ECLI:NL:RBGEL:2013:6337

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
20 januari 2014
Zaaknummer
250442
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtinbreuk en verrekening in faillissement

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, staat de vordering van de curator centraal. De curator vordert betaling van een bedrag dat voortvloeit uit een eerder vonnis van 17 november 2011, waarin de eiser, een webontwikkelaar, werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de gedaagde, een failliete onderneming. De eiser stelt dat hij een tegenvordering heeft op de gedaagde wegens auteursrechtinbreuk, omdat de gedaagde zonder toestemming gebruik heeft gemaakt van beeldmateriaal dat door de eiser is gemaakt voor een website. De eiser heeft de curator verzocht om de executie van het vonnis te schorsen, omdat hij meent dat zijn tegenvordering de vordering van de curator teniet doet.

De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht. De eiser had in 2004 een opdracht gekregen van de gedaagde om een website te bouwen, inclusief het maken van foto’s. De gedaagde heeft de website niet tijdig opgeleverd, wat leidde tot een schadevergoeding die de eiser moest betalen. De eiser heeft later een factuur gestuurd voor gebruiksrechten van het beeldmateriaal, maar de curator betwistte deze vordering. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim van auteursrechtinbreuk en dat de gedaagde geen extra vergoeding verschuldigd was voor het gebruik van de foto’s, aangezien deze kosten al waren inbegrepen in de totale prijs voor de website.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser geen tegenvordering had die de vordering van de curator kon verrekenen. De vordering van de eiser werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken over auteursrechten en vergoedingen in contractuele relaties, vooral in het geval van faillissement.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/250442 / KG ZA 13-513
Vonnis in kort geding van 5 november 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te Heesch,
eiser,
advocaat mr. H.C.J. Oomen te Nijmegen,
tegen
[curator]
in de hoedanigheid van curator in het faillissement van [gedaagde],
kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. M.G.E. ter Hart te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en de curator genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van de curator.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In 2004 heeft [gedaagde] (hierna: [gedaagde]) aan [eiser] opdracht verstrekt voor maken van een website voor haar. In het kader van die opdracht heeft [eiser] ook foto’s (hierna ook: beeldmateriaal) gemaakt die hij geplaatst heeft op de website van [gedaagde] (hierna ook: de website).
2.2.
Omdat de website door [eiser] ondanks ingebrekestelling niet op de afgesproken datum in eind 2010 volledig werkend was opgeleverd, heeft [gedaagde] aan een derde bedrijf, [bedrijf], omstreeks 25 december 2010 opdracht verstrekt de bouw en de oplevering van de website te voltooien. [bedrijf] heeft de opdracht uitgevoerd voor een bedrag van € 5.158,17 inclusief btw.
2.3.
[gedaagde] heeft dit bedrag als schade op grond van toerekenbare tekortkoming door [eiser] in de nakoming van de overeenkomst van [eiser] gevorderd in een procedure bij de kantonrechter van de rechtbank s’-Hertogenbosch. Bij vonnis van
17 november 2011 heeft de kantonrechter van de rechtbank s’-Hertogenbosch [eiser] veroordeeld uit hoofde van schadevergoeding een bedrag van € 4.334,60 aan [gedaagde] te betalen, vermeerderd met € 764,81 aan gerechtelijke kosten.
2.4.
Op 4 december 2011 heeft [eiser] aan [gedaagde] een nota gestuurd van
€ 14.012,25 voor een gebruiksvergoeding voor de periode maart 2011 tot maart 2012 van het beeldmateriaal van [eiser] op de door [bedrijf] voor [gedaagde] gemaakte website en aan [gedaagde] melding gedaan van schending van de auteursrechten van [eiser] op het beeldmateriaal door de plaatsing hiervan op die website.
2.5.
Bij brief van 21 december 2011 heeft [eiser] [gedaagde] bericht dat hij de vordering van [gedaagde] op hem uit hoofde van het vonnis van 17 november 2011 verrekent met zijn hierboven genoemde vordering op [gedaagde] voor de gebruiksvergoeding van het beeldmateriaal en dat na verrekening nog resteert een openstaand bedrag van € 8.935,84 door [gedaagde] aan hem te voldoen.
2.6.
Op 11 januari 2012 is [gedaagde] failliet verklaard. De curator heeft de activa van [gedaagde], waaronder de website, op basis van een activaovereenkomst overgedragen aan [gedaagde], waarna [gedaagde] de bedrijfsactiviteiten van [gedaagde] heeft voortgezet.
2.7.
