ECLI:NL:RBGEL:2013:3215

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 september 2013
Publicatiedatum
24 september 2013
Zaaknummer
AWB-12_5810
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ondernemingsstatus van een woning in het kader van de inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een agrarisch ondernemer, en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2009. Eiser had een woning die hij tot zijn ondernemingsvermogen rekende, maar bij de staking van zijn onderneming stelde hij dat deze woning ten onrechte als zodanig was geclassificeerd en dat deze tot zijn privévermogen behoorde. De inspecteur handhaafde de aanslag en voegde de boekwinst van de woning toe aan de winst, wat leidde tot het geschil.

De rechtbank heeft de feiten en de procesgang in detail uiteengezet. Eiser had in het verleden een melkvee- en varkenshouderij en een loonbedrijf, waarbij hij de woning steeds tot zijn ondernemingsvermogen rekende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning op het terrein van de onderneming stond en dat administratieve werkzaamheden vanuit de woning werden verricht. Eiser voerde aan dat de woning geen functie vervulde voor de onderneming en dat de bedrijfsvoering elders plaatsvond. De rechtbank oordeelde echter dat de bewoning van de woning mede dienstbaar was aan de onderneming, omdat eiser vanuit de woning toezicht hield op zijn personeel en machines.

De rechtbank concludeerde dat eiser in redelijkheid de keuze had kunnen maken om de woning tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen. De toepassing van de foutenleer, die herstel van een onjuiste etikettering mogelijk maakt, was in dit geval niet aan de orde. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, evenals de beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente. De uitspraak werd gedaan door rechter E.C.G. Okhuizen, in aanwezigheid van griffier P.J.G. Tiemessen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummer: AWB 12/5810
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 26 september 2013
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Amersfoort, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) met aanslagnummer [000].H.96 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 512.885 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van
€ 1.423. Tevens is bij beschikking € 5.896 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 oktober 2012 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 16 november 2012, ontvangen door de rechtbank op 19 november 2012, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Gemachtigde van eiser heeft bij brief van 27 mei 2013 een pleitnota toegezonden aan de rechtbank. Een afschrift daarvan is verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2013 te Arnhem. Namens eiser zijn daar verschenen drs. [gemachtigde] FB en [A]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en eiser daarbij in de gelegenheid gesteld om aanvullend bewijs te leveren van zijn stellingen en nadere inlichtingen te verstrekken. Met dagtekening 30 mei 2013 is een schorsingsbesluit opgemaakt. Afschriften daarvan zijn aan partijen gezonden.
Eiser heeft bij brief van 20 juni 2013, door de rechtbank ontvangen op 21 juni 2013, nadere inlichtingen verstrekt. Verweerder heeft daarop gereageerd bij brief van 9 juli 2013, ontvangen door de rechtbank op 15 juli 2013. Afschriften daarvan zijn verstrekt aan de wederpartij.
Verweerder heeft bij brief van 24 juli 2013 toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder nadere zitting. Bij brief van 30 juli 2013 heeft eiser ingestemd met het achterwege laten van een nadere zitting.

