ECLI:NL:RBGEL:2013:3277

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
AWB-12_483
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de margeregeling op intracommunautaire leveringen van gebruikte auto’s door een groothandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi over de toepassing van de margeregeling op de levering van gebruikte auto’s. Eiseres, [X] B.V., had een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd gekregen over het tijdvak van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008, alsook een verzuimboete en heffingsrente. De naheffingsaanslag was gebaseerd op het standpunt van de Belastingdienst dat de ingekochte auto’s geen margeauto’s waren, en dat eiseres ten onrechte de margeregeling had toegepast bij de doorverkoop van deze auto’s.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de periode van februari tot oktober 2008 in totaal 196 gebruikte auto’s van het merk [J] uit Spanje had ingekocht. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor de toepassing van de margeregeling bij eiseres lag. Eiseres kon niet aantonen dat de ingekochte auto’s onder de margeregeling vielen, ondanks dat op de facturen stond vermeld dat het om een ‘delivery under margin regularization’ ging. De rechtbank concludeerde dat de auto’s niet als margeauto’s konden worden aangemerkt, omdat de auto’s door [J] als intracommunautaire leveringen waren aangegeven en de facturen geen omzetbelasting vermeldden.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres niet te goeder trouw had gehandeld, omdat zij had moeten twijfelen aan de juistheid van de facturen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en handhaafde de naheffingsaanslag, maar matigde de verzuimboete vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeerde dat de heffingsrente terecht was opgelegd en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummer: AWB 12/483
uitspraak van de meervoudige belastingkamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 26 september 2013
inzake
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Utrecht, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000].F.01.8501) omzetbelasting opgelegd van € 349.542. Tevens is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 4.537 en een bedrag van € 16.151 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 januari 2012 de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 30 januari 2012, ontvangen door de rechtbank op 31 januari 2012, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2013 te Arnhem.
Namens eiseres zijn daar verschenen haar directeur, [gemachtigde], bijgestaan door prof. dr. [A] en [B] (administrateur). Namens verweerder zijn verschenen drs. [gemachtigde], [C] en [D].
Gemachtigde van eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Gemachtigde van verweerder heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij. Nu eiseres deze pleitnota niet heeft ontvangen, heeft de rechtbank ter zitting een leespauze ingelast.

2.Feiten

2.1.
Eiseres exploiteert een groothandel in onder meer personenauto’s. Bestuurders van eiseres zijn [gemachtigde], [E] en [F].
2.2.
In de periode van februari 2008 tot en met oktober 2008 heeft eiseres (in zeven partijen) in totaal 196 gebruikte auto’s van het merk [J] uit Spanje ingekocht. Vijf van de ingekochte auto’s hadden op het moment van levering aan eiseres minder dan 6.000 kilometers gereden.
2.3.
Alle leveranciers van de auto’s waren onderdeel van het concern van autofabrikant [J], te weten [K] SA, [L] SA en [M] SA (hierna tezamen te noemen: [J]). De ingekochte auto’s betroffen zogeheten ‘buy backs’ en ‘company cars’. De inkoopprijzen van de auto’s bedroegen in totaal € 2.189.240.
2.4.
In verband met de voorgenomen aankoop van de auto’s heeft eiseres via [H], werkzaam bij de importeur van [J] in Nederland, [N] B.V. (hierna: [N]), diverse malen (e-mail)contact gehad met [J]. Ook heeft [gemachtigde] namens eiseres een bezoek gebracht aan [J] in Spanje.
2.5.
Tot de gedingstukken behoren de koopcontracten van de ingekochte auto’s, met uitzondering van de in oktober 2008 ingekochte auto’s. Voor elke te leveren partij auto’s is een afzonderlijk koopcontract gesloten. De koopcontracten zijn opgesteld in de Spaanse taal en zijn door eiseres en door [J] ondertekend. In een Nederlandse vertaling van de zes overgelegde koopcontracten staat onder meer het volgende vermeld:
“[X] b.v. verplicht zich tot het transporteren van de voertuigen waaraan gerefereerd is naar een lidstaat van de Europese Unie, met uitzondering van Spanje, en doen aangifte van de BTW en vereffent deze voor de intracommunautaire verwerving op hetzelfde BTW-identificatienummer als vermeld. Bovendien verplicht [X] zich om bij de ontvangst van de voertuigen een kopie van het door [X] b.v. correct ingevulde en gestempelde CMR te versturen aan [J] SA.”
