ECLI:NL:RBGEL:2014:1794

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
256181
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsrecht en de gevolgen van het niet vermelden van derde partijen in de Eigen Verklaring

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen CleanLeaseFortex B.V. en de Stichting Katholieke Universiteit, meer specifiek het Radboud Universitair Medisch Centrum (RUMC). CleanLeaseFortex vordert dat RUMC de voorlopige gunningsbeslissing intrekt en de opdracht aan hen gunt, omdat zij van mening is dat Rentex Awé Stein B.V. onterecht is geselecteerd. De kern van het geschil draait om de vraag of Rentex Awé in haar Eigen Verklaring correct heeft aangegeven dat zij voor bepaalde geschiktheidseisen een beroep doet op derden, met name voor de NEN-EN-ISO 13485 en NEN-EN-13795 certificeringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat RUMC de NEN-EN-ISO 13485 certificering niet als geschiktheidseis heeft opgenomen in de aanbestedingsdocumenten, waardoor Rentex Awé niet verplicht was om dit in haar Eigen Verklaring te vermelden. De rechtbank oordeelt dat RUMC in redelijkheid kon besluiten om Rentex Awé niet uit te sluiten, ondanks de omissie in de Eigen Verklaring. CleanLeaseFortex heeft niet voldoende bewijs geleverd dat Rentex Awé niet voldeed aan de gestelde eisen op het moment van inschrijving. De rechtbank wijst de vorderingen van CleanLeaseFortex af en gebiedt RUMC de opdracht definitief aan Rentex Awé te gunnen, waarbij CleanLeaseFortex in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/256181 / KG ZA 13-695
Vonnis in kort geding van 11 februari 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLEANLEASEFORTEX B.V.,
gevestigd te Koudekerk aan den Rijn,
eiseres,
advocaten mrs. G.W.A. van de Meent en C.A.M. Lombert te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING KATHOLIEKE UNIVERSITEIT,
meer in het bijzonder betrekking hebbend op het Radboud Universitair Medisch Centrum,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. T.T.A. Oudenhoven te Nijmegen,
waarin heeft gevorderd als tussenkomende partij te worden toegelaten
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RENTEX AWÉ STEIN B.V.,
gevestigd te Elsloo,
eiseres in het incident tot tussenkomst,
advocaten mrs. W. van de Wier en E.F.M. van Loo te Roermond.
Partijen zullen hierna CleanLeaseFortex, RUMC en Rentex Awé genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van CleanLeaseFortex
  • de pleitnota van RUMC
  • de pleitnota van Rentex Awé.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CleanLeaseFortex en Rentex Awé zijn wasserijen annex stomerijen.
2.2.
RUMC heeft een openbare Europese aanbesteding gehouden voor wasserijdiensten. Het doel van deze aanbesteding is het sluiten van een overeenkomst voor een periode van 3 jaar. Gunning zal plaatsvinden op basis van het gunningscriterium ‘economisch meest voordelige inschrijving’. In de bij de aanbesteding behorende inschrijvingsleidraad (hierna: de Inschrijvingsleidraad) heeft RUMC onder meer het volgende opgenomen.

1.ALGEMEEN

(…)
De dienstverlening omtrent wasserij diensten bestaat uit twee delen: platgoed en bedrijfskleding.
(…)
2. PROCEDURE
(…)
2.2.
Beschrijving procedure
De inschrijving dient gebaseerd te zijn op onderhavige Inschrijvingsleidraad en de bijbehorende bijlagen, waarbij een indeling wordt gehanteerd conform paragraaf 3.2.
(…)
2.13.
Juistheid van de geleverde informatie
Door indiening van een inschrijving staat Ondernemer borg voor de juistheid en volledigheid van alle gevraagde en geleverde informatie. De Ondernemer staat ervoor in dat hij gedurende de gehele aanbestedingsprocedure aan de eisen zoals gesteld in de Inschrijvingsleidraad voldoet. Tussentijdse wijzigingen dienen direct door de Ondernemer aan het UMC St Radboud te worden voorgelegd, zodat de gegevens kunnen worden beoordeeld. Tevens staat Ondernemer in voor de juistheid van hetgeen hij in zijn Inschrijving heeft gesteld. Ingeval op enig moment tijdens de aanbestedingsfase dan wel na gunning mocht blijken dat Ondernemer het gestelde in zijn Inschrijving in de praktijk niet kan nakomen, is hij aansprakelijk voor alle schade en kosten die het UMC St Radboud daardoor lijdt.
