeven aan de overvallers en dus als medepleger moet worden aangemerkt, maar dat verzekerde [naam beheer A BV] daarvan niet heeft geweten. De verzekeraars hebben onvoldoende onderbouwd waarom [naam beheer A BV] van de voorgenomen diefstal zou moeten hebben geweten. Zij hebben gesteld dat verondersteld mag worden dat [naam beheer A BV] heeft geweten of heeft vermoed dat [naam 2] uiterlijk op vrijdagavond de containers zou ophalen omdat volgens de verklaring van [naam 2] door [naam beheer A BV] is verzocht om de containers vóór het weekeinde op te halen.
Door [naam 2] is ten overstaan van [naam 3] verklaard dat hij donderdag 25 augustus 2011 al door zijn baas, [naam 1], is gevraagd om de containers in Tiel op te halen en vrijdag weer en dat hij kon kiezen of hij op de donderdag, de vrijdag of zaterdagochtend heel vroeg de containers zou gaan ophalen. [naam 2] heeft immers ook verklaard dat hij niet op zaterdag 27 augustus heel vroeg in de ochtend naar Tiel wilde vertrekken om de containers op te halen, zodat ook zaterdagochtend kennelijk een optie was. Ter comparitie is daaraan van de zijde van [naam beheer A BV] toegevoegd dat [naam 2] degene was die de planning maakte wanneer hij een lading zou verplaatsen of lossen, dat [naam 2] zijn eigen tijd indeelde en als enige – naast Leo [naam beheer A BV] – de sleutel van het pand had en de alarmcode kende. Die gegevens combinerend, was het voor [naam beheer A BV] dus onzeker op welke dag en hoe laat [naam 2] de containers zou ophalen. Hoe verzekerde daarvan dan wel op de hoogte zou zijn geweest, is door de verzekeraars niet gesteld en onderbouwd. Bij akte na comparitie hebben de verzekeraars, enigszins cryptisch geformuleerd, erkend dat de mogelijke betrokkenheid van [naam 2] bij de overval niet leidt tot geen gedekt evenement
– noch artikel 7:952 BW geeft daarvoor een basis noch het arrest van de Hoge Raad van
19 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2001:AD3991 – zodat het mogelijke medeplegen van [naam 2] niet nader behoeft te worden onderzocht. Voor zover [naam beheer A BV] bij antwoordakte nog een beroep doet op vernietiging van de polisvoorwaarden, behoeft dit beroep in het licht van bedoelde erkenning door de verzekeraars dan ook geen bespreking. Aldus is in zoverre sprake van onvoldoende betwisting door de verzekeraars van de stelling van [naam beheer A BV] dat sprake is van diefstal.
5.8.
Vervolgens werpen de verzekeraars als tweede verweer op dat er gelet op de vertrektijd van de vrachtauto om 21:40 uur onvoldoende tijd is geweest om de volle containers te lossen en nog vóór 22:07 uur (de melding van de brand) in Kesteren te geraken. Daarbij gaan de verzekeraars uit van de volgende door hen gestelde feiten:
  • de vrachtauto rijdt om 21:40 uur op 600 meter van het bedrijf van [bedrijf C BV] op het bedrijventerrein;
  • de afstand tussen het bedrijf van [bedrijf C BV] in Tiel en de plaats waar de vrachtauto brandend is aangetroffen in Kesteren is 15,4 kilometer en de snelste reistijd met deze combinatie is 19 minuten;
  • de tijd die nodig is om de containers te lossen bedraagt minimaal 14 minuten;
  • een getuige heeft de vrachtauto gezien en heeft 3 personen geagiteerd zien en horen converseren, hetgeen 10 minuten heeft geduurd.
De verzekeraars verwijzen ter onderbouwing van die feiten naar het rapport van Gorissen & Van der Zande.
5.9.