2.Feiten

2.1
Eiser oefende aanvankelijk een agrarisch bedrijf uit in de vorm van een melkvee- en varkenshouderij. Daarnaast had eiser vanaf eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw een loonbedrijf. Ook werd door eiser gras en snijmaïs geteeld en verkocht en werden door hem schapen gehouden. De varkenshouderij is in 1978 gestaakt. De aan eiser toegekende varkensrechten zijn vervolgens door hem verhuurd. In 1999 zijn die rechten door eiser verkocht. De melkveehouderij is in 1982 gestaakt.
2.2
Bij het agrarisch bedrijf hoorde een woning. Die woning rekende eiser tot zijn ondernemingsvermogen. Achter de woning lag 13.24.45 ha cultuurgrond. Daarvan is in 1986 of 1987 4.83.60 ha verkocht. Van de opbrengst is in 1987 op dezelfde locatie onder sloop van de oude woning, een nieuwe woning gebouwd. Eiser heeft de nieuwe woning steeds tot zijn bedrijfsvermogen gerekend. De woning heeft een eigen oprit en parkeerplaats. In 1995 is van de resterende grond 4.50.00 ha, in gebruik als maïsland, verkocht.
2.3
Bij brief van 30 maart 2006 aan verweerder heeft mr. [B] FB ([C]) zich op het standpunt gesteld dat de woning in de jaren 1987 en daaropvolgend ten onrechte op de ondernemingsbalans is opgenomen en namens eiser verzocht om voor akkoord te verklaren om met betrekking tot het woonhuis een balanscorrectie toe te passen. In die brief schreef [B] onder andere het volgende:
“Het woonhuis heeft sedert 1987 nooit een funktie vervuld in het veehouderijbedrijf en het loonwerkbedrijf. De woning kent geen kamer waarin specifiek enkel werkzaamheden ten behoeve van de onderneming worden uitgevoerd. Alle werkzaamheden werden en worden vanaf de keukentafel uitgevoerd en gecoördineerd. Een toezichthoudende functie van het woonhuis ontbreekt sinds 1982.”.
Verweerder heeft hiermee niet ingestemd.
2.4
Tot de stukken behoort een taxatierapport van 3 september 2010 opgesteld door [D], taxateur in dienst bij verweerder, en makelaar-taxateur [E], namens eiser. Het rapport bevat een minnelijke waardering van het voormalig agrarisch bedrijf en huidig agrarisch loonwerkbedrijf van eiser, gevestigd op het adres [A-straat 1] te [Z], ook het woonadres van eiser. Volgens dat rapport bevinden zich op het terrein bij de woning van eiser een stenen schuur gebouwd in 1903 met een oppervlakte van 145 m2, een hooiberg van zinken golfplaten en voorzien van een tegelvloer met een oppervlakte van 49 m2, een stenen loods/werkplaats gebouwd in 1985 van met een oppervlakte 72 m2, een aangebouwd afdak met een oppervlakte van 24 m2, een overkapte wasplaats, een grote loods met een oppervlakte van 450 m2 met een tegelvloer, een varkensstal met een oppervlakte van 153 m2 en een aangebouwd afdak met een oppervlakte van 96 m2, een blauwe loods met een oppervlakte van 161 m2 en een gronddepot met een oppervlakte van 100 m2. Volgens het taxatierapport liggen direct aan het erf twee percelen cultuurgrond van tezamen 3.82.35 ha.
2.5
De stenen loods is in 1987 in gebruik genomen voor reparaties van machines. De grote loods diende voor stalling van machines. De loodsen zijn in 1988 voorzien van sloten. De varkensstal is in 1995 in gebruik genomen als stalling. De hooiberg is na beëindiging van de veehouderij in gebruik genomen als opslagplaats voor spuitmiddelen en een aanhanger. De wasplaats en het grote afdak dienden voor stalling van de machines. Het kleine afdak werd sinds 1987 gebruikt voor de opslag van diesel. Rond 1990 is op het terrein een kantine geplaatst in de vorm van een portocabin. Op het bedrijfsterrein stonden tot de staking tractoren, graafmachines en kleine kranen.
2.6
Eiser had vanaf 1987 vier vaste personeelsleden, waaronder drie zonen van eiser. Eiser verrichtte agrarisch loonwerk. Zijn zonen deden bouwgerelateerd loonwerk.
2.7
Eiser heeft zijn onderneming per 31 december 2009 gestaakt.
2.8
Op 4 juli 2011 heeft eiser aangifte IB/PVV gedaan voor het jaar 2009 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 342.172 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.423. De belastbare winst bedraagt volgens de aangifte, rekening houdend met op grond van de landbouwvrijstelling vrijgestelde winst van € 189.127 en een onttrekking FOR van € 39.351, € 333.195. In de bij de aangifte gevoegde jaarrekening heeft eiser zich met een beroep op de foutenleer op het standpunt gesteld dat de woning tot het verplichte privévermogen behoort. In verband daarmee is door eiser het eigen vermogen op de beginbalans van 2009 verminderd van € 64.000 tot € 58.155.
2.9
Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2009 de boekwinst van
€ 170.500 op de woning en de ondergrond aan de winst toegevoegd. Het restant van de correctie ten bedrage van € 213 ziet op de persoonsgebonden aftrek (hierna: PGA). De correctie is berekend op basis van de gegevens opgenomen in het onder 2.3 genoemde taxatierapport.
2.1
Eiser heeft in beroep een verklaring overgelegd, opgesteld door zijn echtgenote
[Y] op 19 juni 2013, met de volgende inhoud:
“ Hierbij verklaar ik (...) dat bij het bedrijf van mijn man in 1987 vier werknemers in loondienst waren. Dit waren drie zoons die toen nog thuis woonden en een vierde werknemer. Deze laatste werknemer ging meestal rechtstreeks naar zijn werk en dronk om die redenen bijna nooit koffie bij ons in huis. De zoons vertrokken ’s morgens naar de betreffende werkplaats en kwamen aan het eind van de middag weer thuis. Koffiedrinken gebeurde op de werkplaats en niet bij ons in huis. Er werd door het personeel sporadisch gebruik gemaakt van het toilet. Van een douche werd door de werknemer geen gebruik gemaakt.”.