(…)
3. TE VERSTREKKEN INFORMATIE INZAKE DE INSCHRIJVING
(…)
3.4.
Combinaties/samenwerkingsverbanden en onderaanneming/beroep op derde(n)
Ondernemer kan zich slechts eenmaal Inschrijven: of als zelfstandige onderneming of als onderdeel van een combinatie/samenwerkingsverband. Het kan zijn dat een Ondernemer die zelfstandig niet aan alle eisen voldoet, een beroep doende op de financiële gegoedheid of technische vakbekwaamheid van de derde(n) of in combinatie wel voldoet.
3.4.1.
Onderaanneming/beroep op (een) derde(n)
  • Indien van toepassing:
  • (…)
  • Indien van toepassing beroep op derde(n) technische bekwaamheid:
(…)
4. BEOORDELING INSCHRIJVINGEN EN GUNNINGSCRITERIA
(…)
4.2.
Beoordeling gunningscriteria
Gunning zal plaatsvinden op basis van het gunningscriterium ‘economisch meest voordelige Inschrijving’ op basis van de volgende criteria:
Criterium en subcri-
terium
Inhoud van het criterium
Wegings-
Factor
Maximale Punten
Kwaliteit
50%
2400
A
Kwaliteit van de aangeboden zaken
1200
B
Presentatie
200
C
Proefpakket
1000
Prijs
50%
C
Totale inkoopwaarde excl. BTW zoals door Opdrachtnemer ingevuld in prijsopgavenformulier (Bijlagen 4)
Totaal
100%
4.3
Kwaliteit van aangeboden zaken
Subcrite-
rium
Inhoud van het criterium
Toelichting
Kwaliteit van aan-
geboden zaken-
Pro-
gramma
van Wen-
sen
Het UMC St Radboud wenst Ondernemer te beoordelen op diens beantwoording op het Programma van Wensen zoals opgenomen in bijlage 3b. Achter ieder item als gesteld geeft Ondernemer een korte toelichting.
Aan de beantwoording van het programma van Wen-sen wordt een maximale score van 1200 toegekend.
Indien een partij minder dan 575 van de te behalen punten heeft gescoord, zal deze partij worden uitgesloten van deelname.
(…)
NOTA BENE
Het UMC St Radboud behoudt zich het recht voor de door Ondernemer verstrekte gegevens en bescheiden op juistheid te (doen) controleren op door het UMC St Radboud te bepalen wijze.
Aantoonbaar niet naar waarheid ingevulde verklaringen zullen tijdens de aanbestedingsprocedure leiden tot uitsluiting van verdere deelname of gelden – indien geconstateerd na eventuele gunning – als ontbindende voorwaarde in de af te sluiten overeenkomst.
2.3.
In de Eigen verklaring voor aanbestedingsprocedures van aanbesteden diensten (hierna: de Eigen verklaring) heeft RUMC bij punt 3 ‘Facultatieve uitsluitingsgronden boven de Europese aanbestedingsdrempel’ punt 3.5 van toepassing verklaard. Met betrekking tot punt 3.5 staat in de Eigen verklaring het volgende:
Op basis van het verstrekken van foutieve of onvolledige inlichtingen in het kader van deze aanbesteding mag de aanbestedende dienst een onderneming uitsluiten in een lopende aanbestedingsprocedure. Onder inlichtingen die verstrekt worden in het kader van aanbestedingsprocedures, zoals bedoeld in punt 3.5, valt alle informatie die door de aanbestedende dienst verlangd wordt in het kader van de aanbesteding.
3.5 ■
zijn onderneming, bij het verstrekken van inlichtingen die door de aanbestedende dienst van hem waren verlangd in het kader van aanbestedingsprocedures, zich niet in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan valse verklaringen of zijn onderneming deze inlichtingen niet, of niet volledig heeft verstrekt.
2.4.
