ECLI:NL:RBGEL:2013:CA2756

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
235007
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen een vereniging en een voormalig havenmeester over dwangsommen en gebruik van een ligplaats

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Gelderland, betreft het een executiegeschil tussen de vereniging Het Esmeer en [eiseres], een voormalig havenmeester. [Eiseres] heeft in kort geding gevorderd dat de executie van dwangsommen wordt geschorst totdat in een bodemprocedure is beslist of deze dwangsommen daadwerkelijk zijn verbeurd. De vereniging, gedaagde in conventie, heeft in reconventie gevorderd dat [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van de reeds geïncasseerde dwangsommen en dat zij het gebruik van een bepaald terrein, aangeduid als 'het puntje', beperkt tot een tuinset, twee auto’s en een motorfiets. De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van 19 april 2013 geoordeeld dat Het Esmeer [eiseres] niet mag storen in haar woongenot en dat zij toegang moet blijven verlenen tot de haven en de woonark. Tevens is de vordering van [eiseres] tot schorsing van de executie van de dwangsommen toegewezen, maar de reeds geïncasseerde dwangsommen hoeven niet te worden terugbetaald. De rechter heeft de vorderingen van Het Esmeer in reconventie grotendeels afgewezen, met uitzondering van de vordering tot ontruiming van het puntje, die gedeeltelijk is toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.J.B. Boonekamp, met de griffier mr. B.J.M. Vermulst aanwezig.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/235007 / KG ZA 12-542
Vonnis in kort geding van 19 april 2013
in de zaak van
[eiseres]
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.L.W. Weerts te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
de vereniging
HET ESMEER,
gevestigd en kantoorhoudende te Zuilichem, gemeente Zaltbommel,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.A. van de Kasteele te Dordrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Het Esmeer genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de eis in reconventie
- de vermeerdering van eis in conventie
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van Het Esmeer
- de wijziging van eis in reconventie
- de aanhouding ten behoeve van mediation
- het faxbericht van 26 maart 2013 van de advocaat van [eiseres], waarin om een voortgezette mondelinge behandeling wordt verzocht en het faxbericht van 25 maart 2013 van de advocaat van Het Esmeer waarin de voorzieningenrechter wordt verzocht alsnog vonnis te wijzen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. Ter zitting heeft de advocaat van Het Esmeer bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis in conventie en het overleggen van de producties 7 t/m 14 die de advocaat van [eiseres] kort voor het plaatsvinden van de zitting naar de rechtbank en de wederpartij heeft gefaxt.
1.4. Vastgesteld kan worden dat de producties 7 t/m 14 drie uur voorafgaand aan het plaatsvinden van de zitting naar de rechtbank zijn gefaxt en dat de vermeerdering van eis in conventie één uur voor de zitting is gefaxt. Dit is niet binnen de in artikel 6.2 van het Procesreglement kortgedingen rechtbanken sector civiel/familie gestelde termijn van 24 uur van te voren. Voldoende aannemelijk is dan ook dat het Het Esmeer aan voldoende tijd en gelegenheid voor een behoorlijke kennisneming ervan en een deugdelijke voorbereiding van het voeren van enig verweer tegen de nieuwe vorderingen heeft ontbroken. Toelating van de vermeerdering van eis in conventie en de producties 7 t/m 14 zou Het Esmeer onredelijk bemoeilijken in haar verdediging. De vermeerdering van eis behelst tal van vorderingen, terwijl het in de dagvaarding nog uitsluitend ging om een executiegeschil van beperkte omvang. De voorzieningenrechter zal de vermeerdering van eis in conventie en de producties 7 t/m 14 van de zijde van [eiseres] dan ook buiten beschouwing laten.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is in de periode van 1 november 2002 tot 1 november 2005 als vrijwilligster voor Het Esmeer werkzaam geweest als havenmeester. Deze overeenkomst is in oktober 2004 door Het Esmeer opgezegd. Gedurende de periode dat [eiseres] havenmeester was, heeft zij een woonark laten bouwen en is er een afmeersysteem/aanlegsteiger aangelegd. [eiseres] heeft van Het Esmeer een ligplaats in gebruik ten behoeve van haar woonark.
