ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1684

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
ZUT 12/1133
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatwerkvoorschriften voor geluidsnormen in horecabedrijf te Apeldoorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horecabedrijf en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn. Het horecabedrijf, vertegenwoordigd door J.C. Lammers, had beroep ingesteld tegen maatwerkvoorschriften die door de gemeente waren opgelegd met betrekking tot het gesloten houden van deuren en ramen tijdens het ten gehore brengen van muziek die niet als achtergrondmuziek kan worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatwerkvoorschriften zijn gebaseerd op artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, dat het bevoegd gezag de mogelijkheid biedt om technische voorzieningen en gedragsregels te bepalen om te voldoen aan geldende geluidsnormen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de eis om deuren gesloten te houden niet van toepassing is op binnendeuren en dat de opgelegde maatwerkvoorschriften niet onredelijk zijn. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder het ontbreken van klachten van omwonenden en de risico's van opeenhoping van mensen in de sluisconstructie, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de gemeente in redelijkheid de maatwerkvoorschriften heeft kunnen stellen om geluidsoverlast te voorkomen, en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van geluidsnormen in de horeca en de bevoegdheid van het bevoegd gezag om maatregelen te treffen ter bescherming van de woonomgeving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team Bestuursrecht
Locatie Zutphen
Reg.nr.: ZUT 12/1133
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 24 april 2013.
inzake
[B.V.]
te [vestigingsplaats], eiseres,
gemachtigde: J.C. Lammers
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2012 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder maatwerkvoorschriften gesteld met betrekking tot de inrichting van eiseres aan [adres].
Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 28 februari 2013. Namens eiseres is J.C. Lammers verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. W.M. van de Zedde en L. Steffens.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8.42, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8.40 met betrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen de verplichting worden opgelegd te voldoen aan voorschriften die nodig zijn ter bescherming van het milieu, gesteld door een bij die maatregel aangegeven bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 2.20, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidnormen te voldoen.
2.2 De activiteiten binnen de inrichting van eiseres bestaan voornamelijk uit horeca-activiteiten. Het gaat om een cafébedrijf. Een restaurant maakt deel uit van de inrichting.
Bij besluit van 29 juli 1992 is een milieuvergunning verleend voor het oprichten en inwerking hebben van een eethuis/bar. Op 1 januari 2008 is het Activiteitenbesluit in werking getreden. De inrichting valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit en is op grond hiervan meldingplichtig (type B). De vergunning moet worden aangemerkt als melding op grond van het Activiteitenbesluit.
2.3 Op 28 januari 2010 heeft verweerder een beleidsregel “Geluid-excessenaanpak voor horecabedrijven in Apeldoorn, 1e herziening 2009” (hierna: de beleidsregel) vastgesteld. De beleidsregel bevat het beleid van verweerder met betrekking tot de toepassing van artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit en is op 17 februari 2010 in werking getreden.
In de beleidsregel is, voor zover hier van belang, vermeld dat voor elk nieuw horecabedrijf in ieder geval een maatwerkvoorschrift moet worden gesteld met de eis om ramen en deuren gesloten te houden indien er binnen de inrichting muziekgeluid voorkomt dat harder is dan het geluidniveau dat kan worden aangemerkt als achtergrondniveau. Het gaat om een geluidniveau van meer dan 70 dB(A). Ook bij bestaande bedrijven die klachten in de omgeving veroorzaken wordt in ieder geval dit maatwerkvoorschrift gesteld. Door het opleggen van een dergelijk maatwerkvoorschrift wordt de effectiviteit van toezicht en handhaving van het Activiteitenbesluit voor wat betreft naleving van geluidnormen door horecabedrijven vergroot.
Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat het in de gemeente Apeldoorn bestendige bestuurspraktijk is om dit maatwerkvoorschrift – in zoverre in afwijking van de beleidsregel – te stellen aan alle horecabedrijven in de binnenstad van Apeldoorn.
2.4 Teneinde geluidsoverlast in de woonomgeving van de inrichting te voorkomen, heeft verweerder met verwijzing naar de beleidsregel en overeenkomstig zijn bestendige bestuurspraktijk bij het bestreden besluit maatwerkvoorschriften gesteld ten aanzien van de inrichting van eiseres:
“maatwerkvoorschrift 1
Deuren en ramen van de inrichting moeten tijdens het ten gehore brengen van muziek die niet kan worden gekwalificeerd als achtergrondmuziek gesloten zijn. De toegangsdeur van de inrichting mag slechts voor het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen worden geopend.
Maatwerkvoorschrift 2
Alle in de inrichting werkzame personen moeten aantoonbaar zijn geïnstrueerd over het gestelde in maatwerkvoorschrift 1.”
2.5 Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder van eiseres mag vergen de buitendeur van de sluisconstructie voor de toegang tot het pand tijdens het ten gehore brengen van niet als achtergrondmuziek te kwalificeren muziek zoveel mogelijk gesloten te houden.