Bij punt 5 ‘Geschiktheidseisen’ in de Eigen verklaring heeft RUMC de punten 5.1 en 5.2 van toepassing verklaard. In punt 5.2 is het volgende opgenomen:
5.2. ■
zijn onderneming voldoet aan de in de aanbestedingsstukken gestelde eisen m.b.t. technische bekwaamheid en beroepsbekwaamheid, zoals opgenomen in:
Documentnaam Pagina- of paragraafnummer
Bijlage 2. Geschiktheidseisen Paragraaf 2
2.5.
Bij punt 8 ‘samenwerkingsverband of beroep op een derde/derden’ in de Eigen verklaring staat onder meer het volgende:
(…)
De onderneming dient, indien hij een beroep doet op een derde/derden, bij punt 8.2 aan te geven voor welke geschiktheidseisen hij een beroep op een derde/derden doet.
(…)
2.6.
En in de Eigen verklaring bij punt 9 ‘Ondertekening’:
(…)
9.1
hij deze verklaring en indien van toepassing de bijgevoegde bijlage, onvoorwaardelijk en zonder enig voorbehoud heeft ondertekend; hij zich ervan bewust is dat het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie, door de aanbestedende dienst kan worden aangemerkt als een valse verklaring in de zin van punt 3.5 dan wel 4.9 uit deze Eigen verklaring en dat dit kan leiden tot een onvoorwaardelijke uitsluiting voor de resterende duur van deze aanbestedingsprocedure;
(…)
2.7.
In bijlage 2 van de Inschrijvingsleidraad heeft RUMC de gestelde geschiktheidseisen opgenomen. In paragraaf 2 staat daarover:
2 Technische of Beroepsbekwaamheid
Vraag
Antwoord Bijlage
a. Beschikt uw onderneming over de volgende certi-ficeringen:
NEN-EN-ISO 9001:2008
NEN-EN-ISO 14001:2004
CERTEX
NEN-EN 14065:2002(RABC)
NEN-EN 13795:2011+A1:2013
Ja/nee Na een verzoek daartoe inzenden:
Relevante certificaten of een over-
zicht waaruit de gevraagde situatie
blijkt
2.8.
In de eerste nota van inlichtingen is bij punt 86 het volgende opgenomen:
86.
Geschiktheidseisen,
Paraaf 2a, pagina 3
Onze materialen voldoen aan de eisen zoals gesteld in NEN-EN 13795:2011+A1:2013 normering. Onze processen zijn gecertificeerd conform de NEN-EN-ISO 13485:2012. Deze zou ons inziens van toepassing moeten zijn om de borging van de juiste processen te garanderen voor de uitgifte van deze medische hulpmiddelen.
Akkoord
2.9.
Bij brief van 29 november 2013 heeft RUMC haar voorgenomen gunningsbesluit aan CleanLeaseFortex kenbaar gemaakt. In deze brief staat onder meer het volgende:
(…)
Na toepassing van de in de inschrijvingsleidraad beschreven beoordelingsprocedure blijkt dat Rentex Awé Stein BV de economisch meest voordelige inschrijving heeft gedaan. Radboudumc is naar aanleiding van deze uitkomst voornemens deze aanbesteding aan Rentex Awé te gunnen.
We vinden het zeer spijtig u niet anders te kunnen berichten.
Met de aangegeven totaalscore is uw inschrijving op de tweede plaats geëindigd in de rangorde van economisch meest voordelige inschrijving.
Kwalitatieve beoordeling
Op navolgende pagina’s kunt u onze onderbouwing vinden inzake uw score op kwaliteit.
Prijs beoordeling
De inschrijfprijs van Rentex Awé kunnen wij niet kenbaar maken aangezien dit bedrijfsvertrouwelijke informatie betreft en openbaarmaking de rechtmatige commerciële belangen van deze ondernemer kan schaden (zie ook artikel 2.57 Aanbestedingswet). Wij kunnen u wel mededelen dat u de op twee na laagste prijs heeft geoffreerd.