[eiseres] maakt tevens gebruik van de daar voorhanden zijnde voorzieningen, waaronder aanlegsteiger, loopbrug, parkeerplaats, water- en elektriciteitsvoorzieningen.
2.2. Het Esmeer is een vereniging die zich ten doel stelt de beoefening en de bevordering van de watersport. In dat kader huurt zij van de gemeente Zaltbommel een oppervlakte van circa 16000 m² in het recreatiegebied ‘De Neswaarden’ gelegen te Aalst.
2.3. Tussen Het Esmeer en [eiseres] zijn vanaf 2005 diverse procedures gevoerd over de door Het Esmeer gewenste ontruiming van de ligplaats.
2.4. Op 27 oktober 2005 hebben Het Esmeer en [eiseres] met betrekking tot het stuk grasland dat voor de woonark ligt (hierna: het puntje) de volgende afspraken gemaakt, opgenomen in punt 7 van het besprekingsverslag:
Uiteindelijk komt men het volgende overeen:
- op het puntje mogen de auto’s van mevrouw [eiseres] en van de heer Van der Rijken geplaatst worden (kortom 2 auto’s)
- ook de motor van de heer Van der Rijken mag er gestald worden.
- een tuinset mag er neer gezet worden.
- Er moet met beleid worden omgegaan met het puntje (bijvoorbeeld geen auto’s parkeren op het natte gras zodat dit kapot gereden wordt),
- Het onderhoud van het puntje is en blijft voor rekening van de vereniging
2.5. Bij beschikking van 4 juli 2007 heeft de kantonrechter te Tiel geoordeeld dat met betrekking tot de ligplaats sprake is van een huurovereenkomst inzake woonruimte.
2.6. Per e-mail van 22 juli 2011 heeft het Esmeer [eiseres] verzocht haar eigendommen van het puntje te verwijderen. In deze e-mail is onder meer het volgende opgenomen:
Het puntje:
In het verleden is u toegestaan om gebruik te maken van het puntje voor het plaatsen van een tuinset en, als de bodemgesteldheid het toelaat, voor het plaatsen van één of maximaal twee personenauto’s. Tot op heden hebben wij ons steeds aan die afspraak gehouden. In de loop van de tijd zijn er echter steeds meer voorwerpen op het puntje gedeponeerd: auto’s, motoren, een aanhangwagentje, planken, bloempotten, zakken potgrond, een kano op een trailertje, enz. enz. Op enig moment kwamen bij ons beelden naar boven die deden denken aan de vroegere woonwagenkampen. Reeds meerdere malen bent u zowel mondeling als schriftelijk verzocht de troep te verwijderen zodat alleen die zaken waarover afspraken waren gemaakt overbleven. Wij verwijzen hierbij o.a. naar onze brief van 6 december 2008. In een reactie hierop van uw raadsvrouw mevrouw Weerts d.d. 12 februari 2009 geeft zij aan dat het gaat om slechts enkele plankjes en latjes (!) die worden verwerkt zodra de vorst uit de grond is. Hierop is niet of nauwelijks gereageerd. Sterker nog: nadien zijn er steeds meer voorwerpen bij gekomen. Twee weken geleden is u aangezegd dat de maat vol was, en dat u de spullen binnen vijf dagen diende te verwijderen, daar wij het anders zelf zouden doen. Dit is ook gebeurd. Al uw spullen zijn netjes op de loopbrug (die evenals de meerpalen eveneens ons eigendom is) geplaatst zodat u deze naar elders kon verplaatsen. U hebt inmiddels al weer het nodige teruggeplaatst op het puntje. Wij verzoeken u voor de laatste maal om uw spullen binnen een week na heden van het puntje te verwijderen. Voldoet u hier niet aan, dan dwingt u ons tot stringentere maatregelen.
2.7. Bij brief van 10 oktober 2011 heeft Het Esmeer de bruikleenovereenkomst van het puntje opgezegd.
2.8. Op 16 februari 2012 heeft het Esmeer de vier bij [eiseres] in bezit zijnde elektronische toegangssleutels voor de slagboom geblokkeerd.
2.9. Op 10 maart 2012 heeft Het Esmeer, met enkele bestuursleden, de eigendommen van [eiseres] handmatig van het puntje en de loopbrug verwijderd.
