Uitspraak
1.de stichting Stichting Iriszorg
VvAA Schadeverzekeringen N.V.
1.De procedure
2.De feiten
Ik doe aangifte van zware mishandeling (…) Als gevolg van deze mishandeling heb ik nu een verbrijzeld linker jukbeen, er zijn vier tanden uit mijn bovenkaak geslagen en twee tanden uit mijn onderkaak, ik heb meerdere hechtingen in mijn linkerwenkbrauw, ik heb op twee plaatsen meerdere hechtingen in mijn bovenlip, rondom mijn rechter oog is de huid opgezwollen tevens is de huid onder mijn rechter oog donker verkleurd. Rondom mijn linker oog is de huid erger opgezwollen dan mijn rechter oog en ook de verkleuring is heftiger. Ik heb nog steeds erg veel pijn in mijn gezicht. Tevens heb ik meerdere bulten op mijn achterhoofd omdat ik waarschijnlijk hard ben gevallen maar daar kan ik mij niets van herinneren. Ik ben geopereerd aan mijn mond omdat delen van de tandwortels in de kaak waren achter gebleven.
(…) Die ochtend zag ik de mij bekende [betrokkene] voor het kantoor staan. Ik ken hem omdat hij enige tijd in Sancta Maria heeft gewoond maar nu woont hij er niet meer. Ik hoorde en zag dat hij klopte op het raam van het kantoor. Ik ben toen naar de voordeur gelopen en heb de deur geopend. Ik ben toen naar buiten gelopen en heb de voordeur achter mij gesloten omdat ik [betrokkene] niet binnen wilde hebben. Ik zag dat [betrokkene] op mij af kwam lopen en vlak voor mij kwam staan. Hij was duidelijk opgewonden, kwaad en agressief. Ik hoorde hem zeggen dat hij iets van een bewoner moest hebben. Ik heb toen tegen [betrokkene] gezegd: “Doe gewoon rustig en dan komen we er wel uit. Ik zal kijken wat ik voor je kan doen.” Ik zag toen dat [betrokkene] nog dichter bij mij kwam staan. Zijn gezicht was ongeveer 3 centimeter van mijn gezicht verwijderd. Zonder dat er aanleiding voor was sloeg [betrokkene] mij plotseling hard en opzettelijk met zijn hand in mijn gezicht. Ik weet niet hoe hij sloeg maar ik denk dat hij met gebalde vuist sloeg want de klap kwam hard aan en veroorzaakte directe hevige pijn in mijn gezicht. Ik kon niet zien hoe hij mij sloeg omdat hij erg dicht bij mij stond. Ik kan mij ook niet meer herinneren met welke hand hij sloeg. Ik weet ook niet meer hoe vaak ik door [betrokkene] ben geslagen maar ik weet wel dat het meerdere keren is geweest en dat alle klappen opzettelijk en met kracht werden uitgevoerd. Alle klappen veroorzaakten bij mij hevige pijn.
Op 24 mei 2012 sprak ik met (…) I. [A] (Manager Afdeling Jeugd) en (…) [B] (Bedrijfsjurist) van verzekerde. (…) De dader door wie tegenpartij is mishandeld is een ex cliënt van verzekerde en tegenpartij. Hij is een half jaar voor de mishandeling bij verzekerde uit de groep gezet vanwege zijn gedrag. Hij kwam zijn afspraken niet na, kwam soms dreigend over en was onvoldoende te sturen. Er waren echter geen spanningen of anderszins geweest tussen de dader en tegenpartij. De dader is na zijn vertrek destijds ook niet meer bij verzekerde langs geweest of iets dergelijks. Hij maakte nog wel op een andere locatie gebruik van de nachtopvang voor volwassenen en werd elders voor zijn drugsverslaving behandeld.