(…)
Score Cleanlease Fortex ten opzichte van Rentex Awé
Rentex
Cleanlease
Weging
Weging kwaliteit
50%
50%
Weging Prijs
50%
50%
Punten
max te behalen
Gunningscriterium PvW
1200
1098,0
984,0
Gunningscriterium Presentatie
200
200
200,0
Gunningscriterium Proefpakket
1000
733,79
710,29
Totaal behaalde punten
2031,8
1894,3
Maximaal te behalen punten
2400,0
2400,0
Gemiste punten
368,2
505,7
Percentage gemiste punten
15,34%
21,07%
Ranking
1
2
2.10.
Na dagvaarding heeft RUMC bij brief van 17 januari 2014 een nadere toelichting gegeven op de score van CleanLeaseFortex met betrekking tot het Proefpakket. Zij heeft hiertoe per product de gemiddelde score van CleanLeaseFortex en die van Rentex Awé opgenomen en toegelicht waarom CleanLeaseFortex op enig onderdeel minder heeft gescoord dan Rentex Awé.

3.Het geschil

3.1.
CleanLeaseFortex vordert samengevat - na wijziging van eis:
I. Primair RUMC te gebieden de voorlopige gunningsbeslissing in te trekken, RUMC te gebieden te verklaren dat Rentex Awé ongeldig heeft ingeschreven, RUMC te verbieden de opdracht definitief te gunnen aan Rentex Awé en RUMC te gebieden de opdracht (voorlopig) te gunnen aan CleanLeaseFortex, voor zover RUMC de opdracht nog altijd wenst te gunnen.
II. Subsidiair RUMC te gebieden de voorlopige gunningsbeslissing in te trekken, RUMC te gebieden een onafhankelijke derde opdracht te geven, althans een (nieuwe) beoordelingscommissie aan te stellen om te beoordelen of Rentex Awé een Eigen Verklaring heeft ingediend conform de eisen die volgen uit de aanbestedingsstukken, althans in ieder geval te beoordelen of Rentex Awé voor de geschiktheidseisen ten aanzien van de NEN-EN 13795 en NEN-EN-ISO 13485 certificering in paragraaf 8.2 van de Eigen Verklaring een beroep doet op een geschikte derde, meer in het bijzonder Rentex Floron B.V. En om RUMC te gebieden met inachtneming van deze bevindingen een nieuwe gunningsbeslissing te nemen met opnieuw inachtneming van een standstill-termijn van minimaal twintig kalenderdagen.
III. Meer subsidiair RUMC te gebieden de voorlopige gunningsbeslissing in te trekken, RUMC te verbieden de opdracht definitief te gunnen aan Rentex Awé en RUMC te gebieden een heraanbesteding te organiseren, voor zover RUMC de opdracht nog wenst te gunnen.
IV. Nog meer subsidiair RUMC te gebieden om de voorlopige gunningsbeslissing in te trekken, RUMC te verbieden de opdracht definitief te gunnen aan Rentex Awé en RUMC te gebieden een deugdelijke motivering aan CleanLeaseFortex te verstrekken waarin in ieder geval de relatieve voor- en nadelen van de inschrijving van CleanLeaseFortex ten opzichte van de winnende inschrijver, waaronder mede verstaan wordt het uitdrukken van de scores op prijs van zowel de winnende inschrijver als CleanLeaseFortex zelf, worden beschreven en een (uitgebreide) toelichting wordt gegeven op de gestelde kwalitatieve (sub)subgunningscriteria op een wijze die recht doet aan de fundamentele beginselen van het aanbestedingsrecht, waaronder het gelijkheids- en transparantiebeginsel en de eisen van artikel 2.130 Aanbestedingswet 2012. En om RUMC te gebieden om na de verstrekking van de motivering opnieuw een standstill-termijn van minimaal twintig kalenderdagen in acht te nemen;
V. Uiterst subsidiair om elke andere voorlopige voorziening te treffen die de rechtbank in goede justitie passend acht en die recht doet aan de belangen van CleanLeaseFortex.
VI. In alle gevallen op straffe van een dwangsom en met veroordeling van RUMC in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over deze kosten.
3.2.
RUMC voert gemotiveerd verweer, waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
3.3.
Rentex Awé vordert:
in het incident
3.3.1.
Primair dat zij wordt toegelaten als tussenkomende partij en subsidiair dat zij wordt toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van RUMC.
in de hoofdzaak
3.3.2.
