In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem. Eiseres ontving sinds 4 februari 1999 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb). Naar aanleiding van een melding over mogelijk vermogen in de vorm van onroerend goed in Turkije, heeft verweerder een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat eiseres over meerdere onroerende zaken beschikte, waaronder een bouwkavel in Turkije, die op 7 maart 2013 was getaxeerd op € 25.641,00.
Verweerder heeft vervolgens de bijstand van eiseres per 31 juli 2007 ingetrokken en beëindigd, en een bedrag van € 89.807,11 aan teveel betaalde bijstand teruggevorderd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 3 februari 2014 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres niet aan haar inlichtingenverplichting heeft voldaan door geen melding te maken van haar onroerend goed, wat leidde tot de intrekking en terugvordering van de bijstand.
De rechtbank oordeelde dat de besluiten tot intrekking en beëindiging van de bijstand niet op een deugdelijke grondslag berustten voor de periode van 7 maart 2013 tot 4 april 2013, maar dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit 1 gegrond, vernietigde dit besluit voor het genoemde deel, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Het beroep tegen het terugvorderingsbesluit werd ongegrond verklaard. Eiseres werd in de proceskosten van het geding vergoed.