ECLI:NL:RBGEL:2013:6366

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 september 2013
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
209355
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens beroepsfouten door notarissen en handelen in strijd met zorgvuldigheid

In deze zaak vorderden WVGH Beheer B.V. en de commanditaire vennootschappen GrondVermogen I en II schadevergoeding van gedaagden, notarissen, wegens beroepsfouten en het handelen in strijd met de zorgvuldigheid. De rechtbank Gelderland heeft op 11 september 2013 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. De vordering was gebaseerd op een deskundigenbericht dat de waarde van onroerende zaken en de omvang van de geleden schade door het achterwege laten van verzoeken om vrijstelling van overdrachtsbelasting vaststelde. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundige overgenomen, aangezien geen van de partijen kritiek had geuit op het deskundigenbericht. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de schade die door de eiseressen was geleden. De rechtbank heeft de vorderingen van GrondVermogen I en II niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze vennootschappen niet meer bestonden. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van verschillende schadebedragen met wettelijke rente, en ook de proceskosten aan de zijde van WVGH Beheer toegewezen. De rechtbank heeft de uitvoerbaarheid bij voorraad van de kostenveroordeling en de vergoeding van buitengerechtelijke kosten uitgesproken, maar de overige vorderingen zijn afgewezen. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 11 september 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats [woonplaats]
zaaknummer / rolnummer: C/05/209355 / HA ZA 10-2501
Vonnis van 11 september 2013
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WVGH BEHEER B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
2. de commanditaire vennootschap
GRONDVERMOGEN I C.V.,
gevestigd te [woonplaats],
3. de commanditaire vennootschap
GRONDVERMOGEN II C.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseressen,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats],
2.
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
3.
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook als WVGH Beheer, GrondVermogen I, GrondVermogen II, [gedaagde], [gedaagde] en [gedaagde] aangeduid worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 november 2012
  • het deskundigenbericht van P.C. van [woonplaats] d.d. 22 april 2013
  • de conclusie na deskundigenbericht tevens akte eiswijziging van eiseressen
  • de akte na deskundigenbericht van gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
Het deskundigenbericht
2.1.
Geen van partijen heeft kritiek geuit op de inhoud van het deskundigenbericht. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige dan ook over en maakt die tot de hare. De deskundige heeft de door de rechtbank gestelde vragen als volgt beantwoord.
2.2.
De eerste vraag luidde: Wat is de huidige waarde van de vanaf 19 juni 2007 verworven onroerende zaken? Per perceel is de waarde door de deskundige bepaald. Deze is hieronder in de laatste kolom te vinden, in de eerste wordt het perceel aangeduid, in de tweede de verwervingsdatum en in de derde de aankoopsom.
Eemnes-1 16 augustus 2007 € 171.244,00 € 57.355,00
Assen 19 juni 2007 € 150.000,00 € 35.000,00
Duiven 3 september 2007 € 354.599,00 € 202.628,00
Molenschot 20 september 2007 € 22.069,00 € 9.363,00
Gieten-2 28 december 2007 € 28.440,00 € 16.395,00
Tynaarlo 28 december 2007 € 9.360,00 € 3.120,00
Nuland 4 maart 2008 € 90.000,00 € 30.000,00
Beekbergen 31 maart 2008 € 113.840,00 € 64.035,00
Borculo 7 april 2008 € 93.100,00 € 49.000,00
Didam 10 april 2008 € 270.000,00 € 100.000,00
Muntendam 5 mei 2008 € 425.000,00 € 170.000,00
Maarssen 18 augustus 2008 € 450.000,00 € 169.958,00
2.3.
De tweede vraag, ‘Wat is de omvang van de schade die is geleden door het achterwege laten van de verzoeken om vrijstelling overdrachtsbelasting?’, heeft de deskundige gecombineerd beantwoord met de derde vraag, die luidde: ‘Kunt u in kaart brengen welke bedragen aan overdrachtsbelasting zijn betaald in verband met de aankoop van de tien door of ten behoeve van GrondVermogen I gekochte percelen en de acht door of ten behoeve van GrondVermogen II gekochte percelen?’.
2.4.
