ECLI:NL:RBGEL:2013:6415

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 december 2013
Publicatiedatum
7 februari 2014
Zaaknummer
253218
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over slaafse nabootsing en onrechtmatige concurrentie tussen producenten van bloempotten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben de eiseressen, Desch-Plantpak B.V. en Desch-Epla B.V., een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, handelend onder de naam Blompot.nl. De eiseressen vorderden onder andere dat de gedaagde zou worden verboden om slaafse nabootsing van hun product, de SABINA-pot, voort te zetten. De eiseressen stelden dat de gedaagde een pot had ontwikkeld die te veel leek op hun SABINA-pot, en dat hij vertrouwelijke bedrijfsinformatie had gebruikt om concurrentie te voeren. De gedaagde betwistte deze claims en voerde aan dat er geen sprake was van onrechtmatige slaafse nabootsing of concurrentie.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de SABINA-pot van de eiseressen een eigen plaats in de markt heeft en dat de gedaagde de pot in hoge mate heeft nagebootst. Echter, de rechtbank oordeelde dat er geen gevaar voor verwarring bestond tussen de producten, omdat het relevante publiek, de kwekers, deskundig en oplettend is. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet onrechtmatig handelde door de pot te nabootsen, aangezien er geen sprake was van verwarring omtrent de herkomst van de producten.

Wat betreft de beschuldigingen van onrechtmatige concurrentie, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de gedaagde het bedrijfsdebiet van de eiseressen substantieel had afgebroken. De vorderingen van de eiseressen werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Het vonnis werd uitgesproken door mr. R.J.B. Boonekamp op 9 december 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/253218 / KG ZA 13-597
Vonnis in kort geding van 9 december 2013
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DESCH-PLANTPAK B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DESCH-EPLA B.V.,
gevestigd te Ter Aar,
eiseressen,
advocaten mrs. F.G.M.M. Alsters en N.W.L. Nijkamp te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam Blompot.nl,
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. L.J. Gravendeel te Hilversum.
Partijen zullen hierna Desch c.s. en [gedaagde] genoemd worden. Eiseressen zullen afzonderlijk worden aangeduid als Desch-Plantpak en Desch-Epla.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de brieven van mr. Alsters aan de rechtbank van 20 en 27 november 2011 met aanvullende producties
  • de door Desch c.s. op 21 november 2013 ter griffie van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, gedeponeerde stukken (drie brochures)
  • de brief van mr. Gravendeel aan de rechtbank van 27 november 2011 met producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Desch c.s.
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Desch-Epla is een spuitgietbedrijf en toeleverancier van de tuinbouwsector. Desch-Epla is onderdeel van Desch-Plantpak. Desch c.s. produceren onder andere kunststof (bloem)potten die specifiek bestemd zijn voor kwekers. Desch c.s. verkopen deze potten ook uitsluitend (via dealers) aan kwekers. De kwekers gebruiken deze potten om plantjes in op te kweken, waarna zij deze plantjes in combinatie met de potten aan winkels, tuincentra etc. verkopen. De potten zijn niet los verkrijgbaar voor de consument.
2.2.
Een van de hiervoor bedoelde potten die Desch c.s. (sinds het begin van de jaren 2000) op de markt brengt is de “SABINA”. Deze, ter zitting getoonde, pot heeft een slanke belijning die, met een welving, smaller toeloopt richting de bodem. Enkele centimeters onder de bovenrand is een enkele strakke lijn aangebracht. De bodem van de pot is voorzien van een Y-vormige uitsparing. Het zij-aanzicht van deze uitsparingen is trapezium vormig. De pot is verkrijgbaar in diverse kleuren in mat of hoogglans. In de brochure van Desch-Epla is deze pot aangeduid als “SAB”.
2.3.
[gedaagde] is op 2 mei 2011 in diens getreden bij Desch-Plantpak in de functie van “locatiemanager Desch-Epla”, met als standplaats Ter Aar.
2.3.
Met ingang van 1 januari 2013 hebben Desch-Plantpak en [gedaagde] de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd. Met het oog op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst hebben [gedaagde] en Desch-Plantpak een vaststellingsovereenkomst met elkaar gesloten, gedateerd 21 augustus 2012. In artikel 11 daarvan staat:
“Werknemer is niet gebonden aan het overeengekomen concurrentie- en/of relatiebeding. Het geheimhoudingsbeding op grond van de arbeidsovereenkomst blijft onverkort gelden”
2.4.
In de arbeidsovereenkomst zijn in artikel 16 en 20 de volgende bedingen opgenomen:
Artikel 16 Geheimhoudingsbeding
“Werknemer verplicht zich tot volledige geheimhouding van alle feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de onderneming van werkgever (zoals producten, relaties, werkwijze enzovoorts). De verplichting geldt zowel tijdens de duur van deze arbeidsovereenkomst als ook na beëindiging daarvan”.