[naam beheer A BV] heeft betwist dat de vrachtauto die om 21:40 uur is gefotografeerd de onderhavige vrachtauto is. Volgens [naam beheer A BV] bedraagt de afstand tussen het bedrijf van [bedrijf C BV] in Tiel en de plaats waar de vrachtauto in Kesteren is teruggevonden 14,3 kilometer en is de snelste reistijd volgens Routenet 16 minuten. De tijd die nodig is om de containers te lossen is volgens [naam beheer A BV] 4 minuten en 25 seconden. [naam beheer A BV] merkt ten aanzien van de NN getuigenverklaring op dat onduidelijk is op welke wijze deze getuige door schadeonderzoeker [naam 3] is gehoord en op grond waarvan de getuige meent dat het door haar waargenomen gesprek 10 minuten zou hebben geduurd.
5.10.
In het rapport van Gorissen & Van der Zande wordt ervan uitgegaan dat de vrachtwagen die op foto 5 in het rapport om 21:40 uur werd vastgelegd door een bewakingscamera van een onderneming die aan de Faradaystraat in Tiel is gevestigd, de onderhavige vrachtauto is. Op foto 5 zijn slechts 2 koplampen vóór en twee kleinere lichten aan de zijkant van een combinatie te zien. Een kenteken of een duidelijke weergave van de vrachtauto – die reclame op de cabine draagt – is daarop niet te zien.
Ter comparitie is namens [naam beheer A BV] betwist dat dit de vrachtauto is omdat de vrachtauto
4 lampen vóór en ook nog een balk met lichtjes ertussen – de zogenaamde boelichten – heeft en vier lampen aan de zijkant. Op de door de verzekeraars als productie 1 bij conclusie van antwoord overgelegde foto van de vrachtauto is duidelijk te zien dat de vrachtauto behalve koplampen ook boelichten heeft. Ook uit de door [naam beheer A BV] als productie 13 bij akte overlegging van producties tevens akte vermeerdering van eis overgelegde DVD blijkt dat de vrachtauto die bij het hek komt aanrijden, zijnde de onderhavige vrachtauto, sterke boelichten heeft. De verzekeraars hebben vervolgens als productie 1 bij akte na comparitie afbeeldingen overgelegd afkomstig van de film van een beveiligingscamera, waarvan één als foto 5 in het onderzoeksrapport is opgenomen. Het betreffen twee foto’s waarop een vrachtauto komt aanrijden – en waarop opnieuw slechts twee koplampen te zien zijn – en één foto waarop een vrachtauto aan de zijkant is te zien. Daarnaast hebben de verzekeraars drie foto’s afgebeeld van een video-opname van het arriveren op het industrieterrein van een vrachtauto. Als tijdsaanduiding staat vermeld 21:05:44 uur. Volgens de verzekeraars staat op die laatste foto’s ook de vrachtauto weergegeven omdat de lichtgevende punten die zijn gemonteerd op de trailer en de vrachtauto dezelfde zijn als de vrachtauto had en omdat het voorwiel van de vrachtauto een in een lichtere kleur gespoten rand heeft. [naam beheer A BV] erkent dat op die laatste foto’s zijn vrachtauto te zien is. Echter, uit vergelijking met die laatste foto’s is niet vast te stellen dat foto 5 van het onderzoeksrapport de vrachtauto weergeeft. Doorslaggevend daarvoor is dat de boelichten van de vrachtauto op die foto ontbreken.
Ook het (door [naam beheer A BV] betwiste) betoog van de verzekeraars dat uit bestudering van camerabeelden van het bedrijf dat foto 5 heeft geleverd en camerabeelden van andere bedrijven die zijn gevestigd bij de uitgangen van het industrieterrein van die avond volgt dat op die beelden geen langsrijdende vrachtauto is geregistreerd zodat de op de foto 5 vastgelegde vrachtauto wel de onderhavige vrachtauto moet zijn geweest, is onvoldoende in het licht van het feit dat foto 5 niet de boelichten weergeeft, zodat niet aannemelijk is dat het hier om de bedoelde vrachtauto gaat.