2.6.
[J] heeft voor alle zeven geleverde partijen pro- formaverzamelfacturen opgemaakt. Op elke verzamelfactuur zijn de auto’s vermeld van één geleverde partij. De geleverde auto’s zijn ook vermeld in de hiervoor genoemde koopcontracten die voor de betreffende partijen auto’s zijn opgemaakt.
2.7.
Naast de verzamelfacturen zijn door [J] ook afzonderlijke facturen opgemaakt voor elke auto die aan eiseres is geleverd. In de hiervoor onder 2.4 genoemde mailwisseling is omtrent de levering van de auto’s en de inhoud van de facturen onder meer het volgende vermeld:
(mail van [G] van [J] aan [H] van [N] op 28 januari 2008):
“(…)
If you are still interested, I confirm that cars will be invoiced individually (I attach a sample invoice). The price I provided you were expor prices (alredy excluded VAT and registration price), therefore it will be the amount of the invoice. (…) “
(mail van [H] aan [G] op 31 januari 2008):
“(…)
On this moment I am by our trader mr. [gemachtigde], what is very important that
on the invoice is written “Levering valt onder de margeregeling”I don’t know the translation in Spanisch but maby [I] can translate it. It means that it will be
nota ICL delivery. In that case we have a deal for the 72 cars for your price as mentioned. (…)”
2.8.
Op de facturen heeft [J] “delivery under margin regularization” vermeld. Daarnaast is het omzetbelastingnummer van eiseres vermeld op de facturen. Op de facturen is geen omzetbelasting vermeld.
2.9.
[J] heeft de leveringen van de auto’s aan eiseres in haar aangiftes omzetbelasting in Spanje aangegeven als intracommunautaire leveringen en door middel van zogenaamde “Recapulative Statements” (opgaven intracommunautaire leveringen) aan de Spaanse autoriteiten doorgegeven dat de auto’s intracommunautair aan eiseres zijn geleverd.
2.10.
De meeste door eiseres ingekochte auto’s zijn voor rekening en risico van eiseres vervoerd van Spanje naar Nederland.
2.11.
Eiseres heeft ten aanzien van de door haar ingekochte deze auto’s geen intracommunautaire verwervingen in haar aangiften omzetbelasting opgenomen.
2.12.
Eiseres heeft de auto’s voor het overgrote deel doorverkocht aan autobedrijven in Nederland. Enkele auto’s zijn aan particulieren verkocht. De door eiseres ontvangen vergoedingen voor deze opvolgende leveringen bedroegen in totaal € 2.907.288. Eiseres heeft alle auto’s verkocht met toepassing van de margeregeling.
2.13.
Verweerder heeft op 17 december 2008 een boekenonderzoek ingesteld bij eiseres. Onderzocht is de toepassing van de margeregeling bij de verkoop van de in Spanje ingekochte de auto’s. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport met dagtekening 20 mei 2010. Een conceptrapport is op 19 februari 2010 aan eiseres toegezonden.
2.14.
Tijdens het boekenonderzoek heeft verweerder een verzoek om gegevensuitwisseling aan de Spaanse belastingautoriteiten gedaan om informatie te krijgen over de status van de door eiseres ingekochte auto’s.
2.15.
De Spaanse fiscus heeft vervolgens vragen gesteld aan [J]. [J] heeft daarop schriftelijk verklaard dat de leveringen in overeenstemming met hetgeen met eiseres was overeengekomen als intracommunautaire leveringen in de aangiften omzetbelasting zijn verantwoord. [J] heeft aangegeven dat op instructie van eiseres de zinsnede “delivery under margin regularization” op de facturen aan eiseres is vermeld. [J] heeft voorts verklaard dat het eiseres volkomen duidelijk moet zijn geweest dat de geleverde auto’s niet onder de margeregeling vielen. Het feit dat het auto’s betrof die door [J] als bedrijfsauto’s (company cars) waren gebruikt of waren ingekocht van verhuurbedrijven (buy-backs) verhinderde volgens [J] zonder enige twijfel de toepassing van de margeregeling.
