In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, op 30 augustus 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een tandarts, eiser, en VGZ Zorgverzekeraar N.V., gedaagde. De tandarts vorderde een rectificatie van een brief die VGZ aan zijn patiënten had gestuurd, waarin werd gesteld dat hij bovengemiddeld declareerde. VGZ had onderzoek gedaan naar de tandartskosten en geconstateerd dat de tandarts aanzienlijk hogere kosten per verzekerde declareerde dan het landelijke gemiddelde. Ondanks herhaalde verzoeken om uitleg van de tandarts, weigerde deze om inlichtingen te verschaffen. VGZ besloot daarop haar verzekerden te informeren over de hoge declaraties van de tandarts, wat leidde tot de vordering van de tandarts in deze procedure.
De voorzieningenrechter oordeelde dat VGZ zich in haar handelen baseerde op de Zorgverzekeringswet en de Regeling Zorgverzekering, die de zorgverzekeraar verplichten om inlichtingen te vragen over de rechtmatigheid en doelmatigheid van declaraties. De rechter concludeerde dat VGZ voldoende pogingen had ondernomen om de tandarts te benaderen en dat het versturen van de brief aan de patiënten gerechtvaardigd was. De rechter oordeelde dat VGZ niet onrechtmatig had gehandeld, omdat de mededelingen in de brief feitelijk juist waren en de tandarts voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt naar voren te brengen. De vorderingen van de tandarts werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.