Dat betekent dat niet vast staat op welk tijdstip de vrachtauto de locatie van [bedrijf C BV] in Tiel heeft verlaten. Daarmee is reeds gegeven dat het verweer van de verzekeraars dat, gelet op de tijdspanne, geen sprake kan zijn geweest van diefstal van de vrachtauto, het lossen van de containers en het in brand steken van de vrachtauto onvoldoende is onderbouwd. Op het verweer van de verzekeraars valt echter nog meer aan te merken.
5.11.
Partijen gaan uit van een uiteenlopende afstand tussen de respectieve locaties van Tiel en Kesteren van 14,3 respectievelijk 15,4 kilometer, zonder dat vast staat welke route de vrachtauto heeft afgelegd. Volgens het programma Routenet is daarmee 16 (volgens [naam beheer A BV]) á 18 (volgens de schadeonderzoeker van de verzekeraars) minuten gemoeid, zodat van het gemiddelde daarvan wordt uitgegaan. Aan de stelling van [naam beheer A BV] dat aannemelijk is dat de vrachtauto sneller heeft gereden dan is toegestaan, wordt voorbijgegaan nu niets is komen vast te staan over de route die de vrachtauto heeft gereden en de snelheid waarmee gereden is. Om diezelfde reden wordt aan de opmerking van de verzekeraars, dat niet de snelste route zou zijn gereden en/of dat de lading onderweg ergens zou moeten zijn gelost, voorbij gegaan.
5.12.
De verzekeraars verwijzen voor de tijd die nodig is om twee containers te lossen naar de reconstructie die onderzoeker [naam 3] heeft verricht. In het rapport staat niet door hoeveel mensen het lossen is geschied, maar ter comparitie is namens de verzekeraars erkend dat de reconstructie door één persoon is gedaan die alle handelingen verricht. Vast staat dat er in ieder geval drie overvallers zijn zodat niet van de door [naam 3] verrichte reconstructie kan worden uitgegaan.
De reconstructie die door [naam beheer A BV] is gedaan, is verricht door vier personen. Weliswaar hebben de verzekeraars erop gewezen dat slechts drie overvallers betrokken waren bij de diefstal, maar niet kan worden uitgesloten dat een tweede vrachtauto met een chauffeur, een vierde persoon dus, betrokken was bij het overladen van de containers. Ook de verzekeraars lijken daar in hun verweer van uit te gaan, daar waar zij dat baseren op een door een NN buurvrouw ten overstaan van [naam 3] afgelegde verklaring.
Daarnaast wijzen de verzekeraars erop dat [naam beheer A BV] in haar reconstructie niet heeft meegenomen de tijd die gemoeid is met het vastzetten van de containers met kettingen en het sluiten van de deuren met een pen. Hoewel [naam beheer A BV] ter comparitie heeft gesteld dat deze handelingen wel zijn verricht ten tijde van de reconstructie, blijkt dat niet uit het proces-verbaal bij de notaris. De notaris heeft precies genoteerd welke handelingen de bij de reconstructie betrokken personen hebben verricht, zodat het niet voor de hand ligt dat de containers ten tijde van de reconstructie zijn vastgezet met kettingen en de deuren zijn gesloten met een pen. Dat brengt met zich dat evenmin kan worden uitgegaan van de tijd die volgens [naam beheer A BV] nodig is voor het lossen van de containers, maar dat daar beperkte tijd voor het vastzetten van de containers en de deuren, naar schatting gesteld op anderhalve minuut, bij opgeteld zou moeten worden.