(…)
Artikel 20 Boetebeding
Indien werknemer in strijd handelt met één van de in deze arbeidsovereenkomst genoemde verplichtingen (waaronder het geheimhoudingsbeding ….), verbeurt hij ten behoeve van de werkgever een boete van € 5.000,00 (…) voor iedere overtreding en van € 500,00 (…) voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. Voorafgaande ingebrekestelling en/of rechterlijke tussenkomst is niet vereist voor de opeisbaarheid van de boete”.
2.5.
[gedaagde] heeft sinds januari 2013 een website (blompot.nl), waarop onder meer staat:
“BlomPot is in januari 2013 gestart in Asperen met de productie en verkoop van hang- en sierpotten, vooralsnog in de range van 17 t/m 23 cm.
Wij leveren rechtstreeks aan de eindgebruikers.
Door de lage overhead en zeer efficiënte productie methoden zijn wij in staat de scherpste prijs te kunnen aanbieden met een zeer goede kwaliteit”.
2.6.
De hiervoor bedoelde potten zijn eveneens specifiek bestemd voor kwekers.
In maart 2013 heeft [gedaagde] een bezoek gebracht aan een klant van Desch c.s., [derde]. [gedaagde] heeft daar een proefmodel getoond van een door hem ontwikkelde pot. Deze pot is door Desch c.s. ter zitting getoond. De pot die [gedaagde] thans produceert of voornemens is te gaan produceren - en die iets afwijkt van de pot die [gedaagde] bij [derde] heeft laten zien - heeft [gedaagde] te zitting getoond. Deze pot heeft eveneens een slanke belijning die, met een welving, smaller toeloopt richting de bodem, gecombineerd met een enkele strakke lijn die is aangebracht enkele centimeters onder de bovenrand. De bodem is voorzien van een Y-vormige uitsparing. Het zij-aanzicht van deze uitsparingen is licht trapezium vormig. De pot is, aan de onderzijde, voorzien van de aanduiding “BPSAB”.
2.7.
Bij brieven van 4, 15 en 26 juli 2013 is [gedaagde] namens Desch c.s. onder meer gesommeerd zich te houden aan het tussen partijen overeengekomen geheimhoudingsbeding en zich te onthouden van onrechtmatige slaafse nabootsing en onrechtmatige concurrentie.

3.Het geschil

3.1.
Desch c.s. hebben gevorderd:
a. [gedaagde] te gebieden binnen 24 uur na dit vonnis iedere slaafse nabootsing van de SABINA van Desch c.s. te staken en gestaakt te houden en ieder gebruik, waaronder de productie, inkoop, verkoop, ter verkoop aanbieden en het hiertoe in voorraad hebben van en adverteren voor de bedoelde potten te staken en gestaakt te houden;
b. [gedaagde] te gebieden binnen 24 uur na dit vonnis ieder gebruik van de aanduiding BPSAB, alsmede iedere met de naam SABINA en SAB verwarring wekkende overeenstemmende aanduiding in verband met de verkoop van potten of soortgelijke waren te staken en gestaakt te houden;
c. [gedaagde] te gebieden binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis een schriftelijke opgave te doen van alle relevante documenten en bewijsstukken vergezelde opgave te doen aan de raadsvrouw van [gedaagde] betreffende hetgeen in het petitum van de dagvaarding onder 3. a t/m d is vermeld;
d. [gedaagde] te gebieden binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de totaal bij [gedaagde] in voorraad zijnde potten op kosten van [gedaagde] te (laten) vernietigen in het bijzijn van een deurwaarder en een kopie van het vernietigingsrapport, ondertekend door de deurwaarder, aan de raadsvrouw van [gedaagde] te sturen;
e. [gedaagde] te gebieden zich te onthouden van het verrichten van handelingen die in strijd zijn met het overeengekomen geheimhoudingsbeding;
f. [gedaagde] te veroordelen een voorschot te betalen op de verbeurde boetes van € 5.000,--;
g. [gedaagde] te veroordelen zich te onthouden van onrechtmatige concurrerende activiteiten;
h. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Desch c.s. van een niet voor matiging vatbare dwangsom van € 5.000,-- per overtreding, vermeerderd met € 1.000,-- per dag dat in strijd met (een onderdeel) van het vonnis wordt gehandeld;
i. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan de vorderingen onder 3.1. a t/m d hebben Desch c.s. ten grondslag gelegd, verkort weergegeven, dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hen handelt door het op de markt verhandelen of willen verhandelen van de “BPSAB”-pot, die een slaafse nabootsing is van de eigen SABINA-pot. Aan de vorderingen onder 3.1. e t/m g hebben Desch c.s. ten grondslag gelegd dat [gedaagde] met gebruikmaking van vertrouwelijke bedrijfsinformatie bij tenminste twee klanten van Desch c.s. aanbiedingen heeft gedaan die ver beneden de prijzen van Desch c.s. liggen.