2.16.
[J] heeft het vorenstaande ook bij brief van 30 januari 2009 aan eiseres bericht. Zij heeft ook nieuwe verkoopfacturen aan eiseres verzonden waarop de zinsnede “delivery under margin regularization” ontbreekt. Ook heeft zij hierover een klachtenbrief gestuurd naar [N].
2.17.
Verweerder heeft zich in het controlerapport – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de uit Spanje ingekochte auto’s geen margeauto’s waren en dat eiseres bij de doorverkoop van deze auto’s ten onrechte de margeregeling heeft toegepast. Het bedrag aan na te heffen omzetbelasting over het jaar 2008 heeft verweerder als volgt berekend:
Verschuldigde omzetbelasting: € 464.188 (19/119 x € 2.907.288)
Reeds aangegeven omzetbelasting:
€ 114.646((€ 2.907.288 -/- € 2.189.240) x 19/119)
Na te heffen omzetbelasting: € 349.542
2.18.
Met dagtekening 24 juni 2010 is de onderhavige naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Gelijk met het opleggen van de naheffingsaanslag is aan eiseres een verzuimboete opgelegd van € 4.537 wegens het niet tijdig betalen van omzetbelasting. Tevens is een bedrag van € 16.151 aan heffingsrente in rekening gebracht.
2.19.
Eiseres heeft bij brief van 24 juni 2010, bij verweerder binnengekomen op 25 juni 2010, pro forma bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, de verzuimboete en de heffingsrente. Op 27 augustus 2010 heeft eiseres haar bezwaar schriftelijk gemotiveerd.
2.20.
Op 18 augustus 2011 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden, waarvan een verslag is opgemaakt, dat op 6 september 2011 aan gemachtigde van eiseres is toegezonden.
2.21.
Bij brief van 25 november 2011 heeft verweerder kenbaar gemaakt dat hij voornemens is om het bezwaarschrift af te wijzen. Eiseres heeft hierop bij brief van 13 december 2011 gereageerd.
2.22.
Bij uitspraak op bezwaar van 20 januari 2012 heeft verweerder de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

3.Geschil

In geschil zijn de onder 1. aangeduide naheffingsaanslag, boetebeschikking en beschikking heffingsrente. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
  • Is de margeregeling van toepassing op de doorlevering van de uit Spanje afkomstige auto’s?
  • Kan eiseres, zo de eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord, niettemin aanspraak maken op toepassing van de margeregeling, eventueel op grond van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 4 juli 2007, nr. CPP2007948M, (hierna: het Besluit)?
  • Is de belastingheffing op de ingekochte auto’s die minder dan 6.000 kilometer hebben gereden in strijd met het Europese discriminatieverbod en de vrijheid van goederenverkeer?
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en op hetgeen zij daar ter zitting aan hebben toegevoegd.

4.Beoordeling van het geschil

Is de margeregeling van toepassing?
4.1.
Ingevolge artikel 28b, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) is, voor zover hier van belang, de margeregeling van toepassing ingeval een wederverkoper gebruikte goederen levert.
4.2.
Ingevolge artikel 28b, tweede lid, van de Wet OB is de margeregeling van toepassing indien het goed aan de wederverkoper is geleverd door:
a. een ander dan een ondernemer;
b. een ondernemer, met toepassing van artikel 11, eerste lid, onderdeel r;
c. een ondernemer die ingevolge artikel 25, derde lid, is ontheven van de verplichtingen, opgelegd bij of krachtens de artikelen 34 en 35, mits het een in zijn bedrijf gebruikt bedrijfsmiddel betreft;
d. een andere wederverkoper, met toepassing van het eerste lid; of
e. een ondernemer of een wederverkoper uit een andere lid-staat, mits het een levering is als bedoeld in artikel 314, onder b, c of d, van de BTW-richtlijn 2006.
