ECLI:NL:RBGEL:2013:2664

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
832635
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengewone omstandigheden bij vluchtvertraging door technisch probleem

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eisende partijen, vertegenwoordigd door mr. S.J.C.F. van Beveren, en de gedaagde partij, Tui Airlines Nederland B.V., vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer. De zaak betreft een vordering tot betaling van een vertragingsvergoeding naar aanleiding van een vluchtvertraging die het gevolg was van een technisch probleem met het vliegtuig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het technische probleem, het afbreken van de rem, moet worden gekwalificeerd als een 'buitengewone omstandigheid' in de zin van de Europese Verordening. TUI had de verplichting om aan te tonen dat zij, ondanks het inzetten van alle beschikbare middelen, de vertraging niet had kunnen voorkomen. De kantonrechter oordeelde dat TUI hierin niet is geslaagd, omdat zij onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar stellingen over de onmogelijkheid om een reservetoestel beschikbaar te stellen en de kosten die daarmee gemoeid zouden zijn. De vordering tot betaling van de vertragingsvergoeding van € 1.200,00 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en een bedrag aan buitengerechtelijke kosten. TUI werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisende partijen zijn begroot op een totaalbedrag van € 101,64 aan dagvaardingskosten, € 207,00 aan griffierecht, € 350,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 75,00 aan toekomstige kosten. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 832635 \ CV EXPL 12-6185 \ 199 \ 391
uitspraak van
vonnis
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1]

2. [eisende partij sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisende partijen
gemachtigde mr. S.J.C.F. van Beveren
tegen
de besloten vennootschap Tui Airlines Nederland B.V.
gevestigd te Schiphol-Rijk
gedaagde partij
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer
Partijen worden hierna [eisende partij]c.s. en TUI genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 februari 2013 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte uitlating na tussenvonnis van de zijde van TUI;
- de akte uitlating na tussenvonnis van de zijde van [eisende partij]c.s.;
- de akte van de zijde van TUI.

