ECLI:NL:HR:2001:AD3991
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Verzekering en bedrijfsrisico bij verhuur van vorkheftrucks
In deze zaak heeft VORKHEFTRUCKVERHUURBEDRIJF "VITESSE" B.V. (hierna: Vitesse) de verzekeraars gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam, waarbij zij vorderingen heeft ingesteld ter zake van schade door verlies van een vorkheftruck. De vordering van Vitesse, die een bedrag van ƒ 33.000,-- met wettelijke rente en aanvullende kosten omvatte, werd door de Rechtbank afgewezen. Vitesse ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat het vonnis van de Rechtbank bekrachtigde. Hierop heeft Vitesse cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld in het licht van de toepasselijke beursvoorwaarden van de verzekering. De kern van het geschil draaide om de vraag of de schade door verduistering van de vorkheftruck door een huurder als een 'van buiten aankomend onheil' kon worden aangemerkt. Het Gerechtshof had geoordeeld dat de schade tot het bedrijfsrisico van Vitesse behoorde, omdat de huurder, [betrokkene C], de vorkheftruck zonder toestemming had verkocht aan [betrokkene B]. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof een onjuiste toepassing had gegeven aan de relevante bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 276, en dat de belangen van Vitesse en de huurder niet als gemeenschappelijk konden worden aangemerkt. De Hoge Raad veroordeelde de verzekeraars in de proceskosten van het geding in cassatie, tot op dat moment begroot op ƒ 858,06 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.