3.Geschil

In geschil is of de aanslag IB/PVV 2009 tot het juiste bedrag aan eiser is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de woning met toepassing van de foutenleer tot eisers privévermogen kan worden gerekend. Niet in geschil is dat als de woning terecht tot het ondernemingsvermogen is gerekend, zoals verweerder bepleit, de correctie ter zake van de onttrekking € 170.500 bedraagt. Ook niet in geschil is dat de PGA dan € 213 lager is dan aangegeven.
Indien het gelijk aan eiser is, is bovendien in geschil wat een redelijke tegemoetkoming is. Eiser heeft die tegemoetkoming berekend op € 8.835. Volgens verweerder moet dat bedrag € 40.000 hoger zijn in verband met de ondergrond van de woning.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Vaste jurisprudentie (vgl. Hoge Raad van 7 oktober 1953, nr. 11.383, BNB 1953/272) is dat de beantwoording van de vraag of een vermogensbestanddeel al of niet tot het ondernemingsvermogen behoort, afhankelijk is van de wil van de belastingplichtige, zoals deze in zijn boekhouding tot uitdrukking komt. Deze keuzevrijheid van belastingplichtige wordt beperkt door de grenzen der redelijkheid.
4.2
Indien naderhand blijkt dat een vermogensbestanddeel onjuist is geëtiketteerd, moet deze fout worden hersteld. Toepassing van de foutenleer brengt mee dat herstel in beginsel in het oudste nog openstaande jaar plaatsvindt. Niet in geschil is dat dit in dit geval het jaar 2009 is. Toepassing van de foutenleer is slechts mogelijk indien sprake is geweest van een onjuiste etikettering, c.q. indien eiser de grenzen der redelijkheid heeft overschreden door de woning in 1987 tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen. Gelet hierop is in het onderhavige geval slechts sprake van een fout in de zin van de foutenleer indien aangenomen moet worden dat de woning in 1987 verplicht privévermogen was.
4.3
Volgens eiser is de in 1987 gebouwde woning niet dienstbaar geweest aan de onderneming en was sprake van verplicht privévermogen. Eiser voert daartoe aan dat de onderneming in 1987 nagenoeg geheel gericht was op het loonbedrijf. Volgens eiser is in een loonwerkersbedrijf als het zijne geen toezicht op het bedrijf vereist en was er ook geen noodzaak om in de nabijheid van het bedrijf te wonen. Eiser wijst er ook op dat de bedrijfsvoering van het loonbedrijf elders plaatsvond. Volgens eiser bleven de activiteiten beperkt tot het halen en brengen van de machines en houdt het voorkomen van diefstal geen toezicht in. Eiser wijst er bovendien op dat de werktuigen en machines verzekerd zijn. Volgens eiser was er ook geen toezicht nodig op de beperkte akkerbouwactiviteiten. Volgens eiser diende de portocabin niet voor het bedrijf van eiser maar voor dat van zijn zonen. Koffiedrinken, toiletbezoek en douchen na afloop van het werk hebben volgens eiser slechts sporadisch in de woning plaatsgevonden. Het koffiedrinken door de zoons behoorde volgens eiser tot de privé-sfeer.
4.4
Volgens verweerder handelde eiser niet onredelijk door de woning tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen. Verweerder wijst er in dat verband op dat telefoongesprekken vanuit huis werden gevoerd, dat eiser vanuit de woning overzicht had over de bedrijfsvoering en vandaar uit toezicht op zijn personeel en machines uitoefende. Volgens verweerder maakt het niet uit of het toezicht machines of levende have betreft. Ook wijst verweerder erop dat adviseur [B] in de onder 2.3 geciteerde brief schrijft dat alle werkzaamheden vanuit de keukentafel werden uitgevoerd en gecoördineerd. Verweerder stelt ook dat alle nutsvoorzieningen vanuit de woning worden bemeten.
4.5
De rechtbank acht het volgende van belang. De woning staat op het terrein waar ook het bedrijf was gevestigd. Een afzonderlijke kantoorruimte was niet aanwezig. Administratieve werkzaamheden ten behoeve van de onderneming werden in de woning verricht. Van daaruit werden ook de werkzaamheden gecoördineerd. Dat betekent dat de bewoning ervan mede dienstbaar was aan de onderneming. Bovendien bevonden zich op het terrein waarop ook de woning stond verschillende bedrijfsruimten waarin onder andere de machines nodig voor het loonwerkerbedrijf werden gestald. Daarmee was feitelijk sprake van een vorm van toezicht. Ook in zoverre was de bewoning van de woning dienstbaar aan de onderneming. Daaraan doet niet af dat de machines verzekerd waren. Van een situatie waarin, zoals eiser stelt, de gehele bedrijfsvoering elders plaatsvond, was geen sprake. Eiser heeft gelet op het voorgaande in redelijkheid de keuze kunnen maken de woning tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen. De woning vormde geen verplicht privévermogen. Dit betekent dat toepassing van de foutenleer niet aan de orde kan komen. Het beroep betreffende de aanslag dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
4.6
Eiser heeft geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Het beroep is daarom in zoverre eveneens ongegrond.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 26 september 2013
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.