Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.Ontstaan en loop van het geding
Ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 augustus 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om immateriële schadevergoeding van een verzoeker, die zich benadeeld voelde door de overschrijding van de redelijke termijn in zijn belastingzaken. De verzoeker had eerder, op 28 februari 2012, een uitspraak gekregen in de hoofdzaken betreffende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting over de jaren 1995 tot en met 2005. In deze uitspraak werd ook een verzoek om schadevergoeding behandeld, dat was gebaseerd op artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van belastinggeschillen niet was nageleefd, wat leidde tot frustratie en spanning voor de verzoeker. De rechtbank concludeerde dat de totale behandelingsduur van de zaak 53 maanden bedroeg, terwijl de redelijke termijn 50 maanden was. Dit resulteerde in een overschrijding van de termijn van 3 maanden, waarvoor de rechtbank een schadevergoeding van € 500 toekende aan de verzoeker. De rechtbank oordeelde dat de overschrijding volledig aan de Belastingdienst moest worden toegerekend, aangezien deze verantwoordelijk was voor de vertraging in de procedure. De uitspraak bevatte ook een proceskostenveroordeling, maar de rechtbank zag geen aanleiding om deze toe te kennen, omdat de verzoeker niet ter zitting was verschenen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.