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 18 februari 2013.
2.2.
In rechtsoverweging 4.10. van dat tussenvonnis is, kort samengevat, beslist dat het in het onderhavige geval opgetreden technische probleem (te weten het - ondanks goed onderhoud en inspectie - (af)breken van de rem) in beginsel als een onverwacht vliegveiligheidsprobleem, zoals bedoeld in punt 14 van de considerans van de Verordening, en daarmee als een 'buitengewone omstandigheid' in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening gekwalificeerd dient te worden.
2.3.
In hetgeen [eisende partij]c.s. in hun (zeer uitvoerige) akte daaromtrent hebben aangevoerd ziet de kantonrechter geen aanleiding zijn eerdere beslissingen dienaangaande te heroverwegen, waarbij, a contrario, verwezen wordt naar rechtsoverweging 24 van het arrest Wallentin-Hermann (HvJ EU, 22 december 2008, LJN: BG9388).
2.4.
In rechtsoverweging 4.11. van het tussenvonnis van 18 februari 2013 is voorts overwogen dat de luchtvervoerder zal moeten aantonen (aldus het HvJ EU in het arrest Wallentin-Hermann en het arrest Air Baltic C) dat zij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, zonder dat zij daarbij onaanvaardbare offers moet brengen, kennelijk niet had kunnen vermijden dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot vertraging van de vlucht leidden.
2.5.
De kantonrechter heeft vervolgens TUI in de gelegenheid gesteld (overwegingen 4.11. en 4.12.) haar stellingen dat zij met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, zonder dat zij daarbij onaanvaardbare offers heeft moeten brengen, niet heeft kunnen vermijden dat de vlucht door de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd, is vertraagd nader te onderbouwen.
De kantonrechter is er daarbij van uitgegaan dat TUI bij die nadere onderbouwing zal ingaan op de diverse alternatieven die TUI in een dergelijk geval tot haar beschikking heeft dan wel kan hebben en waarom de inzet van een dergelijk alternatief (wellicht) tot onaanvaardbare offers zou leiden.
2.6.
TUI heeft daartoe in haar akte uitlating na tussenvonnis en de antwoordakte, kort gezegd, het volgende aangevoerd.
Nadat de melding van het afbreken van de reminrichting bij haar is binnengekomen, heeft zij verschillende maatregelen getroffen, althans getracht te treffen. Zo heeft zij allereerst onderzocht of het vliegtuig, ondanks de afgebroken reminrichting, toch in staat moest worden geacht de vlucht te voltooien. Nadat dat niet mogelijk bleek, heeft zij getracht een ander vliegtuig naar Cuba te sturen, dan wel de vlucht via een andere vliegtuigmaatschappij voort te laten zetten. Omdat die mogelijkheden niet op korte termijn te realiseren waren (mede vanwege het vakantieseizoen waardoor er onvoldoende toestellen beschikbaar waren voor verhuur en onvoldoende mensen van de maatschappij waarvan het vliegtuig dan zou worden gehuurd om een volledige crew te vormen en het feit dat niet alle maatschappijen om politieke redenen op Cuba mogen vliegen) heeft zij op de eerste vlucht vanuit Europa technisch personeel en materiaal naar Cuba laten overvliegen.
Voorts kan van haar, zo vervolgt TUI, om bedrijfseconomische redenen niet verwacht en verlangd worden dat zij een reservetoestel (dat geschikt is om transatlantische vluchten uit te voeren) gedurende het hele jaar achter de hand houdt. De daarmee gemoeide kosten bedragen, naar schatting, € 5.000.000,00 op jaarbasis.
Mocht zij een dergelijke toestel toch achter de hand (moeten) houden, dan zijn er kosten en tijd gemoeid met het oproepen van een beschikbare crew, brandstofkosten etc. De kosten bedragen in dat geval bij benadering € 178.000,00 aan alleen de brandstofkosten en de vlucht zou in dat geval hoe dan ook vertraagd zijn.
Het is om de voorgaande redenen dan ook onmogelijk voor TUI om op alle bestemmingen waarop zij vliegt een reservetoestel achter de hand te houden.
Een laatste mogelijkheid is het ter plaatse voor handen hebben van reserveonderdelen. Voor wat betreft de onderdelen die met enige regelmaat tijdens de vlucht kapot gaan is een zogenaamde 'fly away kit' aan boord aanwezig. In die kit passen echter niet alle onderdelen van een vliegtuig. Gelet op de kosten van grote onderdelen of onderdelen die zelden tijdens de vlucht kapot gaan, kan, gelet op de daarmee gemoeide kosten, niet van TUI worden verwacht dat zij die op alle bestemmingen waarop zij vliegt in reserve aanhoudt.
2.7.
[eisende partij]c.s. betwisten dat TUI haar stelling voldoende nader heeft onderbouwd.
Zo ontbreekt, aldus [eisende partij]c.s., (samengevat) enige onderbouwing aan de hand van stukken waaruit blijkt dat er geen vliegtuigen voor handen waren en ontbreekt ook enige onderbouwing van de kosten. Dat TUI zich bij haar beslissingen heeft laten leiden door haar eigen bedrijfseconomische belangen dient voor haar rekening en risico te komen.
2.8.
De kantonrechter overweegt als volgt.
2.9.
Met [eisende partij]c.s. is de kantonrechter van oordeel dat TUI haar stelling niet, althans onvoldoende, nader heeft onderbouwd.
Gelet op de weliswaar niet onderbouwde maar evenmin voldoende gemotiveerd betwiste kosten die gemoeid zijn met het in reserve houden van een vliegtuig waarmee transatlantische vluchten uitgevoerd kunnen worden, kan van TUI in alle redelijkheid niet worden verwacht dat zij een dergelijke reservevliegtuig achter de hand houdt. Dat zou tot onaanvaardbare (financiële) offers leiden.
Op zichzelf is juist dat, indien gekozen zou zijn voor een oplossing vanuit Schiphol of een andere luchthaven in Europa, alleen al vanwege de vliegafstand de vertraging op zijn minst 10 uur zou bedragen. Gesteld noch anderszins is gebleken waarom er geen mogelijkheden waren om vanuit een luchthaven in de buurt van Varadero (Cuba) de ontstane vertraging te verhelpen, zoals vanaf Cancun (de uiteindelijke bestemming). Gelet op de geografische ligging van Cancun en Varadero zal die reisafstand een fractie bedragen van de reisafstand vanaf Europa. In dat geval bedragen ook de brandstofkosten een fractie van de thans gestelde (maar niet nader onderbouwde) brandstofkosten van € 178.000,00. Bovendien is gesteld noch anderszins gebleken dat er wel van Varadero naar Cancun mag worden gevlogen, maar niet in omgekeerde richting (vanwege politieke redenen). De tekst van de Verordening bepaalt immers niet dat de oplossing voor het voorkomen van de vertraging uitsluitend vanuit Europa aangeboden moet worden.
Evenmin is gebleken dat de financiële offers, die TUI zou moeten brengen voor het aanhouden van een voorraad (essentiële) onderdelen (zoals de reminrichting), al dan niet in samenwerking met andere luchtvaartmaatschappijen die met dezelfde toestellen vliegen (van het type Boeing 767), op een luchthaven (al dan niet in de buurt) waarop TUI (en haar dochterondernemingen geregeld vliegen), onaanvaardbaar zouden zijn. Enige (behoorlijke) financiële onderbouwing daartoe onderbreekt.
2.10.
Nu TUI haar stelling niet, althans onvoldoende, nader heeft onderbouwd, zal de vordering tot betaling van de 'vertragingsvergoeding' van € 1.200,00 worden toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de niet (voldoende) betwiste wettelijke rente.
2.11.
Aannemelijk is dat [eisende partij]c.s. buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan wel heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is niet in overeenstemming met de gebruikelijke en redelijke tarieven. Op basis van deze tarieven wijst de kantonrechter een bedrag van € 178,50 toe.
2.12.
TUI wordt als de grotendeels in het ongelijke gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De nakosten worden toegewezen tot € 75,00. Dit is een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde met een maximum van € 100,00. Aan informatiekosten/verschotten betreffende het opvragen van gegevens uit het handelsregister van de KvK wordt niet meer dan het forfaitaire bedrag van € 11,00 toegewezen, omdat geen factuur is overgelegd waaruit blijkt dat hogere kosten zijn gemaakt.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt, nu deze niet is betwist, eveneens toegewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt TUI tot betaling aan [eisende partij]c.s. van € 1.378,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 14 augustus 2010 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt TUI in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eisende partij]c.s. begroot op € 101,64 aan dagvaardingskosten, € 207,00 aan griffierecht, € 350,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 75,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover, te rekenen vanaf veertien dagen na dit vonnis;
3.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op