RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 90908 / FA RK 11-7053 en 93982 / FA RK 11-8284
Beschikking van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2012
[verzoekster],
wonende te [adres verzoekster],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.F. Ammerlaan gevestigd te Dordrecht,
[verweerder],
wonende te [adres verweerder],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.F. van Duin gevestigd te Ridderkerk.
1. De verdere procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 24 augustus 2011 en de daarin vermelde stukken;
- de brief van de advocaat van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
18 november 2011;
- de brief van de advocaat van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
18 november 2011;
- de brief van de advocaat van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
25 april 2012;
- het F9-formulier van de advocaat van de vrouw, met bijlage, ingekomen ter griffie op 27 april 2012.
1.2. De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op de terechtzitting met gesloten deuren van 2 april 2012.
1.3. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door mr. L. van der Wijngaart, kantoorgenote van de advocaat van de vrouw;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
2. De vaststaande feiten
2.1. Bij beschikking van 24 augustus 2011 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is voorts bepaald dat de man met ingang van de dag, waarop deze beschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, de huurder zal zijn van de woonruimte aan de [woonruimte man]. Het verzoek van de vrouw omtrent het toescheiden van het huurrecht van de woning aan de [woonruimte vrouw] is afgewezen.
2.2. De echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 5 april 2012.
2.3. Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit. De vrouw had op het moment van huwelijkssluiting uitsluitend de Poolse nationaliteit. Zij heeft vijf jaar later de Nederlandse nationaliteit verkregen.
3. De verdere beoordeling
De verdeling van de gemeenschap
3.1. De vrouw heeft verzocht:
a. de verdeling van de gezamenlijke goederen van partijen vast te stellen zoals in het verzoekschrift onder punt 8. tot en met 10. is voorgesteld en daarbij te bepalen dat de man volledig draagplichtig zal zijn voor de schulden van de gemeenschap.
3.2. Zij heeft daarbij als voorwaardelijk verzoek, uitsluitend voor het geval de rechtbank het onder a. verzochte ten aanzien van de draagplicht van de schulden van de gemeenschap niet voor toewijzing vatbaar acht, verzocht te bepalen dat 50% van de waarde van de auto en de caravan, genoemd in punt 8. tot en met 10. van het verzoekschrift, wordt toegescheiden aan de vrouw.
3.3. De man heeft verzocht:
A. te bepalen dat partijen de schulden ieder voor een gelijk deel op zich zullen nemen en de bezittingen in de eerste plaats zullen aanwenden om die schulden af te lossen, met uitzondering van bezittingen waarvan een van partijen bereid is de ander daarvoor te compenseren door een groter deel van de schulden voor zijn/haar rekening te nemen.
3.4. Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
3.5. Niet is gesteld of gebleken dat partijen ten aanzien van het huwelijksvermogensregime een geldige rechtskeuze hebben gedaan.
3.6. Zij hadden ten tijde van de huwelijkssluiting dan wel kort daarna geen gemeenschappelijke nationaliteit.
3.7. De vrouw heeft zich op 4 april 1986 in Nederland gevestigd. Nu dit binnnen
6 maanden na de huwelijkssluiting is geweest, betekent dit dat partijen hun eerste huwelijksdomicilie in Nederland hadden. Nederlands recht is derhalve van toepassing op het huwelijksvermogensregime.
De peildatum
3.8. Partijen wensen voor wat betreft de peildatum voor de samenstelling en waardering van de huwelijksgoederengemeenschap aan te sluiten bij het wettelijk kader. Dit betekent dat als peildatum voor de samenstelling van de huwelijksgoederengemeenschap de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking zal gelden.
3.9. Als peildatum voor de waardering van de boedelbestanddelen van de huwelijksgemeenschap geldt het moment waarop het betreffende bestanddeel van de huwelijksgemeenschap verdeeld wordt, dit tenzij partijen een andere datum zijn overeengekomen of tenzij de redelijkheid en billijkheid tot een andere datum nopen. Gesteld noch gebleken is dat er omstandigheden zijn die moeten leiden tot het hanteren van een andere peildatum dan het moment van daadwerkelijke verdeling.