4.3.
Uit het bepaalde in artikel 28b, eerste en tweede lid, van de Wet OB volgt dat de margeregeling slechts op de leveringen van [J] aan eiseres en vervolgens op de leveringen door eiseres aan haar afnemers van toepassing is, indien de ingekochte auto’s op enig moment voorafgaand aan de leveringen door [J] zijn geleverd door particulieren of andere in artikel 28b, tweede lid, van de Wet genoemde leveranciers.
4.4.
De bewijslast dat sprake was van auto’s die onder de margeregeling vielen rust op eiseres. Op grond van deze bewijslastverdeling is het, gelet op de betwisting door verweerder, aan eiseres om aannemelijk te maken dat sprake was van margeauto’s.
4.5.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij over facturen van [J] beschikt waarop is aangegeven dat de auto’s aan haar zijn geleverd met toepassing van de margeregeling. Daarnaast heeft eiseres ter zitting gesteld dat zij slechts margeauto’s wilde inkopen, omdat zij daarop een geringe winst kon behalen, terwijl dat bij btw-auto’s niet mogelijk zou zijn.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres niet in de op haar rustende bewijslast geslaagd. Eiseres heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de ingekochte auto’s margeauto’s waren. Hierbij neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking:
  • in haar e-mail van 28 januari 2008 aan [H], geciteerd onder 2.7, schrijft mevrouw [G] van [J] dat sprake is van exportprijzen waarin de BTW niet is inbegrepen (excluded VAT). Hieruit kan worden afgeleid dat de auto’s niet onder de margeregeling werden geleverd. Bij de toepassing van de margeregeling zit immers wel BTW in de prijs begrepen;
  • in de koopcontracten, genoemd onder 2.5, staat uitdrukkelijk vermeld dat eiseres intracommunautaire verwervingen moet aangeven en CMR- vrachtbrieven moet overleggen;
  • [J] heeft de leveringen als intracommunautaire leveringen in haar aangiften omzetbelasting verwerkt en ook als zodanig gelist in de opgaven intracommunautaire leveringen;
  • [J] heeft jegens de Spaanse fiscus verklaard dat ‘company cars’ auto’s zijn die door [J] zijn gebruikt en dat ‘buy backs’ auto’s zijn die van verhuurbedrijven zijn gekocht. [J] kan niet worden aangemerkt als een particulier of één van de andere in artikel 28b, tweede lid, van de Wet genoemde leveranciers. Dit geldt tevens voor de verhuurbedrijven;
  • [J] heeft jegens de Spaanse fiscus verklaard dat de leveringen van de auto’s aan eiseres in overeenstemming met hetgeen met eiseres was overeengekomen als intracommunautaire leveringen in de aangiften omzetbelasting zijn verantwoord. De Spaanse fiscus heeft kennelijk geen aanleiding gezien aan deze verklaring te twijfelen.
4.7.
Weliswaar moet eiseres worden toegegeven dat op de facturen staat vermeld dat sprake is van een “delivery under margin regularization” en dat niet staat vermeld dat sprake is van een intracommunautaire levering tegen 0%, maar in het licht van de bovengenoemde omstandigheden is dat onvoldoende om aan te nemen dat sprake is geweest van margeauto’s. De enkele vermelding van de toepassing van de margeregeling op de factuur kan niet bewerkstelligen dat een btw- auto een margeauto wordt. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat eiseres haar stelling, inhoudende dat zij met [J] heeft afgesproken dat margeauto’s zouden worden geleverd, niet heeft onderbouwd met schriftelijke bewijsstukken. Anders dan eiseres stelt, kan naar het oordeel van de rechtbank niet uit de e-mails met [J] worden afgeleid, dat eiseres en [J] in afwijking van hetgeen zij in de koopcontracten zijn overeengekomen, hebben afgesproken dat [J] aan eiseres margeauto’s zou leveren. Eiseres heeft niet uitdrukkelijk verzocht om aan haar uitsluitend margeauto’s te leveren. Zij heeft slechts verzocht om op de facturen te vermelden dat sprake was van ‘delivery under margin regularization’. Dat [J] aan dit verzoek van eiseres is tegemoetgekomen, terwijl zij in haar aangiften omzetbelasting intracommunautaire leveringen heeft vermeld, wekt weliswaar verbazing, maar dit brengt echter niet mee dat ook daadwerkelijk margeauto’s zijn geleverd.
