ECLI:NL:RBDOR:2012:BW7715

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
79239 / FA RK 09-7172
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling zorgregeling en hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 30 mei 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen. De vrouw verzocht om een zorgregeling en om te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij haar zouden hebben. De man voerde verweer en stelde dat de kinderen al geruime tijd bij hem wonen en dat zij geen contact willen met de vrouw, wat de situatie bemoeilijkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen al bijna vier jaar bij de man wonen en dat het in hun belang is dat zij daar blijven. De rechtbank oordeelde dat de verstarde verhouding tussen de ouders en de emotionele weerstand van de kinderen tegen contact met de vrouw een zorgregeling in strijd zou zijn met de belangen van de kinderen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van een zorgregeling afgewezen en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man blijft. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat ieder van partijen de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters, rechter tevens kinderrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 79239 / FA RK 09-7172
beschikking van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres verzoeker],
verzoeker,
advocaat mr. S. Meeuwsen (Gorinchem),
tegen
[verweerster],
wonende te [adres verweerster],
verweerster,
advocaat mr. F. van der Werff- Verwolf (Gorinchem).
Partijen worden hieronder aangeduid als de man respectievelijk de man.
1. Het verdere procesverloop
1.1. De rechtbank heeft in deze zaak op 08 juli 2009, 23 september 2009, 25 november 2009, 18 augustus 2010 en 16 februari 2011 een (tussen)beschikking gegeven, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
1.2. Bij vonnis in kort geding van 01 juni 2011 is de man veroordeeld om zijn volledige medewerking te verlenen aan de bemiddelingsgesprekken bij TriviumLindenhof en is de bij beschikking 16 februari 2011 vastgestelde voorlopige contactregeling geschorst.
1.3. De rechtbank heeft vervolgens kennis genomen van:
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw, ter griffie ingekomen op 16 februari 2012;
- het F-formulier, met bijlage, van de advocaat van de man, ter griffie ingekomen op 29 februari 2012;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw, ter griffie ingekomen op 29 februari 2012;
- het faxbericht, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw, ter griffie ingekomen op 29 februari 2012.
1.4. De verdere voortgezette behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren van 01 maart 2012.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaat van de vrouw heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
2. De verdere beoordeling
2.1. De hoofdverblijfplaats
2.1.1. De man handhaaft zijn eerder, in aanvulling op het echtscheidingsverzoek, gedane verzoek om te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen ([minderjarige1], geboren op [geboortedatum+plaats mj1], en [minderjarige2], geboren op [geboortedatum+plaats mj2]) hun hoofdverblijfplaats bij hem zullen hebben.
Ter onderbouwing van dit verzoek stelt de man dat al snel is gebleken dat het aanvankelijk door partijen overeengekomen co-ouderschap in de praktijk niet uitvoerbaar was en dat [roepnaam mj1] en [roepnaam mj2] feitelijk, nadat partijen uit elkaar zijn gegaan, steeds bij hem hebben gewoond. Het gaat goed met de kinderen en het is naar de mening van de man in hun belang dat zij ook in de toekomst bij hem blijven wonen.
2.1.2. De vrouw heeft te kennen gegeven dat zij er alleen mee kan instemmen dat [roepnaam mj1] en [roepnaam mj2] hun hoofdverblijfplaats bij de man zullen hebben/houden als de man meewerkt aan een vast te stellen zorgregeling. Als het -inmiddels al jarenlang niet meer bestaande- contact tussen de vrouw en de kinderen niet wordt hersteld, dient te worden bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw zullen hebben. De vrouw stelt in dit verband dat zij de kinderen alsdan wel zal toestaan contact te hebben met de man; als zal worden bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij haar zullen hebben, zal daarmee gegarandeerd zijn dat de kinderen de ruimte krijgen om met ieder van hun ouders om te gaan. De vrouw acht dit in het belang van de kinderen.
