ECLI:NL:RBGEL:2014:1242

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 januari 2014
Publicatiedatum
25 februari 2014
Zaaknummer
255842
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoire beslagen en schadevergoeding in kort geding

In deze zaak vordert eiser, een eenmanszaak onder de handelsnamen E-Marketing Diensten en Icreators, de opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagde, die een eenmanszaak onder de naam MiniHorseShop drijft, is gelegd op zijn bankrekening. De vordering is ingesteld in kort geding en betreft een geschil over de vraag of gedaagde de juiste partij heeft aangesproken voor een vermeende vordering. Eiser stelt dat gedaagde met de Indiase vennootschap Icreators ICT Service Pvt Ltd heeft gecontracteerd en niet met hem persoonlijk. Gedaagde heeft echter een bedrag van € 15.000,00 aan de Ltd. betaald en stelt dat zij met eiser een overeenkomst heeft gesloten. De voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat gedaagde met de Ltd. heeft gecontracteerd, maar ook niet dat zij met eiser heeft gecontracteerd. De voorzieningenrechter weegt de belangen van beide partijen en komt tot de conclusie dat het belang van gedaagde bij handhaving van het beslag zwaarder weegt dan het belang van eiser bij opheffing. De vordering tot opheffing van het beslag wordt afgewezen. Daarnaast vordert eiser een voorschot op schadevergoeding, maar deze vordering wordt ook afgewezen omdat eiser geen inzicht heeft gegeven in de omvang van de schade. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats [plaats]
zaaknummer / rolnummer: C/05/255842 / KG ZA 13-683
Vonnis in kort geding van 14 januari 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. J.J.H. van der Meijden te Culemborg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.M.H. Poelman te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] drijft een eenmanszaak onder de handelsnamen E-Marketing Diensten en Icreators.
2.2.
[gedaagde] drijft een eenmanszaak onder de naam MiniHorseShop. Zij drijft deze onderneming via een webshop met het internetadres www.minihorseshop.nl.
2.3.
[gedaagde] is met [eiser] in contact gekomen op een beurs in de Beatrixhallen te Utrecht. [eiser] stond daar in een gezamenlijke stand van Icreators, Emalo en Twinfield. Op deze beurs heeft [gedaagde] de problemen die zij ondervond met haar webshop met [eiser] besproken. Partijen hebben vervolgens nog tweemaal met elkaar in het bedrijfsgebouw van [gedaagde] te Huissen overleg gehad over de webshop en er heeft nog een gesprek met [eiser] plaatsgevonden te Utrecht in een bedrijvenverzamelgebouw aan de Orteliuslaan.
2.4.
Per e-mail van 4 april 2013 heeft [eiser] vanaf het e-mailadres ‘[contactgegevens]’ aan [gedaagde] een bericht gestuurd met de naam ‘voorstel’. Aan deze e-mail was een bijlage gehecht. Het betrof een document met de naam ‘Wire-framing, Usability and SEO analysis of Minihorseshop.nl’. Rechts onderaan op de voorpagina van het document staat het volgende afgedrukt.
iCreators ICT Services Pvt. Ltd.
[contactgegevens]
2.5.
[gedaagde] heeft aan Icreators opdracht gegeven tot het bouwen van een Multi store Magento website en het laten uitvoeren van een SEO analyse.
2.6.
Per e-mail van 31 mei 2013 heeft [eiser] vanaf het e-mailadres ‘[contactgegevens]’ aan [gedaagde] een factuur van de Ltd. ten bedrage van
19.500 Amerikaanse dollars gestuurd. De e-mail luidt als volgt.
Beste [naam],
Hierbij ontvang je zoals afgesproken de factuur voor het complete project.
Wil jij mij laten weten of hij zo akkoord is?
Bedankt en alvast een mooi weekend gewenst!
Met vriendelijke groet / Best Regards,
[eiser]
Icreators ICT Services Europe
[contactgegevens]
2.7.
Op 14 juni 2013 heeft [gedaagde] een bedrag van € 15.000,00 op de Indiase bankrekening van de Ltd. overgemaakt.
2.8.