2.10. [eiseres] heeft vervolgens in kort geding - samengevat - gevorderd dat de voorzieningenrechter Het Esmeer zal verbieden [eiseres] te storen in haar woongenot, te beperken in het gebruik van haar woning en woonomgeving waaronder het puntje, en Het Esmeer zal verbieden het puntje nog te betreden. Verder heeft [eiseres] gevorderd dat de voorzieningenrechter Het Esmeer zal gebieden om [eiseres], haar gezin, bezoekers en leveranciers toegang te blijven verlenen tot de haven en de woonark, met de auto, door de elektronische toegangspoort geopend te houden voor [eiseres] en haar gezin mede door de elektronische sleutels en dat de voorzieningenrechter Het Esmeer zal gebieden de eigendommen die Het Esmeer heeft verwijderd/doen verwijderen op 10 maart 2012 in dezelfde staat als 10 maart 2012 te retourneren naar de plaats waar deze vandaan zijn gehaald. In reconventie heeft Het Esmeer gevorderd [eiseres] te veroordelen om het puntje te ontruimen, althans het puntje slechts te gebruiken ten behoeve van één tuinset, twee auto’s en een motorfiets, en om de camera’s aan haar woonark te verwijderen en verwijderd te houden.
2.11. De voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem heeft bij vonnis van 18 april 2012 onder meer overwogen en vervolgens beslist:
4.2. Het Esmeer heeft niet betwist dat zij het woongenot van [eiseres] dient te respecteren, zij wijst er echter op dat de situatie op het puntje onhoudbaar was geworden doordat [eiseres] steeds meer voorwerpen op het puntje plaatste. Partijen twisten over de vraag of het gebruik van (een deel van) het puntje is begrepen in de huurovereenkomst van de ligplaats of dat er met betrekking tot het puntje sprake is van een aparte bruikleenovereenkomst. Deze vraag kan, zonder een nader onderzoek, waarvoor dit kort geding zich niet leent, niet worden beantwoord. Dat betekent dat in het bestek van dit kort geding er niet van kan worden uitgegaan dat Het Esmeer het gebruik van het puntje rechtsgeldig heeft opgezegd. Daarom zal worden uitgegaan van de afspraken die partijen in 2005 hebben gemaakt omtrent het gebruik van het puntje.
4.3. De voorzieningenrechter zal de vordering van [eiseres] met betrekking tot het woongenot dan ook toewijzen. Voorts dient Het Esmeer [eiseres] niet te beperken in het gebruik van haar woning en woonomgeving, waaronder het puntje, voor zover [eiseres] het puntje gebruikt overeenkomstig de op 27 oktober 2005 gemaakte afspraken. De vordering van [eiseres] om Het Esmeer te verbieden het puntje te betreden zal worden afgewezen. Het Esmeer heeft onweersproken gesteld dat het puntje een functie voor de vereniging heeft omdat aan de kop van het puntje de passantensteiger ligt. Passanten kunnen alleen via het puntje het haventerrein bereiken en de havenmeester dient via het puntje bij de passanten te kunnen komen.
4.4. Gelet op het bovenstaande zal ook de vordering tot activering van de elektronische sleutels worden toegewezen, zodat [eiseres] weer met haar auto bij de woonark kan komen en op het puntje kan parkeren.
4.5. Ter zitting heeft de heer [betrokkene 1] toegelicht dat de eigendommen van [eiseres] staan opgeslagen bij de botenstalling achter een gesloten hek. De heer [betrokkene 1] heeft toegezegd dat [eiseres] haar eigendommen op afspraak kan komen ophalen en dat hij [eiseres] zal helpen met het verplaatsen van de spullen. De voorzieningenrechter ziet in deze door de heer [betrokkene 1] gedane toezegging aanleiding de vordering tot het retourneren van de eigendommen van [eiseres] af te wijzen.
(…)
4.8. Het hierboven overwogene houdt tevens in dat de reconventionele vordering tot ontruiming en het ontruimd houden van het puntje zal worden afgewezen en dat de veroordeling van [eiseres] om het puntje slechts te gebruiken voor één tuinset, twee auto’s en een motorfiets zal worden toegewezen.
