In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een agrarisch ondernemer, en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2009. Eiser had een woning die hij tot zijn ondernemingsvermogen rekende, maar bij de staking van zijn onderneming stelde hij dat deze woning ten onrechte als zodanig was geclassificeerd en dat deze tot zijn privévermogen behoorde. De inspecteur handhaafde de aanslag en voegde de boekwinst van de woning toe aan de winst, wat leidde tot het geschil.
De rechtbank heeft de feiten en de procesgang in detail uiteengezet. Eiser had in het verleden een melkvee- en varkenshouderij en een loonbedrijf, waarbij hij de woning steeds tot zijn ondernemingsvermogen rekende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning op het terrein van de onderneming stond en dat administratieve werkzaamheden vanuit de woning werden verricht. Eiser voerde aan dat de woning geen functie vervulde voor de onderneming en dat de bedrijfsvoering elders plaatsvond. De rechtbank oordeelde echter dat de bewoning van de woning mede dienstbaar was aan de onderneming, omdat eiser vanuit de woning toezicht hield op zijn personeel en machines.
De rechtbank concludeerde dat eiser in redelijkheid de keuze had kunnen maken om de woning tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen. De toepassing van de foutenleer, die herstel van een onjuiste etikettering mogelijk maakt, was in dit geval niet aan de orde. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, evenals de beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente. De uitspraak werd gedaan door rechter E.C.G. Okhuizen, in aanwezigheid van griffier P.J.G. Tiemessen.