Op 8 november 2010 rond 09.45 uur verscheen de dader met de fiets op de locatie te Nijmegen. Bij kwam daar voor een cliënt van verzekerde met wie hij kennelijk een conflict had over geld. Hij wilde naar binnen komen maar dat ging niet want de voordeur was, zoals gebruikelijk, gesloten. De dader bonsde op de deur en liep schreeuwend rond het gebouw en klopt op de ramen. Hij was duidelijk niet in een vriendelijke stemming en stelde zich dreigend op. Hij was toen een man van 20-21 jaar oud. Tegenpartij besloot op dat moment om spontaan naar buiten te gaan om met de dader te gaan praten en hem te kalmeren. Hij trof de dader buiten voor de ingang. Dit werd vanaf de eerste verdieping door collega’s waargenomen. De dader was kennelijk al zo opgewonden en geagiteerd dat het tegenpartij niet lukte hem te kalmeren. Al vrij snel mondde dit uit in een gevecht tussen de dader en tegenpartij. Tegenpartij kreeg enkele rake klappen en viel daardoor op de grond. Hij kwam daarbij met zijn hoofd tegen de stenen rand die het trottoir voor de toegangsdeur scheidt van een grasperk. Terwijl tegenpartij op de grond lag kreeg hij nog enkele trappen van de dader. Dit ging allemaal heel snel en in een kort tijdsbestek. Door toegeschoten collega’s is tegenpartij ontzet. De dader bleek later psychotisch en onder invloed van drugs te zijn. De reeds voordat tegenpartij naar buiten ging gebelde politie verscheen kort daarop en nam de dader in hechtenis. (…)
De interne regels binnen verzekerde voor gevallen van agressie zijn dat altijd de politie wordt gebeld en daar op wordt gewacht. Tevens is de regel dat de agressor in elk geval nooit alleen wordt benaderd. (…) Toch besloot tegenpartij spontaan om in zijn eentje naar buiten te gaan en te proberen met hem te praten en hem te kalmeren. Er waren op dat moment overigens diverse (mannelijke) collega’s in het pand aanwezig. Waarschijnlijk dacht tegenpartij dat hij de dader nog goed genoeg van voorheen kende om hem tot kalmte te manen. Dit bleek spijtig genoeg een verkeerde inschatting. Ten tijde van het incident bestond reeds formeel het agressieprotocol van Iriszorg. Dit was echter nog niet individueel “vertaald” naar alle locaties en aldaar geïmplementeerd. In dit protocol zijn feitelijk de reeds intern gehanteerde regels (zie hiervoor) vastgesteld en geformaliseerd. Bovendien richt dit protocol zich vanzelfsprekend op agressie vanuit cliënten en was destijds duidelijk sprake van een agressieve derde van buitenaf.’
(p. 8):
* Spreek een (mogelijk) agressieve cliënt of een cliënt bij wie je op grond van eerdere ervaringen of op grond van het huidige toestandsbeeld agressie kunt verwachten, nooit alleen maar samen met een collega en uitsluitend tijdens reguliere werkuren (er moeten voldoende collega’s beschikbaar zijn op kantoor).’
‘Op woensdag 17 november 2010 heb ik (…) een inspectie uitgevoerd op de arbeidsplaats: Woonzorg SAM (…). Naar aanleiding van het meldingsplichtige arbeidsongeval, dat uw medewerker de heer P.H. [verzoeker] op maandag 8 november 2010 is overkomen, is nagegaan of aan een aantal wettelijke bepalingen op het gebied van arbeidsomstandigheden ten aanzien van het beleid Agressie en Geweld (…) werd voldaan. Tijdens deze inspectie heb ik een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet geconstateerd. Op grond van de bij uw organisatie uitgevoerde werkplekinspectie en op basis het gevoerde gesprek kom ik tot de conclusie, dat het gevoerde beleid ten aanzien van agressie en geweld niet aan de daaraan door de Arbowet en het Arbobesluit gestelde eisen voldoet. Het Veiligheidsprotocol is te algemeen ingevuld en de risico’s met betrekking tot agressie en geweld zijn onvoldoende in kaart gebracht, waardoor er onvoldoende zicht is of er afdoende organisatorische, personele en/of bouwkundige en technische maatregelen zijn genomen. U dient een beleid te voeren, gericht op het voorkomen en, indien dat niet mogelijk is, het beperken van psychosociale arbeidsbelasting van uw medewerkers, waaronder agressie en geweld. Ter concretisering van dit beleid dient u met betrekking tot het risico agressie en geweld die maatregelen te treffen dan wel te verbeteren, die uit een gedegen risicoanalyse naar voren zijn gekomen. (…)’.