Primair RUMC te gebieden de onderhavige opdracht definitief te gunnen aan Rentex Awé, voor zover zij de aanbestede opdracht nog altijd wenst te gunnen;
3.3.3.
Subsidiair RUMC in goede justitie een andere maatregel op te leggen die de voorzieningenrechter passend acht en die recht doet aan de belangen van Rentex Awé.

4.De beoordeling

in het incident tot tussenkomst van Rentex Awé

4.1.
CleanLeaseFortex en RUMC hebben geen verweer gevoerd tegen de tussenkomst van Rentex Awé. Bovendien heeft Rentex Awé een rechtstreeks en in rechte te erkennen belang om als tussenkomende partij in het geding te komen omdat zij de inschrijver is aan wie de opdracht voorlopig is gegund. Daarom zal Rentex Awé worden toegelaten als tussenkomende partij. CleanLeaseFortex en RUMC zullen daarbij in de kosten van het incident worden veroordeeld, welke kosten worden begroot op nihil.
in de hoofdzaak
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit uit de stellingen van CleanLeaseFortex voort.
4.3.
CleanLeaseFortex heeft zich op het standpunt gesteld dat RUMC de opdracht ten onrechte aan Rentex Awé heeft gegund. Volgens CleanLeaseFortex heeft Rentex Awé de eigen verklaring in paragraaf 8.2, naar zij vermoedt, onjuist ingevuld door niet te vermelden dat zij met betrekking tot de gestelde geschiktheidseisen, in het bijzonder de NEN-EN-ISO 13485:2012 (hierna: NEN 13485) en de NEN-EN 13795:2011+A1:2013 (hierna: NEN 13795) certificeringen, een beroep moet doen op derden. Volgens CleanLeaseFortex zou dit, gelet op de Inschrijvingsleidraad, moeten leiden tot uitsluiting van Rentex Awé.
4.4.
Ter zitting is gebleken dat, gelijk CleanLeaseFortex veronderstelde, Rentex Awé ten aanzien van de hierboven genoemde NEN-certificeringen niet in de Eigen verklaring heeft opgenomen dat zij hiervoor een beroep doet op (een) derde(n). De vraag is of dit had moeten leiden tot uitsluiting van Rentex Awé.
NEN 13485
4.5.
De vraag die allereerst aan de orde is, is of de NEN 13485 certificering, die betrekking heeft op de bedrijfsprocessen, behoort tot de in de aanbestedingsprocedure gestelde geschiktheidseisen. RUMC en Rentex Awé hebben zich op het standpunt gesteld dat dit niet het geval is. Hieromtrent wordt als volgt overwogen.
4.6.
RUMC heeft de NEN 13485 certificering niet opgenomen in de Inschrijvingsleidraad en ook niet in paragraaf 2 van de bijlage met geschiktheidseisen. In de eerste nota van inlichtingen heeft, zo is ter zitting toegelicht, CleanLeaseFortex in vraag 86 aan de orde gesteld dat haars inziens, naast de certificering van de materialen door middel van NEN 13795, de NEN 13485 van toepassing zou moeten zijn op de bedrijfsprocessen. RUMC heeft daarop ‘akkoord’ geantwoord. Dit antwoord van RUMC hoeft echter niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat alleen met behulp van dit certificaat aan de eisen met betrekking tot de bedrijfsprocessen kon worden voldaan. Dit geldt te meer nu partijen het erover eens zijn dat ook op andere wijzen aan deze eisen kan worden voldaan. Voor zover RUMC de NEN 13485 certificering als een geschiktheidseis had willen stellen, dan geldt dat zij deze eis in dit stadium van de aanbestedingsprocedure (de inlichtingenfase) niet meer had mogen stellen. Zowel het beginsel van gelijke behandeling als de daaruit voortvloeiende transparantieplicht vereisen immers dat het voorwerp en de gunningscriteria van overheidsopdrachten vanaf het begin van de aanbestedingsprocedure duidelijk worden omschreven. In de inlichtingenfase kunnen wel bepaalde verduidelijkingen worden aangebracht en inlichtingen worden verstrekt, maar langs deze weg kan niet de betekenis worden gewijzigd van de belangrijkste voorwaarden van de opdracht – waaronder de technische specificaties en de gunningscriteria – zoals die in het bestek zijn geformuleerd en waarop belanghebbende marktdeelnemers zich rechtmatig hebben gebaseerd voor hun beslissing een offerte voor te bereiden of juist van deelneming aan de betrokken aanbestedingsprocedure af te zien (vgl. HvJ EU 10 mei 2012, C-368/10, Max Havelaar). Aangenomen moet worden dat dit evenzeer geldt voor een geschiktheidseis als de onderhavige, die betrekking heeft op de technische bekwaamheid bij de uit te voeren bedrijfsprocessen.