De verzekeraars hebben voorts aangevoerd dat de overvallers niet ervaren waren met het laden en lossen van de containers omdat zij de deskundigheid van [naam 2] nodig hadden om de diefstal op de locatie van het bedrijf zo snel mogelijk te laten plaatsvinden. Daarmee bedoelen de verzekeraars te stellen dat de tijd die volgens de reconstructie van [naam beheer A BV] is vastgesteld naar boven moet worden bijgesteld. Het enkele feit echter dat de overvallers [naam 2] hebben gedwongen mee te helpen bij het laden van de containers op de vrachtauto combinatie rechtvaardigt niet de conclusie dat de overvallers niet ervaren waren met het laden en lossen. Immers, de containers zijn leeg aangetroffen zodat die op enig moment gelost moeten zijn, terwijl [naam 2] daarbij niet heeft kunnen helpen. Het is niet denkbeeldig dat de overvallers bij de overval [naam 2] hebben ingezet omdat hij snel de weg weet in het bedrijf en een extra mankracht kon worden gebruikt bij het snel laden van de containers.
5.13.
Ten slotte beroepen de verzekeraars zich op een getuigenverklaring van een NN buurvrouw die om ongeveer 22:00 uur twee vrachtauto’s heeft gezien, één Scania met een donkere cabine met één container en een tweede vrachtauto met 2 containers. Volgens haar zaten er twee personen in de tweede vrachtauto en één persoon in de eerste vrachtauto. Na circa 10 minuten reed de tweede vrachtauto volgens haar weg, terwijl de andere vrachtauto een beetje aan het manoeuvreren was. Zij heeft voorts verklaard dat 20 minuten later de vrachtauto in brand stond. Ten slotte heeft zij verklaard dat de politie bij de eerste vrachtauto is gaan informeren maar haar vertelde dat die man er niets mee te maken had. Deze getuigenverklaring roept dermate veel vraagtekens op – uit haar tijdspad zou moeten volgen dat de brand is geconstateerd om 22:30 uur, terwijl dat al om 22:07 uur was en de man in de eerste vrachtauto, nota bene de Scania, zou niets met de overval en brandstichting te maken hebben – dat niet van de juistheid van die verklaring kan worden uitgegaan.
5.14.
Ook overigens is een feit dat de vrachtauto op enig moment van het bedrijf van [bedrijf C BV] in Tiel is weggereden – niet vast staat hoe laat dat is geweest – en dat dezelfde vrachtauto brandend is aangetroffen om 22:07 uur. De containers waren toen leeg en de netten waren van de containers verdwenen. Zelfs indien ervan uitgegaan zou moeten worden dat de vrachtauto om 21:40 uur op 600 meter van het bedrijf van [bedrijf C BV] was, is het, uitgaande van een rijafstand van 17 minuten en een lostijd van 6 minuten, theoretisch mogelijk dat de diefstal heeft plaatsgevonden. Volgens de NN buurvrouw was de brand pas net begonnen toen zij de brand zag en haar buurman de melding al had gedaan.
De suggestie van de verzekeraars ter zitting dat de leeg aangetroffen containers niet dezelfde containers waren als die vol met koper en nikkel in de bedrijfshal van [naam beheer A BV] stonden, wordt niet nader onderbouwd, terwijl [naam 3] (zie het resumé, punt 8 van het rapport) ervan uit lijkt te gaan dat de containers die op de brandende vrachtauto stonden dezelfde zijn nu daarover geen opmerkingen zijn gemaakt. [naam beheer A BV] heeft er ter comparitie op gewezen dat de ene container grijs was en de andere blauw en dat er reclame op de containers stond, zodat nagegaan had kunnen worden of het om dezelfde containers ging. Op foto 7 van het rapport van Gorissen & Van der Zande is overigens een blauwe container te zien. De andere suggestie van de verzekeraars, dat de containers op een ander moment zijn geleegd of leeg zijn meegenomen, is evenmin nader onderbouwd. Aldus is ook in zoverre sprake van onvoldoende betwisting van de diefstal door de verzekeraars.
5.15.