4.9. [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij belang heeft bij de beveiligingscamera’s die op haar eigendommen gericht staan. Daartegenover heeft Het Esmeer haar belang bij het verwijderen van de camera’s niet aannemelijk gemaakt. Gebleken is dat deze camera’s daar al vanaf medio 2011 hangen. Volgens Het Esmeer heeft de heer [betrokkene 2] geklaagd over de camera’s, hetgeen [eiseres] heeft betwist. Van andere klachten van leden van het Esmeer over schending van de privacy door de camera’s van [eiseres] is niets gesteld of gebleken. De vordering tot verwijdering van de camera’s van [eiseres] zal ook worden afgewezen.
(…)
in conventie
5.1. verbiedt Het Esmeer, waaronder begrepen de havenmeester en al haar leden, althans Het Esmeer in zo ruim mogelijke zin, [eiseres] in haar woongenot te storen, waaronder - niet limitatief – [eiseres] te beperken in het gebruik van haar woning en woonomgeving waaronder het puntje, met dien verstande dat het puntje door [eiseres] alleen gebruikt mag worden voor één tuinset, twee auto’s en een motorfiets;
5.2. gebiedt Het Esmeer om [eiseres], haar gezin, bezoekers en leveranciers toegang te blijven verlenen tot de haven en de woonark, met de auto, door de elektronische toegangspoort geopend te houden voor [eiseres] en haar gezin mede door de elektronische sleutels met de nummers 1ABWN 100831, 1ABWN 101037, 1ABWN 101011 en 1ABWN 100889 geactiveerd te houden,
5.3. veroordeelt Het Esmeer om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Het Esmeer niet aan de in 5.1 en/of 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.4. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
(…)
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7. veroordeelt [eiseres] om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis het puntje slechts te gebruiken ten behoeve van één tuinset, twee auto’s en een motorfiets,
5.8. veroordeelt [eiseres] om aan Het Esmeer een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [eiseres] niet aan de in 5.7 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.9. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
(…)
5.11. wijst het meer of anders gevorderde af.
2.12. Bij exploot van 24 augustus 2012 heeft Het Esmeer [eiseres] aangezegd dat [eiseres] niet heeft voldaan aan hetgeen waartoe zij bij vonnis van 18 april 2012 was veroordeeld (namelijk dat zij het puntje slechts mag gebruiken ten behoeve van één tuinset, twee auto’s en een motorfiets), waardoor zij dwangsommen heeft verbeurd. Voort is zij bevolen de in de periode van 24 april tot 7 juli 2012 verbeurde dwangsommen van in totaal € 37.500,00 (exclusief kosten) binnen twee dagen te betalen. [eiseres] heeft hieraan niet voldaan, waarna Het Esmeer executoriaal beslag heeft gelegd op (drie) bankrekeningen van [eiseres].
2.13. Omdat Het Esmeer niet aan het vonnis van 18 april 2012 zou hebben voldaan (zij zou niet tijdig (een) sleutel(s) van de toegangspoort hebben geactiveerd en zij zou [eiseres] hebben gestoord in haar woongenot) heeft [eiseres] voor een bedrag van € 21.087,84
(€ 9.534,92 plus € 11.543,82) dwangsommen geïncasseerd bij Het Esmeer.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eiseres] vordert in conventie dat Het Esmeer wordt geboden alle beslagen op te heffen op de rekeningen van [eiseres] en dat Het Esmeer wordt verboden nieuwe beslagen te leggen voor de vermeende verbeurde dwangsommen zoals genoemd onder 2.12., een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van Het Esmeer in de kosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2. [eiseres] legt kort gezegd aan haar vorderingen ten grondslag dat zij van mening is dat zij geen dwangsommen is verschuldigd en dat om die reden het beslag op haar rekeningen dient te worden opgeheven. [eiseres] stelt dat enkel en alleen omdat zij zelf aanspraak heeft gemaakt op dwangsommen Het Esmeer zich op het standpunt heeft gesteld dat er een tafelblad verkeerd op het puntje stond en dat Het Esmeer ook recht had op dwangsommen. Wat dat tafelblad betreft voert [eiseres] aan dat het blad behoort tot de tuinset, welke set zij op het puntje mocht plaatsen. De havenmeester heeft tijdens het maaien van het gras het tafelblad verplaatst, zodat het niet aan [eiseres] te wijten is dat het blad mogelijk op een andere plaats dan toegestaan, is neergezet.