Op 14 juni 2012 heeft de curator het vonnis van 17 november 2011 aan [eiser] laten betekenen met bevel om binnen twee dagen aan de inhoud van dat vonnis te voldoen door betaling van een bedrag van € 5.277,22 inclusief kosten.
2.8.
Tussen partijen is vervolgens gecommuniceerd over de gestelde vordering van [eiser] op [gedaagde] voor het gebruik van het beeldmateriaal van [eiser].
De curator betwist deze vordering en het beroep op verrekening van [eiser]. Op 23 april 2013 heeft de curator [eiser] laten berichten de executie van het vonnis door te zetten.
2.9.
Op 8 januari 2013 heeft [eiser] een factuur van € 14.247,75 gestuurd aan [gedaagde] waarbij hij gebruiksrechten in rekening brengt voor het beeldmateriaal dat op de website van [gedaagde] (de oude website van [gedaagde]) staat. Omdat [gedaagde] weigert een gebruiksvergoeding te betalen heeft [eiser] haar gedagvaard in een procedure bij de kantonrechter van de rechtbank Gelderland. In die procedure heeft [eiser] gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van ruim € 20.000,00 aan gebruiksvergoeding dan wel schadevergoeding op grond van auteursrechtinbreuk, omdat [gedaagde] op haar website zonder toestemming en dus onrechtmatig het beeldmateriaal van [eiser] openbaar maakt. De kantonrechter heeft in haar vonnis van 7 augustus 2013 geoordeeld dat geen sprake is van auteursrechtinbreuk en dat [gedaagde] geen vergoeding aan [eiser] is verschuldigd. De vordering van [eiser] is afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de curator te veroordelen om de executie van het vonnis van 17 november 2011 te schorsen op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de curator in de proceskosten.[eiser]
3.2.
[eiser] stelt dat de auteursrechten op het beeldmateriaal bij hem berusten als maker van het beeldmateriaal en dat [gedaagde] daarop inbreuk heeft gemaakt door dat beeldmateriaal vanaf omstreeks 1 maart 2011 zonder zijn toestemming en dus onrechtmatig te gebruiken op haar nieuwe website die door [bedrijf] is ontwikkeld. [eiser] stelt dat [gedaagde] uit hoofde van auteursrechtinbreuk schadeplichtig is jegens hem. De schade heeft [eiser] aan [gedaagde] kenbaar gemaakt door voor het onrechtmatige gebruik een gebruiksvergoeding te vragen, waarvoor [gedaagde] een factuur heeft ontvangen. [eiser] stelt zich op het standpunt dat hij de vordering van [gedaagde], thans de curator, op hem uit hoofde van het vonnis van 17 november 2011 door middel van verrekening met zijn vordering op [gedaagde] uit hoofde van auteursrechtinbreuk reeds heeft voldaan. De curator heeft dus niets meer van hem te vorderen zodat hij niet bevoegd is het vonnis van 17 november 2011 te executeren.[eiser]
3.3.
[eiser] stelt een spoedeisend belang te hebben omdat betaling door hem aan de curator ertoe leidt dat het betaalde in de boedel terecht komt en hij dit niet uit de boedel kan terugkrijgen indien hij uiteindelijk in het gelijk wordt gesteld wat betreft het beroep op verrekening.
3.4.
De curator voert verweer. Hij stelt zich op het standpunt dat [eiser] nimmer een tegenvordering op [gedaagde] heeft gehad en derhalve de vordering van [gedaagde] op hem uit hoofde het vonnis van 17 november 2011 niet door middel van verrekening heeft kunnen voldoen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Met de aard van het gevorderde en het daaraan ten grondslag gelegde acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening gegeven.
4.2.
Kern van het geschil tussen partijen is of de vordering van de curator op [eiser] uit hoofde van het vonnis van 17 november 2011 door verrekening met de gestelde tegenvordering van [eiser] op [gedaagde] dan wel de curator (de boedel) op grond van auteursrechtinbreuk door [gedaagde] te niet is gegaan. Daartoe dient allereerst beoordeeld te worden of [eiser] een tegenvordering heeft vanwege het feit dat [gedaagde] zonder toestemming van [eiser] en dus onrechtmatig gebruik zou hebben gemaakt van het beeldmateriaal van [eiser] op haar website.
4.3.