Ten derde wijzen de verzekeraars erop dat de beelden van de beveiligingscamera’s niet betrouwbaar zijn en/of niet overeenkomen met de verklaring van [naam 2]. Waar de verzekeraars bij conclusie van antwoord nog stellen dat niet blijkt dat de camera’s van [bedrijf C BV] ten opzichte van elkaar een afwijkend tijdsbeeld hebben geregistreerd en ook overeenkomen met de tijd als aangegeven op de foto waarop de vrachtauto wegrijdt (foto 5 bij het onderzoeksrapport), wijzen zij er bij antwoordakte na comparitie juist op dat er een discrepantie zit tussen de verschillende camera’s. Zo zou de camera in de bedrijfshal een tijdstip van 21:21 uur registreren op het moment dat de chauffeur door de overvallers langs het weeghok de bedrijfshal in wordt geleid, terwijl datzelfde moment door de camera in het weeghok zou zijn geregistreerd om 20:54 uur. Ter zitting had [naam beheer A BV] er al op gewezen dat de twee camera’s binnen en de ene camera buiten niet synchroon lopen, zodat van de juistheid van die stelling wordt uitgegaan.
Verder wijzen de verzekeraars er bij antwoordakte na comparitie op dat de tijdregistratie volgens de bestandseigenschappen niet juist kan zijn. Volgens de bestandseigenschappen van de beelden van camera 2 zou de vrachtauto om 21:32 uur zijn komen aanrijden, terwijl dat beeld is geregistreerd om 21:11 uur. Door [naam beheer A BV] is gesteld dat de beeldopnamen van de diverse camera’s worden geregistreerd op de server van [bedrijf C BV], weergegeven onder bestandseigenschappen. Door [naam beheer A BV] is bij antwoordakte eveneens gesteld dat de registratietijd van de beelden op de server van [bedrijf C BV] (de bestandseigenschappen)
23 minuten moet hebben voorgelopen. Van de tijdregistratie volgens de bestandseigenschappen kan dan ook niet worden uitgegaan; daarover zijn partijen het kennelijk eens.
Van de exacte tijdregistratie van één van de camera’s kan evenmin worden uitgegaan. Camera 2 zou de aankomst van de vrachtauto immers om 21:11 uur hebben geregistreerd, terwijl de enige tijd die tussen partijen als vaststaand wordt aangenomen 21:10 uur is als tijdstip waarop [naam 2] het alarm heeft uitgeschakeld. Gesteld noch gebleken is dat de andere camera’s een exacte tijdweergave hebben gehad. Anders dan de verzekeraars stellen, is dan ook niet de weergave van de tijd van belang maar de chronologie van de beelden.
De verzekeraars wijzen er daarnaast op dat camera 1 in het weeghok het klaarmaken van de papieren door [naam 2] niet heeft geregistreerd. Als de chauffeur een bepaalde tijd in het weeghok heeft doorgebracht, is volgens hen niet te verklaren waarom dat verblijf niet is gefilmd. De rechtbank acht het niet van belang om daarvoor een verklaring te achterhalen nu de werkzaamheden van [naam 2] in het weeghok wel zijn geregistreerd door camera 5 in de bedrijfshal. Door die camera zijn kleine bewegingen van [naam 2] op zijn stoel geregistreerd, zodat daaruit kan worden afgeleid dat [naam 2] inderdaad enige tijd in het weeghok heeft doorgebracht, kennelijk om de weegbon in orde te maken.
Ook wijzen de verzekeraars erop dat de camera’s geen beelden hebben geregistreerd van de opening van de sectionaal deur door de twee in de bedrijfshal achtergebleven overvallers en het binnenrijden van de vrachtauto in die hal om de containers te laden. [naam beheer A BV] heeft gesteld en zulks is gebleken door overlegging van de DVD met camerabeelden, dat de camera in de bedrijfshal na de inspectie van de containers kapot is gemaakt met een bezem en dat de camera in het weeghok op enig moment ook onklaar is gemaakt. Dit verklaart waarom de door de verzekeraars genoemde handelingen niet (meer) zijn geregistreerd door de camera’s.