3.3. Het Esmeer voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. Het Esmeer vordert in reconventie – na een wijziging van eis – dat de voorzieningenrechter
I. [eiseres] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Het Esmeer te betalen een bedrag van € 21.387,84, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2012 tot aan de dag van algehele voldoening,
II. [eiseres] verbiedt uitvoering te geven aan het op 18 april 2012 gewezen vonnis, voor zover dit in strijd komt met het doel van de vereniging, de exploitatie van de haven en het onderhoud hiervan,
III. [eiseres] veroordeelt op straffe van verbeurte van een dwangsom haar goederen, thans opgeslagen op het omheinde terrein, naast het bestuursgebouw, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden en haar te verbieden deze goederen op te slaan op het puntje,
IV. [eiseres] veroordeelt op straffe van verbeurte van een dwangsom binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de camera’s door haar aangebracht op of rond haar woonark te verwijderen en verwijderd te houden,
V. [eiseres] veroordeelt in de kosten van dit geding, alsmede de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf acht dagen na dit vonnis.
4.2. Het Esmeer legt kort gezegd het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [eiseres] heeft op grond van vermeende verbeurde dwangsommen beslag laten leggen en in totaal een bedrag van ruim € 21.000,- geincasseerd. Volgens Het Esmeer is zij geen dwangsommen verschuldigd, nu zij conform het vonnis van 18 april 2012 tijdig de geactiveerde sleutels van de toegangspoort aan [eiseres] heeft verstrekt. Wat de gestelde storing in het woongenot van [eiseres] betreft stelt Het Esmeer zich op het standpunt dat deze zeer beperkt is geweest en dat [eiseres] zelf kiest voor een woonstee binnen een haven, waar een vereniging actief is. Volgens Het Esmeer maakt [eiseres] dan ook misbruik van recht door dwangsommen te incasseren. Het Esmeer moet in de gelegenheid worden gesteld om haar haven te kunnen exploiteren, hetgeen niet mogelijk is indien [eiseres] haar daarin beperkt door vast te houden aan het bepaalde in het vonnis van 18 april 2012.
Ten aanzien van de opgeslagen spullen van [eiseres] stelt Het Esmeer dat [eiseres] deze zeer spoedig dient op te halen, omdat het terrein waar de spullen thans opgeslagen staan voor andere doeleinden gebruikt moet worden. Tot slot wordt de privacy geschonden van de leden van Het Esmeer doordat [eiseres] camera’s heeft opgesteld die zijn gericht op het haventerrein, alwaar de leden zich begeven.
4.3. [eiseres] voert verweer.
4.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
in conventie
5.1. De essentie van het geschil in conventie tussen partijen is of [eiseres] behoorlijk uitvoering heeft gegeven aan hetgeen waartoe zij bij vonnis van 18 april 2012 is veroordeeld en waaraan een dwangsom was verbonden. Beantwoording van die vraag dient volgens vaste jurisprudentie plaats te vinden door hetgeen ter uitvoering van het veroordelend vonnis is verricht, te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dient het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen, in dier voege dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Deze uitleg dient plaats te vinden met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid (vgl. HR 15 november 2002, NJ 2004, 410 en HR 19 januari 2007, NJ 2007, 59).
5.2. In het vonnis van 18 april 2012 is overwogen dat [eiseres] het puntje mag gebruiken overeenkomstig de op 27 oktober 2005 gemaakte afspraken. Verder is [eiseres] in datzelfde vonnis veroordeeld om het puntje slechts te gebruiken voor één tuinset, twee auto’s en een motorfiets. Het Esmeer heeft aanspraak gemaakt op dwangsommen, omdat op het puntje een tafelblad stond en vervolgens voor een bedrag van in totaal € 37.500,00 beslag gelegd op bankrekeningen van [eiseres]. [eiseres] heeft zich in dit kort geding op het standpunt gesteld dat het tafelblad onderdeel uitmaakt van een tuinset, zodat het is toegestaan dat het tafelblad zich op het puntje bevindt. Subsidiair heeft [eiseres] nog aangevoerd dat het blad eerst op een andere plaats stond, maar dat de havenmeester het blad had verplaatst tijdens het maaien van het gras. Het Esmeer heeft zich verweerd door te stellen dat de havenmeester het tafelblad op de loopbrug had gelegd en dat [eiseres] het blad vervolgens terug op het puntje heeft gelegd.