4.7.
Gelet op het voorgaande behoefde de inschrijver (of de derde(n) waarop hij zich beroept) niet over de NEN 13485 certificering te beschikken. Reeds daarom behoefde Rentex Awé niet in haar eigen verklaring te vermelden dat zij voor deze eis een beroep doet op (een) derde(n). Overigens staat, als niet weersproken ter zitting, vast dat ook CleanLeaseFortex voor dit certificaat een beroep moet doen op een derde in de vorm van een gelieerde onderneming en dat zij dat ook niet heeft vermeld in haar Eigen verklaring. Afgezien daarvan heeft Rentex Awé, na de voorlopige gunningsbeslissing, wel de NEN 13485 certificering van de derde getoond aan RUMC en is er onvoldoende aanwijzing voor de gedachte dat zij niet reeds ten tijde van de inschrijving een beroep op die gecertificeerde derde kon doen.
NEN 13795
4.8.
De NEN 13795 certificering ziet, zo hebben partijen toegelicht, op de eisen die worden gesteld aan de producten (OK-kleding en steriel OK-materiaal) die door de inschrijver aan RUMC dienen te worden geleverd. Uit paragraaf 2 van de bijlage met geschiktheidseisen bij de Inschrijvingsleidraad blijkt dat de onderneming over de desbetreffende certificering moet beschikken. Het is tevens duidelijk dat beide inschrijvers
- wasserijen - dergelijke producten niet zelf zullen leveren en dus ook niet over zo’n certificaat zullen beschikken. Zij zullen deze producten dus van een derde moeten betrekken, welke toeleverancier wel in bezit zal moeten zijn van de desbetreffende certificering. In zoverre is dan ook sprake van een beroep op een derde om aan de gestelde eisen te voldoen. Vast staat dat Rentex Awé dat niet in de Eigen verklaring heeft vermeld. De vraag die voorligt, is welke consequentie er aan dat niet vermelden moet worden verbonden. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.9.
In de Inschrijvingsleidraad en in de Eigen verklaring zijn verschillende bepalingen opgenomen met betrekking tot het geven van onjuiste of onvolledige verklaringen. In het model Eigen verklaring heeft RUMC facultatieve uitsluitingsgronden aangekruist. In dit model is boven punt 3.5 opgenomen dat de aanbestedende dienst een inschrijver mag uitsluiten op basis van het verstrekken van foutieve of onjuiste inlichtingen in het kader van de aanbestedingsprocedure. Onder inlichtingen die verstrekt worden, valt alle informatie die door de aanbestedende dienst wordt verlangd in het kader van de aanbestedingsprocedure. In punt 9.1 van het model Eigen verklaring is opgenomen dat het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie door de aanbestedende dienst kan worden aangemerkt als een valse verklaring in de zin van 3.5 en dat dit kan leiden tot een onvoorwaardelijke uitsluiting. Op de laatste pagina van de leidraad in punt 2 onder ‘NOTA BENE’, staat echter opgenomen dat aantoonbaar niet naar waarheid ingevulde verklaringen zullen leiden tot uitsluiting van verdere deelname. Het is echter voorshands niet aannemelijk dat RUMC, met het opnemen van de bepaling in punt 2 onder ‘NOTA BENE’, elke beoordelingsvrijheid ten aanzien van aan onvolledigheid van de informatie in de Eigen verklaring te verbinden gevolgen heeft prijsgegeven.
4.10.