Op 1 augustus 2013 hebben de vader van [gedaagde] en [eiser] met elkaar overlegd over het onvoldoende functioneren van de website. In het opgemaakte verslag van deze bijeenkomst is vermeld dat daar aanwezig waren: E Marketingdiensten h.o.n. Icreators, alsmede [eiser] in privé, M2 Service Center B.V., myBusinessWorld B.V. en Minihorseshop.nl vertegenwoordigd door de vader van [gedaagde].
2.9.
Bij brief van 12 september 2013 heeft [gedaagde] de Ltd., Icreators ICT Service Europe B.V., [eiser] in privé en E Marketingdiensten in gebreke gesteld.
2.10.
Bij brief van 29 oktober 2013, gericht aan [eiser], heeft [gedaagde] de overeenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op € 15.000,00.
2.11.
Op 22 oktober 2013 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland op verzoek van [gedaagde] verlof verleend tot het leggen van conservatoir (derden)beslag tot een bedrag van € 15.662,26. Deze beschikking is op 28 oktober 2013 aan [eiser] betekend.
2.12.
Op 23 oktober 2013 heeft [gedaagde] derdenbeslag laten leggen op alle huidige en toekomstige vorderingen onder Jansen+Co B.V., Handelsonderneming [naam], [naam] en IP Led B.V. Eveneens op 23 oktober 2013 heeft [gedaagde] conservatoir derdenbeslag laten leggen op alle gelden/goederen en/of geldwaarden van [eiser] die zich onder ING Bank bevinden en/of die ING Bank aan [eiser] verschuldigd is of zal worden.
2.13.
ING heeft per brief van 19 november 2013 verklaard dat het totaal getroffen saldo op het tijdstip van het beslag € 542,96 bedraagt.
2.14.
Op 26 november 2013 heeft [gedaagde] [eiser] gedagvaard in de bodemprocedure.
2.15.
TeRecht Deurwaarders B.V. heeft bij ongedateerde brief aan Jansen+Co B.V., Handelsonderneming [naam], [naam] en IP Led B.V. de geadresseerden meegedeeld het beslag van 23 oktober 2013 per direct op te heffen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na vermindering van eis, de opheffing van het op 23 oktober 2013 gelegde conservatoire derdenbeslag onder de naamloze vennootschap ING Bank N.V. op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert [eiser] betaling van € 20.000,00 als voorschot op de door hem geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2013 tot de dag der algehele voldoening en vordert [eiser] een veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering tot opheffing van het beslag ten grondslag dat [gedaagde] de verkeerde partij heeft benaderd. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] met de vennootschap naar Indiaas recht Icreators ICT Service Pvt Ltd (hierna: de Ltd.) gecontracteerd en is hij/zijn eenmanszaak geen partij bij de overeenkomst. [gedaagde] maakt dan ook misbruik van recht door [eiser] in rechte te betrekken, aldus [eiser].
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Met de aard van het gevorderde en hetgeen daaraan ten grondslag is gelegd, acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening tot opheffing van het beslag gegeven.
Opheffing conservatoire beslag
4.2.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
4.3.