4.8.
Eiseres heeft haar stelling dat de ‘buy backs’ margeauto’s waren omdat ze niet op naam stonden van de verhuurbedrijven maar van (niet-aftrekgerechtigde) gebruikers van de auto’s op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. De enkele verwijzing naar de website van [J] is in het licht van hetgeen partijen contractueel zijn overeengekomen onvoldoende.
4.9
Uit al het vorenstaande volgt dat op de in geding zijn leveringen van eiseres de margeregeling niet van toepassing is.
Is sprake van in rechte te beschermen vertrouwen?
4.11.
Eiseres heeft, mede onder verwijzing naar het Besluit, aangevoerd dat de margeregeling niet gecorrigeerd mag worden omdat zij – kort gezegd – te goeder trouw heeft gehandeld. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij, gelet op de bij [J] aanwezige fiscale kennis en de beschikbare informatie omtrent de toepassing van de margeregeling, niet hoefde te twijfelen aan de juistheid van de door [J] uitgereikte facturen, waarop stond vermeld dat sprake was van een ‘delivery under margin regulalization’.
4.12.
Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (laatstelijk HvJ EU 6 december 2012, nr. C-285/11, Bonik) leidt de rechtbank af dat een ondernemer in de keten van transacties van een goed in beginsel wordt beschermd tegen onregelmatigheden of fraude, die zich in andere schakels van die keten voordoen. Hij verliest daardoor op zichzelf niet de aanspraak op toepassing van een bepaald tarief of de aanspraak op aftrek van voorbelasting. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dat ook te gelden voor de aanspraak die gemaakt kan worden op toepassing van de margeregeling. Dat is echter anders indien aan de hand van objectieve gegevens is aangetoond dat eiseres wist of had moeten weten dat de levering waarvoor aanspraak op toepassing van de margeregeling wordt gemaakt, deel uitmaakte van fraude ter zake van de omzetbelasting in een eerder of later stadium in de transactieketen. In dit verband kan van eiseres worden verlangd dat zij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs binnen haar mogelijkheden ligt en dat haar betrokkenheid bij fraude uitgesloten is (HvJ EU 2 februari 2008, nr. C-271/06, Netto Supermarkt).
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres alle aanleiding had om aan de juistheid van de facturen te twijfelen. Eiseres heeft zelf [J] verzocht om ‘delivery under margin regularization’ op de facturen te zetten, terwijl zij met [J] was overeengekomen dat zij intracommunautaire verwervingen in haar aangiften omzetbelasting zou verantwoorden onder het vermelde BTW-identificatienummer. Voorts heeft [G] van [J] in haar e-mail van 28 januari 2008 vermeld dat in de prijzen van de auto’s die aan eiseres zouden worden geleverd geen omzetbelasting begrepen was, omdat sprake was van exportprijzen. Eiseres heeft ook aangevoerd dat zij [J] duidelijk heeft gemaakt dat zij slechts margeauto’s wilde kopen. Eiseres heeft deze stelling niet met verifieerbare gegevens onderbouwd. Uit de gedingstukken kan niet worden afgeleid dat eiseres met [J] over de status van de auto’s heeft gesproken of daarover bij [J] heeft geïnformeerd. Er heeft slechts een mailwisseling plaatsgevonden over de facturering. Gelet op hetgeen schriftelijk met [J] was overeengekomen had het op de weg van eiseres gelegen om de door haar gestelde, van de reeds gesloten overeenkomsten afwijkende, afspraken schriftelijk te (doen) vastleggen. Gelet op het vorenstaande moet eiseres naar het oordeel van de rechtbank zelf verantwoordelijk worden gehouden voor de onjuiste facturering en heeft zij niet te goeder trouw gehandeld.
