ECLI:NL:RBDOR:2012:BY4888

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96199 / FA RK 11-9257 en 97436 / FA RK 12-7539
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van partneralimentatie en verdeling van huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht op 24 oktober 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de hoogte van de partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na hun echtscheiding. De vrouw stelde dat haar behoefte aan alimentatie hoger was dan de Hofnorm, en vroeg om een bedrag van € 2.900,- per maand. De rechtbank oordeelde echter dat de vrouw onvoldoende onderbouwing had gegeven om van de Hofnorm af te wijken, die 60% van het netto gezinsinkomen bedraagt. De rechtbank baseerde haar oordeel op de welstand tijdens het huwelijk en de financiële situatie van de man, die in Zwitserland werkt en daar belasting betaalt. De man had een netto inkomen van € 7.282,- per maand, waaruit de rechtbank concludeerde dat hij in staat was om een partneralimentatie van € 1.718,- per maand te betalen, wat overeenkomt met de aanvullende behoefte van de vrouw.

Daarnaast werd er een geschil behandeld over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw eiste dat het resterende saldo op de beleggingsrekening volledig aan haar zou toekomen, terwijl de man voorstelde om dit saldo bij helfte te verdelen. De rechtbank oordeelde dat de beleggingsrekening valt binnen de huwelijksgoederengemeenschap en dat het saldo dus gelijk verdeeld dient te worden. De vrouw had onvoldoende argumenten aangedragen om van deze regel af te wijken. De rechtbank heeft de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld en gelast dat de man de alimentatie aan de vrouw gaat betalen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 96199 / FA RK 11-9257 en 97436 / FA RK 12-7539
beschikking van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres verzoeker],
verzoeker,
advocaat mr. M.M.J. Bos, gevestigd te Dordrecht,
tegen
[verweerster],
wonende te [adres verweerster],
verweerster,
advocaat mr. R.A.A.H. van Leur, gevestigd te Dordrecht.
Partijen worden hieronder aangeduid als de man respectievelijk de vrouw.
1. Het verdere procesverloop
1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 18 april 2012 en de daarin vermelde stukken;
- het faxbericht van de advocaat van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
16 augustus 2012;
- de brief van de advocaat van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
17 augustus 2012;
- het faxbericht van de advocaat van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
17 augustus 2012;
- het faxbericht van de advocaat van de man, met bijlage, ingekomen ter griffie op
24 augustus 2012.
1.2. De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op de terechtzitting met gesloten deuren van 27 augustus 2012.
1.3. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
2. De vaststaande feiten
2.1. Bij beschikking van 18 april 2012 is de echtscheiding uitgesproken en is een zorgregeling en kinderalimentatie van € 400,- per maand vastgesteld.
3. Het geschil
Tussen partijen is in geschil:
a. de partneralimentatie;
b. de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
4. De verdere beoordeling
De partneralimentatie
4.1. De vrouw verzoekt een partneralimentatie van € 2.900,- per maand.
De behoefte van de vrouw
4.2. De vrouw stelt dat zij niet volledig in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Zij heeft gedurende het huwelijk niet gewerkt. Er was sprake van een traditionele rolverdeling binnen het huwelijk. De vrouw is van mening dat zij tijdens het huwelijk geen mogelijkheid heeft gehad om een maatschappelijke carrière op te bouwen. Thans werkt de vrouw parttime als verkoopster en verdient daarmee ongeveer € 1.000,- netto per maand.
4.3. De vrouw stelt dat haar behoefte hoger ligt dan de Hofnorm (60% van het netto gezinsinkomen) te weten tenminste 90% van het netto gezinsinkomen van partijen minus de jaarlijkse bonus. Zij voert daartoe het volgende aan. In mei 2009 is de man bij zijn ouders gaan wonen en heeft de vrouw gedurende de volgende 2,5 jaar het gehele netto inkomen van de man ter beschikking gekregen. Zij voldeed daarmee de hypotheeklasten en de kosten van de twee kinderen. De man voorzag met zijn jaarlijkse bonus in zijn eigen levensonderhoud. Hij had geen woonlasten, want hij woonde in de woning van zijn ouders. De vrouw berekent haar behoefte op € 2.900,- per maand.
4.4. De man is van mening dat de behoefte van de vrouw berekend dient te worden aan de hand van de Hofnorm. Voor wat betreft het netto inkomen van partijen tijdens de samenleving zoekt de man aansluiting bij het netto inkomen zoals dat berekend is in de beschikking voorlopige voorzieningen van 8 februari 2012, derhalve op € 4.320,- per maand. Ter zitting heeft de man onweersproken gesteld dat hij, na het feitelijk uiteengaan, van de helft van zijn bonussen heeft geleefd en daarnaast van creditcardopnames.