2.1.3. Vast staat dat de kinderen al bijna vier jaar bij de man wonen, in het huis waarin zij zijn opgegroeid. Er is niet gesteld of gebleken dat het niet goed met hen gaat. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat zij bij de man blijven wonen en het verzoek van de man om te bepalen dat [roepnaam mj1] en [roepnaam mj2] hun hoofdverblijfplaats bij hem zullen hebben zal dan ook worden toegewezen.
Dat de kinderen al ruim drie jaar geen contact meer hebben met de vrouw is betreurenswaardig en onwenselijk, maar het meewerken aan een eventueel vast te stellen zorgregeling kan niet als voorwaarde worden verbonden aan een beslissing over de hoofdverblijfplaats. Ook gaat het de rechtbank onder de gegeven omstandigheden te ver om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw te bepalen, om op die manier te garanderen dat de kinderen met ieder van de ouders contact zullen hebben.
2.2. De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling)
2.2.1. De vrouw realiseert zich dat de oorspronkelijk door partijen overeengekomen co-ouderschapsregeling nu niet haalbaar is en zij verzoekt de navolgende zorgregeling vast te stellen:
- vanaf maart 2012 elke zaterdag van 12.00 tot 15.00 uur;
- vanaf mei 2012 om de week een gehele zaterdag van 10.00 tot 19.00 uur;
- vanaf juni 2012 één weekend in de veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot en met zondag 19.00 uur en om de week de woensdagmiddag van 12.00 tot 19.00 uur.
Daarbij dient de man de kinderen naar de vrouw te brengen, waarna de vrouw de kinderen weer bij de man terug zal brengen, alles onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat de man de opgelegde zorgregeling niet nakomt.
Voor wat betreft de vakanties geldt voor de aankomende zomervakantie de eerste week van
de zomervakantie bij moeder. Vervolgens vakanties en feestdagen delen bij helfte.
In alle weekvakanties zijn de kinderen de eerste helft van de week bij vader en de tweede
week bij de moeder. De wisseldag is woensdag om 12.00 uur. In alle tweeweekse vakanties: eerste week vader en tweede week moeder. In de zomervakantie vanaf 2013 in de oneven jaren de eerste drie weken bij moeder, de laatste drie weken bij vader en de even jaren visa versa.
Feestdagen: Kerst en oud en nieuw oneven jaren eerste Kerstdag en Oudjaar bij de vrouw en
even jaren bij de man; tweede Kerstdag en Nieuwsjaardag oneven jaren bij de man. Even jaren visa versa.
Dit geldt ook voor Pasen/Pinksteren.
Sinterklaas en verjaardagen kinderen: oneven jaren bij moeder even jaren bij vader.
De man brengt de kinderen bij de vrouw en de vrouw brengt de kinderen bij de man.
Dit alles uitvoerbaar bij voorraad en onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat de man de opgelegde zorgregeling niet nakomt.
2.2.2. Ter onderbouwing van haar verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling stelt de vrouw dat het belangrijk is dat kinderen na een echtscheiding contact blijven houden met hun niet-verzorgende ouder en dat, ook door de Raad voor de Kinderbescherming en door TriviumLindenhof, is vastgesteld dat er geen contra-indicaties zijn voor het contact tussen haar en [roepnaam mj1] en [roepnaam mj2]. Niettemin heeft de vrouw al sinds april 2009 geen contact meer met de kinderen. Zij heeft daarbij ervaren dat vooral de houding van de man het door haar zeer gewenste herstel van het contact met de kinderen tegenhoudt: hij beweert [roepnaam mj1] en [roepnaam mj2] te stimuleren om contact te hebben met de vrouw, maar in de praktijk laat hij het afweten en tijdens de meest recente gesprekken bij TriviumLindenhof heeft hij ook toegegeven dat hij het eigenlijk niet op kan brengen om de kinderen op een positieve manier te stimuleren als het gaat om het contact met de vrouw.
De vrouw voelt zich betrokken bij de kinderen en betreurt het zeer dat er geen contact meer is. Als enige mogelijkheid ziet zij nu nog het verzoeken van een zorgregeling met een dwangsom.