Gelet op de vermindering van eis zal alleen nog geoordeeld worden over het onder de ING Bank gelegde beslag. Uit de overgelegde stukken en de gegeven toelichting ter zitting kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet met voldoende zekerheid worden afgeleid dat [gedaagde] heeft gecontracteerd met de Ltd, zoals [eiser] stelt. Er kan echter evenmin met voldoende zekerheid uit worden afgeleid dat [gedaagde] heeft gecontracteerd met de eenmanszaak van [eiser], gelijk [gedaagde] stelt. De voorzieningenrechter overweegt daartoe het volgende. De e-mail van 4 april 2013 met het voorstel/ de offerte voor de web shop is afkomstig van het e-mailadres van de eenmanszaak van [eiser], de bijgevoegde bijlage lijkt echter afkomstig te zijn van de Ltd. Hieruit valt de contractpartner dan ook niet voorshands af te leiden. De e-mail van 31 mei 2013 van [eiser] aan [gedaagde] met de factuur is afkomstig van het e-mailadres ‘[contactgegevens]’ en in de ondertekening wordt eerst vermeld Icreators ICT Services Europe en daarna de Ltd. Volgens [eiser] is deze e-mail afkomstig van de Ltd., hetgeen [gedaagde] betwist. De in het geding gebrachte factuur van 31 mei 2013 is wel afkomstig van de Ltd. en [gedaagde] heeft ook op het Indiase bankrekeningnummer van de Ltd. betaald, maar daar heeft [gedaagde] tegenover gesteld dat hij op verzoek van [eiser], met wie hij inmiddels goed bevriend was geraakt, akkoord is gegaan met een facturatie vanuit de Ltd. in India omdat dat voor [eiser] fiscaal voordeliger zou zijn. Uit de tenaamstelling van de factuur en de daarop gevolgde betaling op de rekening van de Ltd. in India kan, gelet op het verweer van [gedaagde], dan ook niet voorshands worden afgeleid dat [gedaagde] met de Ltd. heeft gecontracteerd. In het opgemaakte verslag van de bijeenkomst van 1 augustus 2013 staat weliswaar vermeld dat daar de eenmanszaak van [eiser] is verschenen en [eiser] in privé maar [eiser] betwist dat hij daar namens de eenmanszaak is verschenen en hij stelt dat dit verslag een onjuiste weergave van de werkelijkheid geeft. Uit de ingebrekestelling van 12 september 2013 van [gedaagde] kan ook niet worden afgeleid dat [gedaagde] ervan uitging dat zij uitsluitend met de Ltd. een overeenkomst heeft gesloten. Deze ingebrekestelling heeft [gedaagde] immers gericht aan de Ltd., Icreators Services Europe B.V., de eenmanszaak van [eiser] en aan [eiser] in privé. Daarbij komt dat [gedaagde] de brief van 29 oktober 2013 met de ontbindingsverklaring wel uitsluitend heeft gericht aan [eiser] en niet aan de Ltd. Omdat de kort geding procedure zich niet leent voor een uitgebreid onderzoek naar de feiten, zullen partijen dit geschilpunt verder aan de orde moeten stellen in de reeds aangebrachte bodemprocedure. [eiser] heeft in het kader van dit kort geding dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door [gedaagde] gepretendeerde vordering op [eiser] ondeugdelijk of onnodig is.
4.4.
Buiten de omstandigheid dat een bedrag van € 542,96 op zijn bankrekening is beslagen en [eiser] dit geld nu niet kan gebruiken voor zijn levensonderhoud, heeft [eiser] - desgevraagd - geen andere omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou kunnen blijken dat hij hinder van dit beslag ondervindt. Het belang van [gedaagde] bij het handhaven van het conservatoire beslag is erin gelegen dat zij, bij een gunstige uitkomst van de bodemprocedure, verhaal kan halen op [eiser]. Het gaat hier weliswaar om een relatief laag bedrag dat is beslagen, maar dat kan op zichzelf geen reden zijn om te oordelen dat hierdoor het belang van [gedaagde] bij het handhaven van het beslag zou ontbreken. De voorzieningenrechter zal daarom het belang van [gedaagde] bij het handhaven van het conservatoire beslag zwaarder laten wegen dan het belang dat [eiser] heeft bij de opheffing daarvan. De vordering tot opheffing van het beslag zal dan ook worden afgewezen.
Voorschot op geleden schade
4.5.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.6.
[eiser] heeft gesteld dat hij schade lijdt door de beslagleggingen, hetgeen [gedaagde] heeft betwist. Er zou volgens [eiser] sprake zijn van aantasting van zijn goede eer. [eiser] heeft echter op geen enkele wijze inzicht gegeven in de omvang van de schade en de wijze waarop hij zijn schade heeft berekend. Alleen al gelet hierop zal deze vordering worden afgewezen. Nu deze vordering wordt afgewezen, is de voorzieningenrechter tevens van oordeel dat [gedaagde] door het ontijdig overleggen van de producties 5, 6 en 7 door [eiser] niet in haar verdediging is geschaad. Deze producties zullen dan ook deel uitmaken van de processtukken.
Proceskosten
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht €  282,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal €  1.098,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.098,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2014.
Coll. MBR