4.5. De hoogte van de behoefte van de vrouw is gerelateerd aan de welstand tijdens het huwelijk en wel in de situatie dat partijen nog samenwoonden. Hoe zij daarna hun financiën hebben geregeld is niet van belang. Dit ging om een tijdelijke situatie waarin de man niet of nauwelijks woonlasten had, terwijl de vrouw de lasten van de echtelijke woning betaalde die aanzienlijk waren. De woning zal verkocht worden. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw onvoldoende heeft gesteld om af te wijken van de Hofnorm. Over de draagkrachtberekening (productie I) die de vrouw heeft overgelegd ter onderbouwing van de stelling dat haar behoefte hoger ligt dan volgens de Hofnorm, wordt opgemerkt dat in deze berekening rekening is gehouden met de kosten van de minderjarige - er wordt immers rekening gehouden met de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder - terwijl deze kosten gedekt worden door de kinderalimentatie. Dit punt in ogenschouw genomen, kan uit de berekening worden geconcludeerd dat de behoefte van de vrouw in ieder geval gedekt wordt door haar inkomen en de reeds vastgestelde voorlopige partneralimentatie.
4.6. Nu de vrouw geen ander aanknopingspunt heeft gegeven voor de berekening van de hoogte van haar behoefte dan aan de hand van het netto gezinsinkomen, zal aansluiting worden gezocht bij de Hofnorm en de berekening van de behoefte in de beschikking voorlopige voorzieningen, overgelegd door man als productie 6 bij zijn verweerschrift tegen het zelfstandig verzoek. Partijen zijn in mei 2009 feitelijk uit elkaar gegaan. Voor de beoordeling van de hoogte van het netto gezinsinkomen gaat de rechtbank uit van de jaaropgave 2009. Blijkens die specificatie bedroeg het inkomen uit arbeid van de man in 2009 € 100.896,- per jaar. Op dit bedrag dient de fiscale bijtelling voor de leaseauto in mindering te worden gebracht. De inkomsten uit arbeid bedroegen daarmee in 2009
€ 90.802,-. Na aftrek van de inkomensheffing en rekeninghoudend met de heffingskortingen, bedroeg het netto besteedbaar inkomen van de man in 2009 € 51.069,- ofwel € 4.320,- per maand. De vrouw had in 2009 geen inkomen. Op voornoemd maandbedrag dienen de kosten van de kinderen, door partijen gesteld op € 400,- per kind per maand, in mindering te worden gebracht. Het netto besteedbaar inkomen dat daadwerkelijk ter beschikking stond aan partijen bedroeg derhalve € 3.520,- per maand. De behoefte van de vrouw is gelijk aan 60% van dit bedrag, derhalve € 2.112,- per maand. Daarop dient het netto inkomen van de vrouw in mindering te worden gebracht. Uit de overgelegde loonstroken blijkt dat in haar netto inkomen van € 1.100,- een reiskostenvergoeding van € 171,- begrepen zit. Tegenover deze vergoeding worden geacht kosten te staan, zodat het netto inkomen € 929,- bedraagt, te vermeerderen met 5% vakantietoeslag, zijnde totaal
€ 975,- bedraagt. De aanvullende behoefte van de vrouw komt daarmee op € 1.137,- netto per maand, oftewel gebruteerd € 1.718,- per maand. Nu de hoogte van de door de vrouw verzochte bijdrage in haar levensonderhoud haar aanvullende behoefte overstijgt, zal het vast te stellen bedrag aan partneralimentatie beperkt worden tot de hoogte van haar aanvullende behoefte.
De financiële omstandigheden van de man
De rechtbank zal de bedragen afronden op hele euro's.
4.7. De man werkt in Zwitserland en moet daar ook belasting betalen, volgens de man een percentage van 34,2%. Uit het arbeidscontract blijkt dat het jaarloon CHF 160.000,- bedraagt. De man heeft onweersproken gesteld dat zijn netto inkomen aan de hand waarvan zijn draagkracht moet worden berekend € 7.282,- bedraagt en dat daarin een bedrag begrepen is aan onkostenvergoeding voor zijn verhuizing naar Zwitserland, welk bedrag niet in de berekening moet worden meegenomen. Onduidelijk is echter gebleven wat de hoogte van dit bedrag is. Er zal een zogenaamde netto berekening worden gemaakt.
De draagkrachtruimte van de man
4.8. De rechtbank brengt ter vaststelling van de draagkrachtruimte van de man de navolgende maandelijkse lasten op zijn besteedbaar inkomen in mindering:
- het op de Wet Werk en Bijstand gebaseerde normbedrag, inclusief vakantiegeld, voor een alleenstaande van € 936,-;
- kale huur ten bedrage van € 2.040,- verminderd met de bijdrage van de huidige partner van de man van € 1.020,-;
- op de woonlasten worden de gemiddelde basishuur zoals begrepen in de bijstandsnorm in mindering gebracht;
- ziektekosten, bestaande uit premie zorgverzekering van € 261,- verminderd met het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW van € 49,-.
4.9. Het draagkrachtloos inkomen bedraagt € 1.955,- per maand. De draagkrachtruimte bedraagt derhalve € 5.327,- waarvan 70% beschikbaar is voor alimentatie, zijnde een bedrag van € 3.729,-.