5.3. De voorzieningenrechter overweegt dat het niet onaannemelijk is dat het neerzetten van een tafelblad op het puntje niet valt onder het plaatsen van een tuinset aldaar. Immers de overwegingen en veroordeling op dit punt in het vonnis van 18 april 2012 moeten gezien worden tegen de achtergrond dat partijen de afspraak hadden gemaakt dat er alleen bepaalde zaken (auto, tuinset etc.) op het puntje mochten worden geplaatst en dat Het Esmeer ontruiming had gevorderd van het puntje, omdat [eiseres] keer op keer allerlei voorwerpen daarop plaatste. De achterliggende gedachte hiervan was kennelijk dat het puntje niet vol mocht komen te staan met allerhande voorwerpen, die daar in feite niet op hoorden te staan, en die een rommelige aanblik boden. Niet onaannemelijk is dan ook dat er dwangsommen zijn verbeurd door [eiseres] doordat zij het blad op het puntje heeft neergezet, tenzij dit door de havenmeester is gedaan. Evenwel kan de stelling van [eiseres] dat het tafelblad door de havenmeester op het puntje is geplaatst in dit kort geding niet op zijn juistheid worden onderzocht. Evenmin kan worden vastgesteld hoe lang het blad op het puntje heeft gestaan. Dit dient in een bodemprocedure nader onderzocht te worden. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de executie in afwachting daarvan te schorsen. Reeds genomen executiemaatregelen blijven echter van kracht. Het beslag zal gelet op het voorgaande dan ook niet worden opgeheven. Wel zal het mindere – schorsing van de executie – worden toegewezen.
5.4. De vordering van [eiseres] tot opheffing van het beslag zal dus worden afgewezen. Omdat het beslag niet zal worden opgeheven, heeft [eiseres] geen belang bij de vordering
inhoudende een verbod tot het leggen van nieuwe beslagen vanwege dezelfde mogelijk verbeurde dwangsommen. Deze vordering zal dus eveneens worden afgewezen.
in reconventie
5.5. De eerste vraag die in reconventie aan de orde is, is of Het Esmeer behoorlijk uitvoering heeft gegeven aan hetgeen waartoe het bij vonnis van 18 april 2012 is veroordeeld en waaraan een dwangsom was verbonden. Beantwoording van die vraag dient volgens vaste jurisprudentie plaats te vinden door hetgeen ter uitvoering van het veroordelend vonnis is verricht, te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dient het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen, in dier voege dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Deze uitleg dient plaats te vinden met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid (vgl. HR 15 november 2002, NJ 2004, 410 en HR 19 januari 2007, NJ 2007, 59).
5.6. [eiseres] heeft voor een bedrag van ruim € 21.000,- beslag gelegd en dit bedrag vervolgens ook geïncasseerd, omdat Het Esmeer [eiseres] in haar woongenot zou hebben gestoord en niet tijdig de sleutel(s) van de toegangspoort van de haven zou hebben geactiveerd. Wat de verstoring van het woongenot betreft geldt dat er een tentenkamp op het puntje is geplaatst, daarnaast zou er een ponton zijn verplaatst, zouden er een aantal malen boten van passanten hebben afgemeerd aan de meldsteiger en zou er tweemaal een visser op de meldsteiger hebben gestaan.