2.2.3. De man voert verweer tegen het verzoek van de vrouw om een zorgregeling vast te stellen. Hij voert aan dat hij de kinderen niet belemmert in het hebben van contact met de vrouw, maar dat zij zelf -vanuit negatieve ervaringen met de vrouw in het verleden- dit contact absoluut niet willen. Dit maakt het voor de man heel moeilijk om de kinderen op een positieve manier te stimuleren om het verbroken contact met de vrouw te herstellen.
2.2.4. Vast staat dat [roepnaam mj1] en [roepnaam mj2], na een incident op 30 april 2009, geen contact meer hebben gehad met de vrouw. Zij zijn er steeds duidelijk in geweest dat zij dit contact ook niet wíllen en zelfs begeleide omgang is niet van de grond gekomen. Bij beide kinderen leeft veel emotionele weerstand tegen omgang met de vrouw,waarbij overigens niet duidelijk is geworden waar deze weerstand vandaan komt en waarom de kinderen zo beslist ieder contact met de vrouw weigeren.
Vast staat ook dat de verhouding tussen partijen ernstig is verstoord: over en weer ontbreekt het vertrouwen in elkaar, worden goede bedoelingen betwijfeld en worden verwijten geuit. Niet voor niets heeft de rechtbank eerder geoordeeld dat partijen moeten worden ondersteund en begeleid bij de verbetering van hun onderlinge communicatie, het respecteren van ieders rol in het leven van de kinderen en het maken van afspraken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Partijen hebben vervolgens de stap gezet om gesprekken met elkaar te hebben bij TriviumLindenhof. Daar is geconstateerd dat het vrijwel niet mogelijk was om de tegenstellingen te overbruggen: bij beide partijen spelen emoties een grote rol en er is over en weer geen vertrouwen; ook ontbreken begrip en inzicht in elkaars beweegredenen en de bereidheid om persoonlijke belangen ondergeschikt te maken aan het belang van de kinderen.
2.2.5. De bestaande verhouding tussen partijen is te zeer verstard en de weerstand bij de kinderen tegen het contact met de vrouw is te sterk om nu zonder meer over te gaan tot het vaststellen van een zorgregeling en het op die manier forceren van contact tussen de vrouw en de kinderen. Het is voorts een illusie om te menen dat het opleggen van een dwangsom ervoor zal zorgen dat een eventuele zorgregeling zal worden nagekomen.
Het afdwingen van contact door het opleggen van een zorgregeling onder de hierboven onder 2.2.4. weergegeven omstandigheden zal bij [roepnaam mj1] en [roepnaam mj2] veel spanning en onrust doen ontstaan, terwijl zij voor een zo evenwichtig mogelijke ontwikkeling juist rust en stabiliteit nodig hebben. Het opleggen van een zorgregeling moet daarom nu in strijd met de zwaarwegende belangen van [roepnaam mj1] en [roepnaam mj2] worden geacht. Hierbij mag overigens niet uit het oog worden verloren dat het niet hebben van contact met hun moeder evenmin in hun belang is.
2.2.6. Gelet op het bovenstaande zal het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van een zorgregeling worden afgewezen.
2.3. De ondertoezichtstelling
Tijdens de verdere voortgezette mondelinge behandeling op 1 maart 2012 heeft de vrouw haar (subsidiaire) verzoek om [roepnaam mj1] en [roepnaam mj2] onder toezicht te stellen ingetrokken. Dit verzoek behoeft daarmee geen nadere bespreking.
2.4. De proceskosten
De rechtbank zal de proceskosten tussen partijen compenseren.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen [minderjarige1], geboren op [geboortedatum+plaats mj1], en [minderjarige2], geboren op [geboortedatum+plaats mj2], bij de man zal zijn;
3.2. wijst de verzoeken van de vrouw om te bepalen dat bovengenoemde minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij haar zullen hebben en om een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen af;
3.3. compenseert de proceskosten zodat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.F.A.J.M Haerkens-Wouters, rechter tevens kinderrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 30 mei 2012.