Voorts voeren de verzekeraars aan dat er mogelijk wijzigingen zijn aangebracht aan de foto’s omdat de bestandseigenschappen iets anders aangeven dan de tijdregistratie. De vraag rijst, aldus de verzekeraars, of de beelden achteraf zijn bewerkt. Daartoe is volgens hen redengevend dat niet verklaard wordt waarom de bestandseigenschappen van de beelden afwijkende tijden laten zien ten opzichte van de weergegeven tijd op de camerabeelden en dat er een “gat” van tien minuten zou bestaan tussen het moment dat [naam 2] vanuit de binnenzijde van het pand – via het weeghok – naar buiten zou zijn gegaan en het moment dat de overvallers met wapen in beeld komen. Camera 1 in het weeghok registreert om 20:44 uur het ontgrendelen van de zijdeur van het pand maar vervolgens verspringt het beeld naar 20:54 uur en is te zien dat de chauffeur door één of meer gemaskerde mannen het pand ingeduwd wordt, en dat terwijl – aldus de verzekeraars – [naam 2] heeft verklaard dat hij, nadat hij de weegbon had gemaakt, via de deur naar buiten is gelopen en direct daarna werd geconfronteerd met een overvaller. Zij merken daarnaast op dat het merkwaardig is dat het beeld van het weeghok vloeiend overloopt wanneer de chauffeur de zijdeur ontgrendelt en dan meteen met de overvallers geconfronteerd wordt, terwijl alleen de tijdregistratie rechtsboven in beeld verraadt dat ineens 10 minuten later is gefilmd.
Ten aanzien van het laatste punt wordt opgemerkt dat de rechtbank de verzekeraars hierin niet kan volgen nu uit de registratie door camera 5 in de bedrijfshal juist volgt dat [naam 2] ongeveer 10 minuten is bezig geweest in het weeghok. Hiervoor is reeds overwogen dat het om die reden niet relevant is om te zoeken naar een verklaring voor het feit dat de camera in het weeghok de door [naam 2] gestelde werkzaamheden aan de weegbon niet heeft geregistreerd. Van een “gat” van 10 minuten is dan ook niet gebleken.
Ten aanzien van het eerste punt – de bestandseigenschappen – is hiervoor reeds overwogen dat van de tijdregistratie volgens de bestandseigenschappen niet kan worden uitgegaan. Overigens geldt dat [naam beheer A BV] wel degelijk een verklaring heeft gegeven voor het feit dat de tijdregistratie van de server afwijkt van die van (enkele) camera’s. [naam beheer A BV] heeft gesteld dat de beeldopnamen van de camera’s direct worden geregistreerd op de server van [bedrijf C BV] maar dat de server kennelijk een andere tijdregistratie hanteert, terwijl overigens de chronologie der gebeurtenissen en niet de exacte tijdweergave relevant is. Nu door [naam beheer A BV] behalve foto’s ook videobeelden zijn overgelegd en de beelden derhalve te controleren zijn en de chronologie der gebeurtenissen uit de beelden valt af te leiden, is door de verzekeraars onvoldoende gesteld dat wijzigingen zouden zijn aangebracht zodat het beeldmateriaal niet langer betrouwbaar zou zijn.
Aldus hebben de verzekeraars de stelling van [naam beheer A BV] dat sprake is van diefstal in zoverre onvoldoende betwist.
5.16.
De verzekeraars hebben nog de omkering van de bewijslast op grond van de redelijkheid en billijkheid bepleit. Zij hebben daartoe gesteld dat zij zich hebben gebaseerd op de door [naam beheer A BV] gepresenteerde feiten, welke feiten zij uitvoerig hebben gecontroleerd en gereconstrueerd. Die objectieve controle en reconstructie dwingt volgens hen tot de conclusie dat er ernstig getwijfeld mag worden aan de juistheid van de lezing van [naam beheer A BV]. Uitsluitend [naam beheer A BV] en/of haar medewerkers kunnen een nadere verklaring geven voor hetgeen zich op de bewuste avond heeft afgespeeld.
Artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geeft de rechter de mogelijkheid om een andere verdeling van de bewijslast aan te nemen als die uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit. Toepassing van deze uitzondering kan slechts met terughoudendheid en onder bijzondere omstandigheden geschieden.