Vaststaat dat [eiser] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] een website heeft gebouwd voor [gedaagde] en dat [eiser] voor die werkzaamheden volledig is betaald door [gedaagde]. In het kader van deze opdracht heeft [eiser] een groot aantal foto’s gemaakt van de producten die [gedaagde] verhandelde en deze foto’s (het beeldmateriaal) op de website geplaatst. [gedaagde] en [eiser] hebben afspraken gemaakt over de kosten van de foto’s voor de website, die in rekening zijn gebracht in de totaalprijs voor het bouwen van de website. Hieruit volgt dat zij zijn overeengekomen dat de vergoeding voor de door [eiser] vervaardigde foto’s besloten ligt in de totaalprijs die zij zijn overeengekomen voor het maken van de website. Gesteld noch gebleken is dat zij afspraken hebben gemaakt over een door [gedaagde] aan [eiser] extra te betalen aparte licentievergoeding voor het gebruik van de door [eiser] gemaakte foto’s. Ook uit de overgelegde offerte en betaalde facturen blijkt dat de prijs voor de foto’s besloten ligt in de totale opdrachtsom en niet dat [eiser] aan [gedaagde] nog separaat een gebruiksvergoeding voor de foto’s in rekening zou brengen. [eiser] heeft dat in eerste instantie ook niet gedaan. Pas na het vonnis van 17 november 2011 waarin [eiser] is veroordeeld om aan [gedaagde] een schadevergoeding te betalen heeft hij aanspraak gemaakt op een licentievergoeding van [gedaagde]. Voorshands dient er dan ook van uit te worden gegaan dat [gedaagde] niet nog een jaarlijkse licentievergoeding aan [eiser] verschuldigd was voor het gebruik van de foto’s naast de reeds betaalde kosten voor het vervaardigen van de website.[eiser]
4.4.
[eiser] bevestigt dat ook. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij geen aanspraak op een jaarlijkse gebruiksvergoeding had als alles goed was gegaan met het bouwen van de website en [gedaagde] was doorgegaan met het gebruik van de foto’s binnen de door hem voor [gedaagde] gebouwde website. [eiser] zou ook geen aanspraak maken op een jaarlijkse gebruiksvergoeding als de foto’s waren gebruikt op de door hem gebouwde onvolledige website, indien die door een ander was afgemaakt. In die gevallen had [gedaagde] volgens [eiser] kunnen volstaan met de eenmalige vergoeding voor de foto’s in het bedrag van de totale opdracht, omdat de foto’s dan zouden worden gebruikt voor het doel waarvoor de foto’s aan [gedaagde] ter beschikking zijn gesteld, te weten voor gebruik op de door [eiser] voor [gedaagde] gebouwde website. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] vanaf 1 maart 2011 zijn beeldmateriaal echter gebruikt op een geheel nieuwe door een derde ([bedrijf]) gebouwde website en voor dat gebruiksdoel had [gedaagde] geen toestemming, nu [eiser] het beeldmateriaal daarvoor niet aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld. Met dit onrechtmatig gebruik maakt [gedaagde] inbreuk op zijn auteursrechten op het beeldmateriaal en is zij hiervoor een schadevergoeding c.q. gebruiksvergoeding verschuldigd, aldus [eiser].
4.5.
Dat de door [gedaagde] sinds 1 maart 2011 gebruikte website een geheel nieuwe door een derde gebouwde website is, heeft [eiser] gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de curator onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat er sprake zou zijn van een compleet nieuw gebouwde website waarop het beeldmateriaal te zien is, ligt ook niet voor de hand gelet op het relatief lage bedrag van € 5.158,17 dat [gedaagde] aan [bedrijf] heeft betaald voor het afmaken van de website in verhouding tot het door [eiser] aan [gedaagde] in rekening gebrachte totaalbedrag van ongeveer € 30.000,00, zoals door de curator is gesteld en door [eiser] niet is betwist, voor het bouwen van de website. Daaruit kan eerder worden afgeleid dat door [bedrijf] niet meer is gedaan dan het afbouwen c.q. herstellen van de door [eiser], ondanks sommatie en ingebrekestelling, niet volledig afgemaakte website. Dat deze website uiteindelijk een geheel andere opmaak en uitstraling heeft gekregen doet daar niet aan af.
4.6.
De voorzieningenrechter is hierdoor voorshands van oordeel dat het gebruik van de foto’s overeenkomstig het doel is waarvoor [eiser] de foto’s aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld. Reeds hierom is onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiser] een tegenvordering op [gedaagde] c.q. de curator heeft uit hoofde van auteursrechtinbreuk dan wel in verband met een jaarlijkse (licentie)vergoeding voor het gebruik van de foto’s op de website. Bij gebreke van een tegenvordering komt [eiser] geen beroep toe op verrekening, zodat een beroep op verrekening reeds hierom niet kan slagen, wat hiervan overigens ook zij. Dit betekent dat de curator de executie van het vonnis van 17 november 2011 niet hoeft te staken.[eiser]
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- griffierecht €  274,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal €  1.090,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 1.090,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2013.
Coll.: HS