De deskundige heeft vraag 2 beantwoord met de mededeling dat de omvang van de schade die is geleden door het achterwege laten van de verzoeken om vrijstelling overdrachtsbelasting, € 186.664,00 beloopt. Voorts verschaft hij bij de vragen 2 en 3 de gegevens waarop het volgende overzichtje is gebaseerd. Per perceel worden genoemd de aanduiding ervan, de overdrachtsdatum en het bedrag aan overdrachtsbelasting en staat aangegeven (met I of II) of de desbetreffende zaak door GrondVermogen I of GrondVermogen II is verkregen.
Eemnes-1 16 augustus 2007 € 10.272,00 I
Anloo en Gieten 10 mei 2007 € 7.284,00 I
Eemnes-2 10 mei 2007 € 1.584,00 I
Schagen 10 mei 2007 € 690,00 I
Elst 10 mei 2007 € 4.756,00 I
Bornerbroek/Landsmeer 10 mei 2007 € 35.697,00 I
Haastrecht 10 mei 2007 € 6.006,00 I
Assen 19 juni 2007 € 9.000,00 I
Duiven 3 september 2007 € 21.273,00 I
Molenschot 20 september 2007 € 1.323,00 I
Gieten-2 28 december 2007 € 1.704,00 II
Tynaarlo 28 december 2007 € 561,00 II
Nuland 4 maart 2008 € 5.400,00 II
Beekbergen 31 maart 2008 € 6.828,00 II
Borculo 7 april 2008 € 5.586,00 II
Didam 10 april 2008 € 16.200,00 II
Muntendam 5 mei 2008 € 25.500,00 II
Maarssen 18 augustus 2008 € 17.000,00 II
2.5.
De vierde vraag, ‘Heeft u verder nog opmerkingen op uw vakgebied die voor de zaak van belang kunnen zijn?’, is door de deskundige ontkennend beantwoord.
Vaststelling van de schade
2.6.
Ten aanzien van de grondaankopen door GrondVermogen I komt het voorgaande neer op de volgende schadebedragen, waarbij achtereenvolgens perceel, datum van verkrijging, voor zover relevant – hierbij gaat het alleen om de overdrachten vanaf 19 juni 2007 – de waardevermindering en ten slotte de overdrachtsbelasting worden genoemd.
Eemnes-1 16 augustus 2007 € 113.889,00 € 10.272,00
Anloo en Gieten 10 mei 2007 n.v.t. € 7.284,00
Eemnes-2 10 mei 2007 n.v.t. € 1.584,00
Schagen 10 mei 2007 n.v.t. € 690,00
Elst 10 mei 2007 n.v.t. € 4.756,00
Bornerbroek/Landsmeer 10 mei 2007 n.v.t. € 35.697,00
Haastrecht 10 mei 2007 n.v.t. € 6.006,00
Assen 19 juni 2007 € 115.000,00 € 9.000,00
Duiven 3 september 2007 € 151.971,00 € 21.273,00
Molenschot 20 september 2007 € 12.706,00 € 1.323,00
2.7.
Ten aanzien van de grondaankopen door GrondVermogen II komt het voorgaande neer op de volgende schadebedragen, waarbij achtereenvolgens perceel, datum van verkrijging, waardevermindering en overdrachtsbelasting worden genoemd.
Gieten-2 28 december 2007 € 12.045,00 € 1.704,00
Tynaarlo 28 december 2007 € 6.240,00 € 561,00
Nuland 4 maart 2008 € 60.000,00 € 5.400,00
Beekbergen 31 maart 2008 € 49.805,00 € 6.828,00
Borculo 7 april 2008 € 44.100,00 € 5.586,00
Didam 10 april 2008 € 170.000,00 € 16.200,00
Muntendam 5 mei 2008 € 255.000,00 € 25.500,00
Maarssen 18 augustus 2008 € 280.042,00 € 17.000,00
2.8.
De slotsom is dat de primaire en de eerste drie subsidiaire vorderingen moeten worden afgewezen en dat de vordering tot schadevergoeding in voege als hierna aan te geven, zal worden toegewezen. De rechtbank heeft in het vonnis van 27 juni 2012 overwogen dat GrondVermogen I en II niet meer bestaan en niet-ontvankelijk in hun vorderingen moeten worden verklaard en dat de gedaagden hoofdelijk voor de schade aansprakelijk zijn.