2.5.1 Verweerder heeft, voor zover hier van belang, aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat uit indicatieve berekeningen, uitgaande van een bronniveau van 70 dB(A) (achtergrondmuziek) in combinatie met het geopend hebben van ramen en deuren, blijkt dat de geluidbelasting op de woning aan de Hoofdstraat 163 49 dB(A) zal bedragen. Dit betekent een normoverschrijding in de avond- en nachtperiode van respectievelijk 14 en 19 dB(A). Aan de [adres I] bedraagt de geluidbelasting op de woning ongeveer 38 dB(A). Dit betekent een normoverschrijding van respectievelijk 3 en 8 dB(A). Aan de [adres II] bedraagt de geluidbelasting ongeveer 34 dB(A). Dit betekent een normoverschrijding in de nachtperiode van 4 dB(A). Uit deze indicatieve berekeningen en na toepassing van een correctie voor muziekgeluid volgt aldus verweerder dat door alleen al het hebben van achtergrondmuziek in de inrichting en het daarbij geopend hebben van ramen en deuren in de pui er in de directe woonomgeving in de nachtperiode sprake is van een overschrijding van de geluidnorm op woningen van derden. Dit houdt volgens verweerder in dat bij muziekgeluid met een niveau van meer dan 70 dB(A) – verweerder gaat gelet op de activiteiten van de inrichting uit van een muziekgeluidniveau van 85 tot 90 dB(A) in de avond- en nachtperiode – in combinatie met het geopend hebben van ramen en deuren er sprake zal zijn van onacceptabele hinder in de directe woonomgeving. Daarom acht verweerder de gestelde maatwerkvoorschriften nodig.
2.5.2 Eiseres stelt zich op het standpunt dat de maatwerkvoorschriften onnodig beperkend en bezwaarlijk zijn, omdat niet uit objectieve gegevens is af te leiden dat de inrichting geluidsoverlast veroorzaakt, er geen klachten van omwonenden zijn en naleving van de gestelde maatwerkvoorschriften kan leiden tot opeenhoping van mensen in de sluis en gevaarlijke situaties met fietsers die dicht langs het pand fietsen. Verder stelt eiseres al voldoende te hebben geïnvesteerd in geluidsisolerende maatregelen. Ten slotte heeft eiseres zich ter zitting op het standpunt gesteld dat verweerder de in oktober 2012 met de ter zitting aanwezige ambtenaren gemaakte afspraak moet nakomen, dat de buitendeur van de sluisconstructie open mag blijven, mits de binnendeur van de sluisconstructie zoveel mogelijk gesloten blijft.
2.5.3 De rechtbank stelt vast dat de in het bestreden besluit genoemde indicatieve berekeningen, waaruit zowel met als zonder strafcorrectie voor muziek bij open buitendeur een ruime overschrijding van de op grond van het Activiteitenbesluit geldende geluidnormen is af te leiden, worden bevestigd door de in het door verweerder in beroep overgelegde ambtelijk verslag van 28 november 2012 beschreven geluidmetingen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze metingen onjuist zijn dan wel dat de voorgestelde geluidreducerende maatregelen als vervanging van de binnendeur en aanvullende maatregelen aan de ventilatieroosters, tot gevolg hebben dat dan wel aan de geluidnormen wordt voldaan. Dat betekent dat uit geluidmetingen blijkt dat de inrichting de geluidnormen overschrijdt. Dat er geen klachten zijn van omwonenden, zoals eiseres stelt, doet daaraan niet af en heeft verweerder dan ook niet van het opleggen van maatwerkvoorschriften hoeven te weerhouden.
2.5.4 Een redelijke uitleg van de gestelde maatwerkvoorschriften brengt met zich dat de eis om deuren gesloten te houden tijdens het ten gehore brengen van niet als achtergrondmuziek te kwalificeren muziek, geen betrekking heeft op de binnendeuren. Hieruit volgt dat de gestelde maatwerkvoorschriften er niet aan in de weg staan dat de binnendeur van de sluisconstructie geopend blijft, zolang de buitendeur van de sluisconstructie tijdens het ten gehore brengen van niet als achtergrondmuziek te kwalificeren muziek slechts voor het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen zal worden geopend. Het door eiseres gestelde risico van opeenhoping van mensen in de ruimte tussen binnen- en buitendeur van de sluisconstructie, wat daarvan ook zij, kan derhalve, indien nodig, door het openlaten van de binnendeur van de sluisconstructie worden vermeden, zodat verweerder ook hierin geen aanleiding heeft hoeven te zien van het opleggen van het betrokken voorschrift af te zien.
Op geen enkele wijze is de stelling van eiseres dat fietsers die dicht langs het pand fietsen een onaanvaardbaar risico opleveren, onderbouwd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het op de weg van eiseres ligt om toe te zien op een zorgvuldig gebruik van de buitendeur van de sluisconstructie.
2.5.5 Uitgaande van de aan verweerder bij het stellen van maatwerkvoorschriften toekomende beoordelingsvrijheid, heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat verweerder de desbetreffende maatwerkvoorschriften in redelijkheid niet heeft kunnen stellen.
2.5.6 De door eiseres genoemde afspraak met ambtenaren van de gemeente Apeldoorn leidt niet tot gegrondverklaring van het beroep, reeds omdat de desbetreffende afspraak is gemaakt na het nemen en bekendmaken van het thans in beroep bestreden besluit.
Overigens staat het eiseres vrij om met een nader geluidrapport aan verweerder aan te tonen dat met een nieuwe binnendeur van de sluisconstructie ook bij een open buitendeur van de sluisconstructie aan de van toepassing zijnde geluidnormen kan worden voldaan.
2.6 Het beroep van eiseres is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, voorzitter, en mr. W.M.B. Elferink en mr. J.J.W.P. van Gastel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Saedt, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2013.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Verzonden op: 24 april 2013.