4.10. Na aftrek van de kinderalimentatie van € 400,- per kind per maand en de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige heeft de man beschikbaar voor partneralimentatie een bedrag van € 2.929,- netto per maand. Of de man in Zwitserland fiscale voordeel geniet in verband met het betalen van kinder- en partneralimentatie kan in het midden blijven, nu hetgeen de man netto beschikbaar heeft ruimschoots de aanvullende bruto behoefte van de vrouw dekt. Uit het voorgaande volgt dat de man in staat is een partneralimentatie te betalen gelijk aan de aanvullende behoefte van de vrouw. De partneralimentatie zal derhalve op € 1.718,- per maand worden vastgesteld.
De wettelijke indexering is op deze alimentatie van toepassing.
De verdeling
De peildatum
4.11. Tenzij hieronder anders wordt overwogen geldt, nu partijen daarover niets anders zijn overeengekomen, als peildatum voor de bepaling van de omvang van de huwelijksgemeenschap de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en als peildatum voor de waarde van de huwelijksgemeenschap het moment waarop het betreffende bestanddeel van de huwelijksgemeenschap verdeeld wordt.
De bestanddelen
4.12. Ter terechtzitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de verdeling van een gedeelte van huwelijksgoederengemeenschap, en wel als volgt:
- de woning aan de [echtelijke woning] zal worden verkocht, maar blijft tot aan de verkoop onverdeeld;
- partijen zullen de onderwaarde die resteert na aflossing van de hypothecaire lening bij ASR Woninghypotheken (Direktbank N.V) en betaling van de kosten van verkoop inlossen door middel van het saldo op de beleggingsrekening bij ASR Bank N.V. met rekeningnummer 77.62.93.982 ;
- de man betaalt voor 1 december 2012 een bedrag van € 4.500,- aan de vrouw;
- de vrouw lost met dat bedrag het gehele negatieve saldo op de bankrekening van partijen (partijen genoegzaam bekend) af;
- het resterende bedrag gebruikt de vrouw om een gedeelte van het krediet bij Comfort Card (partijen genoegzaam bekend) af te lossen;
- het restant van het krediet bij Comfort Card komt voor rekening van de vrouw;
- de inboedel wordt toegedeeld aan de vrouw, zonder verdere verrekening;
- ieder behoudt de eigen betaalrekeningen, zonder verdere verrekening.
Alleen indien partijen niet tot overeenstemming kunnen komen over een verdeling, gelast de rechter de wijze van verdeling of wordt de verdeling vastgesteld ex artikel
3:185 BW. Aangezien partijen ter terechtzitting overeenstemming hebben bereikt over een aantal bestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap, is hierboven weergegeven wat die overeenstemming inhoudt. Vervolgens zal worden verstaan dat de gemeenschap wordt verdeeld zoals hierboven weergegeven.
4.13. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de verdeling van het saldo dat resteert op de beleggingsrekening bij ASR Bank N.V. met rekeningnummer 77.62.93.982 na inlossing van de onderwaarde en wensen een beslissing van de rechtbank op dit punt. Partijen hebben er in het verleden over gesproken om een groter gedeelte van het (resterende) saldo aan de vrouw toe te laten komen. Volgens de man ging dit echter om de situatie waarbij partijen uitgingen van een hogere vraagprijs voor de woning. De man wenst thans het resterende saldo (na inlossing van de onderwaarde) bij helfte te verdelen. De man stelt dat de premie voor deze beleggingsrekening door hem wordt betaald. De vrouw is echter van mening dat het volledige resterende saldo aan haar dient toe te komen, omdat zij de kosten van de echtelijke woning niet volledig kan betalen.
4.14. Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. De beleggingsrekening valt in de huwelijksgoederengemeenschap en het saldo dient daarom bij helfte te worden verdeeld. De vrouw heeft onvoldoende gesteld om hiervan af te wijken. De rechtbank zal daarom bepalen dat het resterende saldo na inlossing van de onderwaarde van de woning bij helfte zal worden verdeeld.
4.15. De vrouw heeft haar verzoek tot verrekening van haar spaargeld dat zij heeft aangewend voor de kosten van de kinderen ingetrokken, zodat dat hier niet verder aan de orde zal komen.
5. De beslissing
De rechtbank:
bepaalt dat de man met ingang van de datum van deze beschikking, ten behoeve van de vrouw een alimentatie zal betalen van € 1.718,- (éénduizend zevenhonderd achttien euro) per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
verstaat dat de huwelijksgemeenschap wordt verdeeld op de wijze zoals weergegeven in rechtsoverweging 4.12.;
gelast partijen over te gaan tot verdeling van het na inlossing van de onderwaarde resterende saldo op de beleggingsrekening bij ASR Bsnk N.V. met rekeningnummer 77.62.93.982 op de wijze zoals weergegeven in r.o. 4.14.;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 24 oktober 2012.