5.7. Ten aanzien van het activeren van de sleutel(s) geldt dat de voorzieningenrechter bij vonnis van 18 april 2012 Het Esmeer heeft geboden om [eiseres] toegang te blijven verlenen tot de haven en de woonark door de elektronische toegangspoort geopend te houden en door de elektronische sleutels geactiveerd te houden. Het Esmeer heeft in dit kort geding als verweer gevoerd tegen de stelling van [eiseres] dat zij niet alle sleutels had ontvangen/dat zij op bepaalde momenten voor een gesloten poort heeft gestaan, dat de havenmeester de (geactiveerde) sleutel(s) wel tot zijn beschikking had, maar dat hij [eiseres] (telefonisch) niet heeft kunnen bereiken teneinde de sleutel(s) te kunnen afgeven aan [eiseres]. [eiseres] heeft dit op haar beurt weer weersproken. De voorzieningenrechter overweegt dat in dit kort geding niet kan worden vastgesteld hoe het een en ander precies is verlopen en of er dwangsommen zijn verbeurd. Daarvoor dient nadere bewijslevering plaats te vinden, waar een kort geding zich niet voor leent. Het valt gelet op de stellingen van partijen evenwel niet uit te sluiten dat er dwangsommen zijn verbeurd. Nu de gelegde beslagen inmiddels zijn opgeheven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de huidige status quo gehandhaafd dient te worden en dat er vooralsnog geen aanleiding bestaat [eiseres] te veroordelen de reeds geïncasseerde dwangsommen (nog daargelaten dat onduidelijk is welk bedrag aan geïncasseerde dwangsommen ziet op het niet activeren van de sleutel(s)) thans aan Het Esmeer terug te betalen.
5.8. Wat de verstoring van het woongenot betreft heeft [eiseres] allereerst aangevoerd dat dit bestond uit het plaatsen van een tentenkamp op het puntje gedurende een periode van zeven dagen. Niet onaannemelijk is dat [eiseres] hierdoor in haar woongenot is geschaad/gestoord en dat Het Esmeer daarmee dus het bepaalde onder 5.1. in het vonnis van 18 april 2012 heeft overtreden. Het Esmeer heeft evenwel aangevoerd dat het tentenkamp aanvankelijk op een andere plaats zou worden neergezet, maar dat vanwege de uitloop van werkzaamheden er voor gekozen is om het tentenkamp op het puntje te plaatsen. Er waren aldus Het Esmeer afspraken gemaakt met de scouting, zijnde de gebruikers van het tentenkamp, die op het laatste moment niet meer afgezegd konden worden. Overwogen wordt dat aannemelijk is dat [eiseres] in haar woongenot is gestoord doordat het tentenkamp vlak voor haar woonboot is geplaatst. Anderzijds is duidelijk dat Het Esmeer het recreatieterrein overeenkomstig zijn bestemming moest gebruiken, maar dat het mogelijk is dat er alternatieven denkbaar waren, waardoor het tentenkamp minder dicht bij de woonark van [eiseres] had kunnen worden geplaatst. [eiseres] heeft in dat verband zelfs betoogd dat het niet noodzakelijk was om het tentenkamp op het puntje te plaatsen, maar dat er ook nog andere plekken op het terrein van Het Esmeer beschikbaar waren. De stellingen van partijen kunnen in dit kort geding echter niet op hun juistheid worden onderzocht. Nader bewijs dient in een bodemprocedure te worden geleverd. De voorzieningenrechter overweegt dan ook dat schorsing van de executie van de dwangsommen op haar plaats zou zijn, maar dat die schorsing er thans niet toe kan leiden dat [eiseres] de reeds door haar bij Het Esmeer geïncasseerde dwangsommen terug dient te betalen. De genomen executiemaatregelen blijven vooralsnog dan ook van kracht.
5.9. Dit geldt eveneens voor de geschillen die zijn ontstaan over het verplaatsen van een ponton, het afmeren van passanten aan de meldsteiger en het vissen op de meldsteiger. De lezingen die partijen over deze punten hebben zijn totaal verschillend en staan soms zelfs lijnrecht tegenover elkaar. Daarom kan in dit kort geding niet worden vastgesteld of Het Esmeer zich heeft gehouden aan het bepaalde in het vonnis van 18 april 2012 en daarmee of er daadwerkelijk dwangsommen zijn verbeurd. Daarmee zou schorsing van de executie van de dwangsommen op haar plaats zijn, maar dat kan thans in ieder geval niet leiden tot de beslissing dat [eiseres] veroordeeld dient te worden om de reeds door haar geïncasseerde bedragen terug te betalen aan Het Esmeer. Evenmin kan in het bestek van dit kort geding worden vastgesteld dat sprake is van misbruik van recht. Het voorgaande leidt er toe dat de vordering in reconventie onder I. zal worden afgewezen.