3.3.
[gedaagde] heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Het spoedeisend belang bij de vorderingen is gegeven omdat het door Desch c.s. gestelde onrechtmatig handelen door [gedaagde] een voortdurend karakter heeft.
4.2.
Uitgangspunt is dat in het economisch verkeer vrije mededinging bestaat, zodat voorop gesteld moet worden dat het [gedaagde] in beginsel vrij staat om de markt te betreden met een vergelijkbare pot als die van Desch c.s. [gedaagde] mag de pot van Desch c.s. zelfs namaken, mits er geen sprake is van (onrechtmatige) slaafse nabootsing. Niet in geschil is dat de pot SABRINA niet is beschermd door een intellectueel eigendomsrecht. Ten aanzien van nabootsing van een stoffelijk product dat niet wordt beschermd door een absoluut recht van intellectuele eigendom geldt dat nabootsing van dit product in beginsel vrij staat.
4.3
Voor het verkrijgen van bescherming op grond van slaafse nabootsing is allereerst vereist dat het nagebootste product op het moment van het begin van de gestelde inbreuk door de nabootser een eigen plaats in de markt heeft, doordat het zich door vorm en uiterlijk onderscheidt van andere op de desbetreffende markt aanwezige soortgelijke producten (o.a. HR 7 juni 1991, NJ 1992, 392). In dit geval is voldoende aannemelijk geworden dat de SABINA van Desch c.s., met de kenmerken zoals onder 2.2 beschreven, een eigen onderscheidende plaats op de (onder 2.1 omschreven) markt inneemt en ook al innam ten tijde dat de pot van [gedaagde] is ontwikkeld. De gewelfde vorm van de pot is weliswaar op zichzelf niet bijzonder, in de markt voor terracottapotten komt die vorm wel voor, maar in de markt waarom het hier gaat is dit de enige relevante pot met deze vorm en de overige onder 2.2 beschreven kenmerken. Dat mogelijk ook een ander een pot met een soortgelijke vorm op de markt brengt, zoals [gedaagde] heeft opgeworpen, is onvoldoende voor een ander oordeel. Daarbij is van belang dat de SABINA, zo is onweersproken, een van de meest succesvolle potten op de Nederlandse markt is en in de top 3 van de best verkochte pottenlijnen van Desch c.s. staat. Het model van de SABINA spreekt dus, wat model en vormgeving betreft, aan.
4.4.
De volgend vraag is, of [gedaagde] de SABINA van Desch c.s. in hoge mate heeft nagebootst, terwijl hij evengoed, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product, een andere weg had kunnen inslaan. Die vraag moet bevestigend worden beantwoord. Evident is dat de door [gedaagde] geproduceerde of te produceren pot een zelfde soort pot betreft als die van Desch c.s. De potten hebben dezelfde welving, dezelfde gladde sierrand kort onder de bovenkant en dezelfde trapezium vormige openingen aan de onderzijde als gevolg van de Y-vorm in de in bodem. Er zijn ook wel wat verschillen in de potten aan te wijzen. Zo is de bovenrand van de pot van [gedaagde] anders, meer orthogonaal met drie gaatjes, dan de bovenrand van de pot van Desch c.s., maar daar gaat het niet zozeer om. De genoemde overeenkomsten tussen de potten betreffen de meest opvallende kenmerken ervan. Duidelijk is ook dat [gedaagde] evengoed een bruikbare en aantrekkelijk ogende pot had kunnen maken zonder deze opvallende kenmerken van de SABINA over te nemen. De Y-vorm en trapezium vormige openingen aan de onderzijde en de gladde sierrand even onder de bovenrand had [gedaagde] immers anders kunnen maken zonder de functionaliteit van de pot aan te tasten. [gedaagde] had dus op veel manieren kunnen wegblijven van de pot van Desch c.s., zonder te worden belemmerd in het maken van een pot naar eigen inzicht.
4.5.
De vraag of slaafse nabootsing al dan niet is geoorloofd, is afhankelijk van de vraag of verwarring (directe of indirecte) bij het publiek wordt gesticht tussen het product van de nabootser en het product van de nagebootste. Met andere woorden, de vraag is of er gevaar voor verwarring omtrent de herkomst van het product bestaat.