€ 3.000,00 aan smartengeld toegekend.
Het intakegesprek vond plaats op 20 juni 2011. De heer was aangemeld vanuit zijn werkgever naar aanleiding van een geweldsincident op de werkvloer d.d. 8 november 2010. Er was in die periode sprake van diverse klachten en symptomen. Op het moment dat de heer [verzoeker] weer terug wilde gaan op de werkvloer, werd hij geconfronteerd met een sterk gevoel van onzekerheid, hij durfde niet meer te vertrouwen op eigen kennis en ervaring. Dat is het moment geweest waarop de heer zich bewust werd van de gevolgen van het misdrijf en het verwerkingsproces op gang is gekomen. Er was sprake van een verhoogde alertheid op straat, ten aanzien van donkere en imponerende mannen. Ook was er een verhoogde alertheid op de werkvloer, ten aanzien van mogelijk onveilig gedrag. Er leek sprake te zijn van concentratie- en geheugenproblemen, hetgeen ook in een gesprek tot uiting kwam. Hij bood weinig structuur in zijn verhaal en had moeite om informatie op te diepen.
Er was schaamte- en schuldgevoel, evenals boosheid, verdriet en het gevoel er alleen voor te staan. Op sommige momenten was er sprake van herbelevingen, bij confrontatie met aanzien van bepaalde triggers. Ten slotte was er sprake van vermoeidheid en lusteloosheid. Op basis van de intake is de diagnose (volgens DSM-I-V-TR) posttraumatische stress-stoornis gesteld (309.81).
Verloop van de behandelingEr is gestart met traumabehandeling middels EMDR. Er hebben diverse EMDR-sessies plaatsgevonden, gericht op beladen beelden van het misdrijf. Dit waren beelden van momenten die hij nog bewust heeft meegemaakt, maar ook beelden die hij zich gevormd heeft van de moment dat hij buiten bewustzijn was.
Na de EMDR-sessies ontstond er langzaam wat ruimte om met minder emotie terug te kijken op het misdrijf. Vervolgens is er aandacht geweest voor het traject dat daarna volgde, namelijk de hervatting van zijn werkzaamheden op de werkvloer. Dit ging gepaard met de nodige obstakels, zowel vanuit de werkgever als vanuit de heer [verzoeker]. Hij werd geconfronteerd met zijn verminderde gevoel van onveiligheid, en een verminderde motivatie om opnieuw met deze doelgroep aan de slag te gaan. Er is veel ruimte geweest voor verdere verwerking, onder andere gericht op het herwinnen van vertrouwen, het onderzoeken van zijn gevoel van veiligheid, maar ook het besef van de blijvende veranderingen die het misdrijf als gevolg heeft. Er lijkt sprake te zijn van een blijvende verminderde draagkracht. Dit is mijns inziens een logisch gevolg van het geweld waar de heer [verzoeker] mee is geconfronteerd.
‘(…) Uit de mij toegezonden correspondentie begrijp ik dat er gebitsletsel is ontstaan, dat uw cliënt een hersenschudding heeft opgelopen en dat er een breuk in de linker oogkas is opgetreden. Uw cliënt heeft nog steeds last van klachten, onder andere van geheugen- en concentratiestoornissen. Uw cliënt is snel vermoeid en kampt met verwerkingsproblemen. Ik heb kennisgenomen van de gegevens van professor Meijer van 31 januari 2011. In deze correspondentie wordt beschreven dat uw cliënt werd gezien op de EHBO waarbij een bloeding rond het linker oog werd vastgesteld. Er was sprake van een zwelling van het gelaat en vier boventanden zaten los, dat wil zeggen de middelste vier boventanden. Twee ondertanden zijn verloren gegaan. Er zat een scheur in de bovenlip en uw cliënt had het bewustzijn verloren bij het handgemeen. De diagnose hersenschudding werd gesteld. Bij onderzoek bleken ook breuken te zijn opgetreden in het jukbeen. (…)’
(…)
Heeft er eerder een soortgelijk incident plaatsgevonden binnen IrisZorg?Er zijn eerder incidenten geweest waarbij buitensporige agressie speelde.
