ECLI:NL:RBGEL:2013:1757

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
AWB-12_5861
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbeslagname van voertuig en naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een gedetineerde belastingplichtige en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) en een verzuimboete. De eiser, die gedetineerd was in een penitentiaire inrichting, had een naheffingsaanslag ontvangen voor het tijdvak van 3 mei 2012 tot en met 2 augustus 2012, waarbij de belastingplichtige een bedrag van € 121 verschuldigd was. Daarnaast was er een verzuimboete van € 49 opgelegd. De eiser had tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt, maar de Belastingdienst handhaafde de naheffingsaanslag en de boete. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser de belasting niet tijdig had voldaan en dat de inbeslagname van het voertuig niet betekende dat er geen MRB meer verschuldigd was. De rechtbank oordeelde dat de eiser, ondanks zijn detentie, de mogelijkheid had om het kenteken van het voertuig te schorsen, wat hij pas op 12 september 2012 had gedaan. De rechtbank verwierp de beroepsgrond van de eiser dat hij door de inbeslagname geen beschikkingsmacht meer had over het voertuig. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht waren opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummer: AWB 12/5861
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 23 juli 2013
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie/Autoheffingen, kantoor Apeldoorn, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 3 mei 2012 tot en met 2 augustus 2012 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: MRB) met aanslagnummer [000].Y.2 opgelegd van € 121, alsmede bij beschikking een boete van € 49.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 oktober 2012 de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 21 november 2012, ontvangen door de rechtbank op 22 november 2012, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2013 te Arnhem. Eiser is daar, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

2.Feiten

2.1
Eiser is gedetineerd in een penitentiaire inrichting in Ter Apel. Eiser was van 6 januari 2012 tot en met 28 november 2012 in het kentekenregister ingeschreven als houder van een bestelauto van het merk Volkswagen met kenteken [00-AA-BB] (hierna: de bestelauto).
2.2
Aan eiser is met dagtekening 4 mei 2012 over het tijdvak 3 mei 2012 tot en met 2 augustus 2012 een rekening MRB gezonden ten bedrage van € 121 met daarop vermeld als uiterste betaaldatum 5 juni 2012. Eiser heeft de belasting niet voor of op die datum voldaan.
2.3
De bestelauto is begin juni 2012 door het Openbaar Ministerie in beslag genomen. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder met dagtekening 2 augustus 2012 de bestreden naheffingsaanslag MRB opgelegd ten bedrage van € 121. Tevens heeft verweerder een verzuimboete opgelegd van € 49.
2.4
Eiser heeft daartegen tijdig bezwaar gemaakt.
2.5
Eiser heeft het kenteken van de bestelauto met ingang van 12 september 2012 doen schorsen.
2.6
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag MRB en de boetebeschikking gehandhaafd.

3.Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag MRB en de boetebeschikking terecht aan eiser zijn opgelegd.

4.Beoordeling van het geschil

Wettelijk kader
4.1
Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) wordt MRB geheven ter zake van het houden van onder meer een personenauto en bestelauto.
4.2
Op grond van artikel 6 van de Wet MRB wordt de belasting geheven van degene die bij aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houdt. Ingevolge artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet MRB is dat in een geval als dit degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wegenverkeerswet 1994, c.q. het register dat beheerd wordt door de Dienst Wegverkeer.
4.3
Op grond van artikel 19 van de Wet MRB, voor zover hier van belang, wordt voor een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven de belasting niet geheven over tijdvakken die aanvangen tijdens een voor dat motorrijtuig gelden schorsing als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
Beoordeling
4.4
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete ten onrechte aan hem zijn opgelegd. Daartoe heeft eiser aangevoerd dat hij door de beslaglegging begin juni 2012 de beschikkingsmacht over de bestelauto heeft verloren. Volgens eiser is toen ook het kentekenbewijs door het Openbaar Ministerie in beslag genomen. Volgens eiser had hij vanuit de penitentiaire inrichting in Ter Apel niet de mogelijkheid om het kenteken uit het kentekenregister te laten verwijderen.
4.5
De rechtbank stelt voorop dat de enkele inbeslagname van een auto niet maakt dat daarvoor geen MRB meer is verschuldigd. Vaststaat dat de bestelauto bij aanvang van het onderhavige tijdvak in het kentekenregister op naam van eiser was gesteld. Hij was daarmee houder van de bestelauto. Vast staat ook dat hij de voor het tijdvak verschuldigde belasting niet op of voor de uiterste betaaldatum had voldaan. Eiser heeft op 12 september 2012 het kenteken van de bestelauto via internet doen schorsen. Eiser was daardoor vanaf genoemde datum voor de bestelauto geen MRB meer verschuldigd. Eiser verbleef ook toen, op 12 september 2012, in genoemde penitentiaire inrichting. Dat verblijf was toen kennelijk geen belemmering om het kenteken te doen schorsen. De rechtbank ontleent daaraan het vermoeden dat zijn verblijf aldaar eerder evenmin een belemmering was voor het doen schorsen van het kenteken. Van een situatie waarin heffing van de MRB achterwege dient te blijven op grond van het goedkeurende beleid neergelegd in onderdeel 8 van het Kaderbesluit MRB (Besluit van 4 juni 2010, nr. DGB/1671M, Stcrt. 2010, nr. 8949), tegenwoordig onderdeel 9 van Kaderbesluit MRB (Besluit van 15 juni 2012 nr. BLKB/2012/942M, Stcrt. 2012, nr. 12746), is geen sprake. De beroepsgrond moet daarom worden verworpen.
Verzuimboete
4.6
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Wet MRB dient de belasting te worden voldaan door de houder van het motorrijtuig bij aanvang van het tijdvak. Als de belasting niet op tijd is voldaan, kan de inspecteur op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) een verzuimboete opleggen van maximaal € 4.920. In paragraaf 33, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB) is, voor zover hier van belang, bepaald dat in geval van een betalingsverzuim de inspecteur een boete oplegt van één procent van het wettelijke maximum van artikel 67c van de AWR, tenzij belanghebbende in de periode van één jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop belanghebbende in verzuim is, niet eerder in verzuim is geweest. In dat laatste geval wordt geen boete opgelegd maar alleen een verzuimmededeling verzonden.
4.7
Het kenteken van de bestelauto stond van 6 januari 2012 tot en met 28 november 2012 op naam van eiser. Eiser was in het tijdvak 3 mei 2012 tot en met 2 augustus 2012 dus houder van de bestelauto. Eiser heeft de MRB over het tijdvak 3 mei 2012 tot en met 2 augustus 2012 niet tijdig voldaan. Er is dus sprake van een betalingsverzuim. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. Er is dus terecht een verzuimboete opgelegd. De rechtbank acht de hoogte van de verzuimboete passend en geboden. Eiser heeft het standpunt van verweerder dat hij in het voorafgaande jaar eerder in verzuim is geweest, niet betwist. De opgelegde boete bedraagt één procent van het wettelijke maximum. Dat is in overeenstemming met het beleid van verweerder neergelegd in paragraaf 33 van het BBBB.
Conclusie
4.8
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Sadi, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 23 juli 2013
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.