5.10. Het Esmeer heeft vervolgens onder II. gevorderd dat de voorzieningenrechter [eiseres] verbiedt uitvoering te geven aan het op 18 april 2012 gewezen vonnis, voor zover dit in strijd komt met het doel van de vereniging, de exploitatie van de haven en het onderhoud hiervan. De voorzieningenrechter acht deze vordering te algemeen en onbepaald om toe te wijzen. Van geval tot geval zal moeten worden beoordeeld of de executie van het vonnis verder gaat dan het doel of de strekking van de veroordeling die daarin is opgenomen. Deze vordering zal dus worden afgewezen.
5.11. Onder III. heeft Het Esmeer gevorderd dat [eiseres] de zaken die zijn opgeslagen op het omheinde terrein, naast het bestuursgebouw, verwijdert en verwijderd zal houden en dat haar wordt verboden deze zaken op te slaan op het puntje. In het vonnis van 18 april 2012 is te dien aanzien – en op vordering van [eiseres] die haar spullen graag terug wilde hebben –
reeds overwogen dat [eiseres] op afspraak haar eigendommen kan ophalen en dat de heer [betrokkene 1] haar zal helpen met het verplaatsen van de spullen. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat Het Esmeer deze toezegging gestand zal doen. [eiseres] zal dan ook dienen mee te werken om de zaken in ontvangst te nemen en daarmee te verwijderen van het terrein van Het Esmeer. Het ligt voor de hand dat partijen hiervoor op korte termijn na het wijzen van dit vonnis een afspraak maken. [eiseres] mag de zaken, zoals bij vonnis van 18 april 2012 is bepaald, niet op het puntje plaatsen, met uitzondering van hetgeen in dat vonnis is toegestaan. Een nieuwe veroordeling daartoe is daarom niet nodig. Mocht [eiseres] extra hulp nodig hebben om de zaken naar een andere plek te verplaatsen dan dient zij daarvoor zelf extra hulp te regelen. De vordering onder III. zal dan ook gedeeltelijk worden toegewezen, waarbij [eiseres] een termijn zal worden gegeven van veertien dagen om de zaken te verwijderen. Aan deze veroordeling zal een dwangsom worden verbonden, die zal worden beperkt en gemaximeerd zoals hierna volgt.
5.12. Tot slot heeft Het Esmeer gevorderd dat [eiseres] de door haar geplaatste camera’s op of rond haar woonark verwijdert en verwijderd houdt. Bij vonnis van 18 april 2012 heeft de voorzieningenrechter deze vordering afgewezen, nu de camera’s reeds vanaf medio 2011 waren geplaatst, Het Esmeer haar belang tot verwijdering ervan niet aannemelijk had gemaakt en gesteld noch gebleken was dat meerdere leden hadden geklaagd over schending van hun privacy. Het Esmeer heeft thans een lijst met handtekeningen van leden van Het Esmeer overgelegd, die stellen dat hun privacy is geschonden. [eiseres] heeft aangevoerd dat de camera’s alleen zijn gericht op haar woonark en het puntje en dat ze er enkel hangen omdat zij zich bedreigd voelt en haar eigendommen wil beschermen. De voorzieningenrechter overweegt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gedragingen van andere personen (leden van Het Esmeer) worden vastgelegd met de door [eiseres] bevestigde camera’s. Er bestaat dan ook vooralsnog geen reden om anders te beslissen dan de voorzieningenrechter op 18 april 2012 heeft gedaan. De vordering onder IV. zal dus worden afgewezen.
5.13. Geconcludeerd kan worden dat de vorderingen in reconventie onder I., II. en IV. zullen worden afgewezen en dat de vordering in reconventie onder III. gedeeltelijk zal worden toegewezen.
de kosten in conventie en reconventie
5.14. Nu partijen over en weer (nagenoeg) in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
6.1. schorst de bij exploot van 24 augustus 2012 door Het Esmeer aan [eiseres] aangezegde executie van dwangsommen, zolang niet in een bodemprocedure is beslist dat [eiseres] ter zake dwangsommen heeft verbeurd,
6.2. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.3. veroordeelt [eiseres] haar zaken, die thans door Het Esmeer zijn opgeslagen op het omheinde terrein, naast het bestuursgebouw van Het Esmeer, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden,
6.4. veroordeelt [eiseres] om aan Het Esmeer een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 6.3. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
6.5. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
6.6. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 19 april 2013.