Niet in geschil is dat er een relatief beperkt aantal specifieke afnemers van de onderhavige potten zijn, te weten alleen de kwekers. Het in aanmerking komende publiek (het relevante publiek) bestaat dus uit deze kwekers. Partijen hebben niet concreet aangegeven hoe de potten in deze markt worden gezet, maar aangenomen moet worden dat de kwekers aan de hand van catalogi van fabrikanten, websites, of in showrooms tentoongestelde potten bepalen welke pot zij gebruiken voor het opkweken van de plantjes. Van dergelijke professionele inkopers moet worden aangenomen dat zij een deskundig en een bovengemiddeld oplettend publiek vormen, met kennis van de markt en het beperkte aantal aanbieders op de markt en hun producten en dat het hun in het afnemen duidelijk zal zijn van welk merk, fabricage of fabrikant de aangeboden potten zullen zijn. Ook geringe(re) verschillen in de producten zullen door hen eerder worden opgemerkt en begrepen als kenmerken van een ander product dan door een niet professioneel en minder deskundig publiek, zeker als de prijs van het ene product aanmerkelijk afwijkt van de prijs van het andere product, zoals hier. Bij deze stand van zaken kan niet worden aangenomen dat er werkelijk gevaar bestaat voor verwarring omtrent de herkomst van de potten.
4.6.
Hoewel er weinig misverstand over kan bestaan dat [gedaagde] juist voor het nabootsen van de SABINA heeft gekozen omdat dat een van de meest succesvolle potten in het assortiment van Desch c.s. is, moet de conclusie zijn dat geen sprake is onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens Desch c.s. in de zin van slaafse nabootsing. De omstandigheid dat [gedaagde] de aanduiding “BPSAB” op zijn potten gebruikt onderstreept wel zijn kennelijke bedoeling om op het succes van de SABINA mee te liften, maar is onvoldoende voor het oordeel dat verwarring in vorenbedoelde zin te duchten valt, juist vanwege het relevante publiek. Dat laatste geldt temeer omdat bij die aanduiding ook de website van [gedaagde], blompot.nl, staat.
4.7.
Wat betreft de gestelde onrechtmatige concurrentie geldt het volgende. Het kan zo zijn dat daarvan sprake is als een ex-werknemer het duurzame debiet van zijn voormalig werkgever stelselmatig en substantieel afbreekt met de hulpmiddelen die de werknemer daarbij vertrouwelijk van zijn voormalig werkgever ter beschikking heeft gekregen (HR 9 december 1955, NJ 1956/157). Vast staat wel dat [gedaagde] een of twee klant(en) van Desch c.s. heeft benaderd, maar niet is gebleken dat [gedaagde] klanten van Desch c.s. benadert of bezig is klanten te benaderen specifiek vanuit zijn kennis die hij bij Desch c.s. heeft opgedaan. Bovendien is niet gebleken dat [gedaagde] stelselmatig klanten benadert en het bedrijfsdebiet van Desch c.s. stelselmatig en duurzaam afbreekt. Dat betekent dat, ook al ligt het voor de hand om aan te nemen dat [gedaagde] wil profiteren van het succes van de pot van Desch c.s., niet kan worden aangenomen dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. De op (onrechtmatige) slaafse nabootsing en onrechtmatige concurrentie gegronde vorderingen moeten daarom worden afgewezen. Het feit dat [gedaagde] met een soortgelijke pot als de SABINA concurrentie met Desch c.s. wil aangaan is op zichzelf niet ongeoorloofd.
4.8.
Resteert de vraag of [gedaagde] het geheimhoudingsbeding heeft overtreden. Bij de stukken (productie 8 van de dagvaarding) bevindt zich een op schrift gestelde verklaring van G. Noordam, werkzaam bij de afdeling inkoop van [derde], waaruit volgens Desch c.s. blijkt dat [gedaagde] tegen Noordam de prijs heeft genoemd die Desch c.s. hanteren voor de SABINA. Als er al van wordt uitgegaan dat [gedaagde] die prijs tegen Noordam heeft genoemd
- [gedaagde] heeft het betwist - dan nog is dat enkele feit onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde] daarmee een geheim in de zin van art. 16 van de arbeidsovereenkomst heeft prijsgegeven. Voor het overige hebben Desch c.s. onvoldoende concreet aangegeven welke kennis [gedaagde] van hun onderneming had die hij geheim moest houden en die hij desondanks heeft geopenbaard. De daarom gegronde vorderingen moeten dan ook worden afgewezen.
4.9.
De slotsom is dat de vorderingen van Desch c.s. moeten worden afgewezen. Hetgeen [gedaagde] overigens nog als verweer heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking meer. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen Desch c.s. de kosten van de procedure moeten dragen. Anders dan [gedaagde] meent, is voor toepassing van art. 1019h Rv geen plaats, omdat het hier niet gaat om een zaak betreffende handhaving van een recht van intellectuele eigendom als bedoeld in art. 1019 Rv.
De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht €  274,--
- salaris advocaat €
816,--
Totaal €  1.090,--.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Desch c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] op heden begroot op € 1.090,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2013.
Coll.: ED