Voor omkering van de bewijslast wordt geen aanleiding gevonden.
Ten eerste is niet juist dat de verzekeraars zich slechts hebben kunnen baseren op de door [naam beheer A BV] gepresenteerde feiten nu ook foto’s en camerabeelden deel uitmaken van het dossier en daaruit de overval blijkt. Bovendien heeft [naam 2] twee verklaringen afgelegd, één ten overstaan van de politie vrijwel direct na de overval en één ten overstaan van schadeonderzoeker [naam 3], welke verklaringen consistent zijn.
Ten tweede is overwogen dat [naam beheer A BV] voldoende heeft gesteld, maar de verzekeraars onvoldoende hebben betwist dat sprake is van diefstal, zodat de twijfel van de verzekeraars aan de juistheid van de lezing van de feiten door [naam beheer A BV] niet gerechtvaardigd is. Ook overigens is niet gebleken van (andere) bijzondere omstandigheden die een omkering van de bewijslast zouden (kunnen) rechtvaardigen.
Nu de verzekeraars dezelfde feiten ten grondslag hebben gelegd aan hun beroep een bewijsvermoeden aan te nemen dat de “diefstal” niet gepleegd is op de wijze zoals door [naam beheer A BV] is beschreven, zodat aan [naam beheer A BV] opgedragen moet worden het door de verzekeraars gepresenteerde bewijs te ontzenuwen, wordt ook dit beroep verworpen.
5.17.
De verzekeraars en [naam beheer A BV] hebben bewijs aangeboden van al hun stellingen maar aan bewijslevering wordt, nu sprake is van onvoldoende betwisting door de verzekeraars, niet toegekomen.
5.18.
Subsidiair hebben de verzekeraars het verweer opgeworpen dat zij door [naam beheer A BV] onjuist zijn geïnformeerd over het feitenrelaas dat tot de schade heeft geleid, hetgeen tot verval van uitkering leidt. Volgens de verzekeraars is sprake van opzet tot het misleiden van de verzekeraars nu door hen is aangetoond dat de door [naam beheer A BV] beschreven feiten niet kunnen kloppen omdat niet verklaard kan worden dat de chauffeur met precies de geschikte vrachtautocombinatie op het juiste moment buiten de reguliere openingstijden van het bedrijf arriveerde en vervolgens binnen het objectief vastgestelde tijdsbestek de handelingen kunnen zijn verricht om de diefstal van de lading te voltooien. Nu het hier om dezelfde feiten gaat die door de verzekeraars ten grondslag zijn gelegd aan hun primaire verweer en nu die feiten een onvoldoende betwisting inhouden van de stelling van [naam beheer A BV] dat sprake is van diefstal, terwijl evenmin anderszins is komen vast te staan dat [naam beheer A BV] een onware opgave van relevante feiten en omstandigheden heeft gedaan, wordt ook dit subsidiaire verweer gepasseerd.
5.19.
De verzekeraars hebben uiterst subsidiair de hoogte van de schade betwist. Volgens hen heeft [naam beheer A BV] ervoor gekozen om de beschadigde vrachtauto te behouden, waarvan de waarde door experts is vastgesteld op € 38.200,--. Tevens dient op de vordering in mindering te worden gebracht, aldus de verzekeraars, het eigen risico van € 1.000,-- zodat de vordering niet meer kan bedragen dan € 95.800,--.
Ter comparitie is namens [naam beheer A BV] erkend dat de schade maximaal € 95.800,-- kan bedragen omdat uitgegaan moet worden van de dagwaarde van de vrachtauto die door [naam beheer A BV] is behouden. Dit bedrag ligt voor toewijzing gereed, verdeeld over de verschillende verzekeraars in hun respectieve verhouding. Dat betekent dat Achmea zal worden veroordeeld te voldoen een bedrag van € 57.480,--, Aegon een bedrag van € 19.160,-- en Bovemij ook een bedrag van € 19.160,--. Nu deze vordering zal worden toegewezen, heeft [naam beheer A BV] geen belang (meer) bij de door haar gevraagde verklaring voor recht, zodat die zal worden afgewezen.