4.14.
Aan het vorenstaande doet niet af de stelling van eiseres dat zij aan haar adviseur heeft gevraagd aan welke formaliteiten moest worden voldaan om de margeregeling te kunnen toepassen en dat zij de adviezen van de adviseur heeft opgevolgd. Eiseres wist immers dat de gebruikte auto’s die zij kocht van [J] geen margeauto’s waren.
4.15.
Uit onderdeel 3.5.6 van het Besluit volgt dat de eiseres onder de in 4.5 vermelde omstandigheden recht heeft op toepassing van de margeregeling, tenzij zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat [J] ten onrechte geen factuur met afzonderlijke vermelding van omzetbelasting uitreikte, en dat bij twijfel op haar als wederverkoper een onderzoeksplicht rust. Uit hetgeen onder 4.13 en 4.14 is overwogen, volgt tevens dat eiseres tevergeefs een beroep doet op deze bepaling in het Besluit.
Nieuwe vervoermiddelen
4.16.
Eiseres heeft het standpunt ingenomen dat de belastingheffing op intracommunautaire leveringen (en verwervingen) van nieuwe vervoermiddelen in strijd is met het Europese discriminatieverbod (artikel 18 VEU) en de vrijheid van goederenverkeer (artikel 34 en 35 VEU), omdat op binnenlands leveringen van dergelijke auto’s de margeregeling wel worden toegepast, doch op grensoverschrijdende leveringen binnen de EU niet.
4.17.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Het door eiseres gestelde verschil in behandeling kan zich uitsluitend voordoen indien ten aanzien van de onder 2.2. genoemde 5 auto’s in het binnenlandse verkeer de margeregeling zou kunnen worden toegepast. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij margeauto’s heeft ingekocht en verkocht. Reeds hierom dient de beroepsgrond van eiseres te worden verworpen.
Verzuimboete
4.18.
Volgens eiseres moet de verzuimboete worden vernietigd omdat sprake is van een pleitbaar standpunt dan wel van afwezigheid van alle schuld.
4.19.
De verzuimboete is opgelegd op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB) en bedraagt het maximale bedrag van € 4.537.
4.20.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de margeregeling niet van toepassing is en dat de omzetbelasting terecht is nageheven. Er is derhalve sprake van een betalingsverzuim in de zin van artikel 67c van de AWR, waarvoor een verzuimboete kan worden opgelegd. Op grond van artikel 4 van het BBBB legt verweerder geen boete op indien sprake is van een pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld.
4.21.
Gelet op hetgeen hiervoor, met name onder 4.13, is overwogen, is geen sprake van sprake van een pleitbaar standpunt of van afwezigheid van alle schuld.
4.22.
De boete dient wel ambtshalve te worden gematigd in verband met overschrijding van de redelijke termijn. De verzuimboete is aangekondigd in het controlerapport. Een conceptrapport is op 19 februari 2010 aan eiseres toegezonden. Nu tussen het moment van bekendmaking van de boete en deze uitspraak van de rechtbank meer dan twee jaren zijn verstreken, is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM overschreden. De rechtbank ziet hierin aanleiding de verzuimboete met 15% te verminderen en vast te stellen op € 3.856. De rechtbank ziet geen reden om de boete verder te matigen. Nu sprake is van een ambtshalve vermindering van de boete in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, leidt deze vermindering niet tot een gegrondverklaring van het beroep en ook niet tot een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht (zie HR 16 september 2011, ECLI:NL:HR:2011: BP8053).
Heffingsrente
4.23.
Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Het beroep tegen de beschikking heffingsrente is ongegrond.
Conclusie
4.24.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep inzake de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de boetebeschikking;
- vermindert de verzuimboete tot € 3.856;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Tikken, voorzitter, mr. F.M. Smit en mr. E.C.G. Okhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 26 september 2013
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.