Aangenomen moet worden dat RUMC in redelijkheid kon besluiten dat zij Rentex Awé, ondanks deze omissie, niet zou uitsluiten. Het was alle partijen volstrekt duidelijk dat elke wasserij voor het aanleveren van de gevraagde producten een beroep moet doen op een derde. Daarbij komt dat Rentex Awé, na de gunningsbeslissing, wel de desbetreffende NEN certificering van de derde heeft kunnen tonen. CleanLeaseFortex heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat Rentex Awé op het moment van inschrijving niet (ook niet via (een) derde(n)) aan de gestelde geschiktheidseisen voldeed. De theoretische kans die daarop bestaat, zoals CleanLeaseFortex heeft aangevoerd, is onvoldoende om aan te nemen dat Rentex Awé bij inschrijving niet aan de eisen voldeed. Gelet op al deze omstandigheden heeft RUMC er in redelijkheid toe kunnen besluiten Rentex Awé niet uit te sluiten om het enkele feit dat Rentex Awé de derde waarop zij zich ten aanzien van de NEN certificering beroept niet heeft genoemd in de Eigen Verklaring. Overigens is onweersproken gebleven dat ook CleanLeaseFortex in de Eigen verklaring niet heeft genoemd dat en op welke derde zij een beroep doet voor deze certificering, hetgeen zij wel had moeten doen, ook al gaat het om een gelieerde onderneming.
Motivering van de gunningsbeslissing
4.11.
Verder heeft CleanLeaseFortex nog betoogd dat de motivering van de gunningsbeslissing te summier is en derhalve in strijd met het aanbestedingsrecht. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.12.
RUMC heeft in de gunningsbeslissing aangegeven hoeveel punten CleanLeaseFortex respectievelijk Rentex Awé per gunningscriterium hebben gescoord. Daarnaast heeft zij, met betrekking tot het Programma van wensen en de Presentatie, per subonderdeel toegelicht waarom CleanLeaseFortex op enig onderdeel minder punten heeft gekregen dan maximaal haalbaar was. In haar brief van 17 januari 2014 heeft RUMC met betrekking tot het proefpakket ook de behaalde punten van Rentex Awé per onderdeel opgenomen en toegelicht waarom CleanLeaseFortex op deze onderdelen minder heeft gescoord. In de prijs van Rentex Awé hoeft RUMC geen inzage te geven, het gaat hier immers om bedrijfsgevoelige informatie. Bovendien heeft RUMC wel bekend gemaakt dat CleanLeaseFortex de op twee na laagste prijs, en dus de hoogste prijs, heeft geoffreerd. CleanLeaseFortex heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aan de juistheid hiervan moet worden getwijfeld. RUMC heeft hiermee in voldoende mate voldaan aan haar motiveringsverplichting.
4.13.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van CleanLeaseFortex zullen worden afgewezen.
Vordering van Rentex Awé
4.14.
Gelet op het hierboven overwogene zal de vordering van Rentex Awé om RUMC te gebieden de opdracht definitief aan Rentex Awé te gunnen, voor zover RUMC de aanbestede opdracht nog altijd wenst te gunnen, worden toegewezen.
Proceskosten
4.15.
CleanLeaseFortex B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van RUMC en Rentex Awé worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van RUMC worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.424,00
De kosten aan de zijde van Rentex Awé worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.424,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In het incident
5.1.
laat Rentex Awé toe als tussenkomende partij;
5.2.
veroordeelt CleanLeaseFortex en RUMC in de proceskosten, aan de zijde van Rentex Awé begroot op nihil.
In de hoofdzaak
5.3.
wijst de vorderingen van CleanLeaseFortex af,
5.4.
veroordeelt CleanLeaseFortex in de proceskosten, aan de zijde van RUMC tot op heden begroot op € 1.424,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt CleanLeaseFortex in de aan de zijde van RUMC na dit vonnis ontstane nakosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat CleanLeaseFortex niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
gebiedt RUMC de onderhavige opdracht definitief aan Rentex Awé te gunnen, voor zover zij de aanbestede opdracht nog altijd wenst te gunnen,
5.7.
veroordeelt CleanLeaseFortex in de proceskosten, aan de zijde van Rentex Awé tot op heden begroot op € 1.424,00,
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2013.
Coll. MBR