2.9.
De rechtbank is in de tussenvonnissen niet afzonderlijk ingegaan op het eigen schuldverweer dat bij conclusie van antwoord (p. 39) is gevoerd, maar uit die vonnissen volgt dat de gestelde eigen schuld wegvalt tegen het door de rechtbank onderschreven verwijt dat gedaagden gemaakt wordt dat zij de (toekomstige) commandieten onvoldoende hebben voorgelicht over de uiteindelijk gekozen constructie.
De eiswijziging
2.10.
Eiseressen hebben hun eis in die zin gewijzigd dat zij – kort gezegd – vergoeding van de wettelijke rente vorderen vanaf de dag van deelname door de commanditaire vennoten aan de commanditaire vennootschappen, althans vanaf de dag van overdracht van de verschillende percelen, althans vanaf de dag van dagvaarding.
2.11.
Gedaagden verweren zich tegen deze gewijzigde eis in zoverre dat zij het volgende betogen. De primaire variant van deze rentevordering is niet toewijsbaar omdat de gestelde schade niet eerder ontstaan kan zijn dan op de momenten van het onrechtmatig handelen en hierbij gaat het om de momenten van het verlijden van de leveringsaktes. De wettelijke rente zal per perceel moeten worden bepaald. De rechtbank volgt gedaagden in dit standpunt.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
2.12.
WVGH Beheer heeft gesteld dat er buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt en dat voldoende onderbouwd. De rechtbank acht echter het terzake gevorderde bedrag onvoldoende onderbouwd en zal overeenkomstig hetgeen is aanbevolen in het rapport Voor-werk II, de terzake gevorderde vergoeding toewijzen tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, dat is € 6.422,00.
2.13.
Gedaagden verweren zich tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De rechtbank zal dit vonnis behoudens de kosten niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren gelet op alle omstandigheden van de zaak, zoals daar met name zijn het principiële karakter van de beslissingen over de beroepsaansprakelijkheid, de omvang van het totaal van de toe te wijzen bedragen en de positie die WVGH Beheer inneemt. Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank wel de uitvoerbaarheid bij voorraad van de kostenveroordeling en de veroordeling tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
2.14.
Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van WVGH Beheer worden begroot op:
- dagvaarding €  73,89
- griffierecht 3.490,00
- deskundigen 14.459,50
- salaris advocaat
12.844,00(4,0 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal €  30.867,39

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart GrondVermogen I en GrondVermogen II niet ontvankelijk in hun vorderingen,
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan WVGH Beheer te betalen:
  • € 124.161,00 met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf 16 augustus 2007 tot de dag van volledige voldoening,
  • € 56.017,00 met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 10 mei 2007 tot de dag van volledige voldoening,
  • € 124.000,00 met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 19 juni 2007 tot de dag van volledige voldoening,
  • € 173.244,00 met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 3 september 2007 tot de dag van volledige voldoening,
  • € 14.029,00 met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 20 september 2007 tot de dag van volledige voldoening,
  • € 20.550,00 met de wettelijke als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 28 december 2007 tot de dag van volledige voldoening,
  • € 65.400,00 met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 4 maart 2008 tot de dag van volledige voldoening,
  • € 56.633,00 met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 31 maart 2008 tot de dag van volledige voldoening,
  • € 49.686,00 met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 7 april 2008 tot de dag van volledige voldoening,
  • € 186.200,00 met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 10 april 2008 tot de dag van volledige voldoening,
  • € 280.500,00 met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 5 mei 2008 tot de dag van volledige voldoening,
  • € 297.042,00 met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 18 augustus 2008 tot de dag van volledige voldoening,
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van WVGH Beheer tot op heden begroot op € 30.867,39,
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt, ook de ander zal zijn bevrijd, om aan WVGH Beheer te betalen € 6.422,00,
3.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 3.3 en 3.4 uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.D.A. den Tonkelaar, D.M.I. de Waele en G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2013.