(…) Ten tijde dat ik op SAM werkte, was er geen duidelijk agressieprotocol. Elke situatie werd afzonderlijk behandeld en beoordeeld. (…) Ik ben niet bekend met een agressieprotocol, ten minste niet ten tijde van de periode dat ik werkzaam was bij Iriszorg op SAM.
3.Het verzoek en het verweer
I. voor recht te verklaren dat Iriszorg en VvAA jegens [verzoeker] aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] lijdt ten gevolge van het [verzoeker] op 8 november 2010 in de uitoefening van zijn werkzaamheden overkomen arbeidsongeval;
II. Iriszorg en VvAA te veroordelen om de door [verzoeker] als gevolg van het ongeval op 8 november 201 geleden en nog te lijden schade te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede Iriszorg en VvAA te veroordelen om als voorschot op de schadevergoeding aan [verzoeker] te vergoeden € 8.000,00 althans dat bedrag dat de rechtbank in goede justitie juist acht;
III. Iriszorg en VvAA zal veroordelen in de kosten van het geding, met het verzoek terzake van het honorarium van de advocaat de kosten aan de zijde van [verzoeker] te begroten conform de door [verzoeker] in het geding gebrachte begroting, vermeerderd met de redelijke kosten betreffende de voorbereiding en behandeling van de deelgeschilprocedure.
4.De beoordeling
rtikel 7:658/7:611 BW
Met betrekking tot de vraag of Iriszorg, zoals zij heeft gesteld en [verzoeker] gemotiveerd heeft betwist, haar in artikel 7:658 lid 1 BW omschreven zorgplicht is nagekomen, spelen, in het licht van onder andere het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2001, LJN BR5323, zowel algemene maatregelen die strekken tot beveiliging van de werknemers tegen de gevaren van hun omgang met jongeren met gedrags- en verslavingsproblemen als specifieke maatregelen en instructies die zijn vereist ter beveiliging van werknemers in hun omgang met die jongeren, een rol.
4.11. Iriszorg stelt de volgende algemene en meer specifieke maatregelen te hebben getroffen. De dagbezetting van een groep bestaat uit 3 hulpverleners: 2 groepsleiders en een maatschappelijk werker. Een dergelijke bezetting was op de dag van het incident aanwezig en volstaat. Daarnaast is er een rooster van achterwacht die te allen tijde kan worden opgeroepen om bijstand te verlenen. Bij de intake worden de jongeren gescreend door een psycholoog, waarbij onder meer wordt bekeken of de jongere geschikt is voor een verblijf op de locatie Sancta Maria. Ook wordt een begeleidingsplan opgesteld waarbij de risico’s op agressief gedrag in kaart worden gebracht. Nieuwe groepsleiders worden geselecteerd op hun ervaring en training in conflictbeheersing. Sinds 2009 traint Iriszorg middels een tweedaagse inhouse training op omgang met agressie.
Verder geldt als interne regel dat agressieve jongeren nooit alleen worden beanderd. Er wordt sinds maart 2010 een veiligheidsprotocol gehanteerd waarin onder andere staat dat bij verbale of fysieke bedreiging de cliënt altijd met twee mensen moet worden benaderd en naast het rooster van de achterwacht afspraken zijn gemaakt met de wijkpolitie die inhouden dat indien bij dreiging of agressie een vooraanmelding wordt gedaan, waartoe de instelling beschikt over het mobiele nummer van de wijkagent.