5.20.
[naam beheer A BV] heeft over de hoofdsom de wettelijke (handels)rente gevorderd vanaf de schadedatum, 26 augustus 2011, althans vanaf de datum waarop zij aanspraak heeft gemaakt op de wettelijke rente, 27 maart 2013, althans vanaf de datum van de dagvaarding. Voor zover [naam beheer A BV] de wettelijke handelsrente uit hoofde van artikel 6:119a BW heeft gevorderd, zal die worden afgewezen nu gesteld noch gebleken is waarom wettelijke handelsrente verschuldigd zou zijn. De verzekeraars hebben als verweer opgeworpen dat zij krachtens de overeenkomst in beginsel tot niet meer gehouden zijn dan de voldoening van een geldsom zodat zij in gebreke moeten zijn gesteld voordat het verzuim kan intreden. In dat standpunt kunnen de verzekeraars worden gevolgd zodat de wettelijke rente over de hoofdsom eerst toewijsbaar is vanaf 27 maart 2013, 7 dagen na dagtekening van de ingebrekestelling.
5.21.
[naam beheer A BV] heeft bij akte overlegging van producties tevens akte vermeerdering van eis betaling van € 3.018,72 inclusief BTW gevorderd, welk bedrag door [bedrijf D BV] bij haar in rekening is gebracht in verband met het veiligstellen van de camerabeelden na de overval, het samenstellen van de DVD met camerabeelden en de bespreking daarvan met [naam 3]. Deze facturen dienen, aldus [naam beheer A BV], te worden aangemerkt als redelijke kosten die zij heeft moeten maken ter vaststelling van haar schade en aansprakelijkheid van de verzekeraars (6:96 lid 2 sub b BW), althans als redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (6:96 lid 2 sub c BW).
De verzekeraars hebben hiertegen geen verweer gevoerd, hoewel zij daartoe in de gelegenheid waren bij antwoordakte na comparitie. Dat betekent dat de door [bedrijf D BV] in rekening gebrachte kosten, die noodzakelijk waren om de schade van [naam beheer A BV] vast te stellen en in redelijkheid zijn gemaakt, zullen worden toegewezen, zij het dat niet de hoofdelijkheid zal worden uitgesproken nu gesteld noch gebleken is op grond waarvan de verzekeraars hoofdelijk aansprakelijk zijn.
5.22.
De gevorderde nakosten zijn, op de voet van het arrest van de Hoge Raad van
19 maart 2010, LJN:BL1116, voor toewijzing vatbaar als na te melden.
5.23.
De verzekeraars zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waarbij voor wat betreft het salaris advocaat wordt uitgegaan van het toe te wijzen bedrag. Ook hier zal de hoofdelijke veroordeling worden afgewezen nu daarvoor geen grond is aangevoerd. De kosten aan de zijde van [naam beheer A BV] worden begroot op:
- dagvaarding € 250,08 (2 maal € 76,71 en 1 maal € 97,38)
- griffierecht € 3.715,00
- salaris advocaat
€ 2.682,00(3 punten x tarief € 894,00)
Totaal € 6.647,08
6. De beslissing
De rechtbank
6.1.
veroordeelt Achmea om aan [naam beheer A BV] te betalen een bedrag van € 57.480,--, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 27 maart 2013 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Aegon om aan [naam beheer A BV] te betalen een bedrag van € 19.160,--, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 27 maart 2013 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt Bovemij om aan [naam beheer A BV] te betalen een bedrag van € 19.160,--, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 27 maart 2013 tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt de verzekeraars om aan [naam beheer A BV] te betalen een bedrag van € 3.018,72 aan kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.5.
veroordeelt de verzekeraars in de proceskosten, aan de zijde van [naam beheer A BV] tot op heden begroot op € 6.647,08, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.6.
veroordeelt de verzekeraars in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de verzekeraars niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2014.
KH/Le