De samenstelling
3.10. Volgens partijen, dan wel een van beide partijen, behoren tot de gemeenschap:
Activa
- inboedel van de (voormalig) echtelijke woning;
- inboedel van de huurwoning te Groot-Ammers;
- auto Mecedes-Benz, type C 180 met [kenteken], bouwjaar juni 2000;
- polis levensverzekering bij RVS op naam van de man;
- tourcaravan, merk Tabbert, bouwjaar 2000;
- erfenis;
- bankrekening bij ABN AMRO bank met rekeningnummer [rekeningnummer ABN] op naam van de man en de vrouw;
- bankrekening bij ING met rekeningnummer [rekeningnummer ING] op naam van de vrouw.
Passiva
- flexibel krediet ABN AMRO bank op naam van de man;
- overige schulden: Wehkamp, Neckerman, Gold Card en Visa.
De inboedel van de (voormalig) echtelijke woning en de huurwoning te Groot-Ammers
3.11. Partijen zijn het er over eens dat de inboedel reeds verdeeld is en dat hierover geen beslissing behoeft te worden genomen.
De auto Mecedes-Benz, type C 180 met [kenteken], bouwjaar juni 2000
3.12. De man heeft deze auto in oktober 2011 verkocht voor € 8.000,-. De man heeft verklaard dat hij met een bedrag van € 3.500,- een andere auto heeft aangeschaft (Volvo S80) en dat hij het resterende bedrag heeft opgemaakt met uitgaan. De vrouw heeft ter zitting geen bezwaar geuit tegen toedeling van de Volvo S80 aan de man onder verrekening van de waarde. De man heeft stukken overgelegd in de vorm van de ANWB koerslijst waaruit een waarde (bij verkoop tussen particulieren) blijkt van € 1.000,-. De advocaat van de vrouw heeft daarop schriftelijk meegedeeld dat de vrouw kan instemmen met deze waarde. Dit betekent dat de auto aan de man zal worden toegedeeld tegen een waarde van € 1.000,- en dat de man een bedrag van € 500,- aan de vrouw dient te betalen.
De polis levensverzekering bij RVS op naam van de man
3.13. Partijen zijn het er over eens dat de waarde van deze polis, na de vrijval in september 2012, zal worden gebruikt voor de aflossing van de schulden.
De tourcaravan, merk Tabbert, bouwjaar 2000
3.14. De man heeft verklaard dat hij deze caravan anderhalf à twee jaar geleden aan een particulier heeft verkocht voor een bedrag van € 3.800,-. Dit bedrag heeft hij cash ontvangen. Volgens de man is het bedrag inmiddels opgebruikt aan “van alles en nog wat”. De vrouw heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen de waarde van de caravan. Nu echter de caravan is verkocht (ruim) voor de peildatum die gehanteerd wordt voor de omvang van de gemeenschap en de man onweersproken heeft gesteld dat de verkoopopbrengst inmiddels is verbruikt, maakt de caravan noch de verkoopopbrengst onderdeel uit van de gemeenschap. De vrouw heeft niet aangevoerd dat ten aanzien van dit bestanddeel redelijkheid en billijkheid nopen tot hantering van een andere peildatum. Het verzoek van de vrouw betreffende de caravan zal worden afgewezen.
De erfenis
3.15. Partijen gaan er vanuit dat de erfenis van de overleden moeder van de vrouw tot het persoonlijk vermogen van de vrouw behoort. Het verzoek van de man om de erfenis bij helfte te verdelen zal worden afgewezen.
De rekening bij ABN AMRO Bank met nummer [rekeningnummer ABN] en de rekening bij ING met nummer [rekeningnummer ING]
3.16. De vrouw gaat akkoord met toedeling van de gezamenlijke rekening bij ABN AMRO Bank aan de man. Voorts zijn partijen het er over eens dat ieder zijn of haar eigen rekening zal behouden en dat de saldi over en weer niet zullen worden verrekend.
Het flexibel krediet bij ABN AMRO Bank
3.17. Partijen zijn deze lening grotendeels aangegaan voor de financiering van de aanschaf van de auto en de caravan. Tussen partijen staat vast dat de man de resterende kredietruimte heeft benut voor persoonlijke uitgaven. Op grond van artikel 1:94 lid 2 BW omvat de wettelijke gemeenschap van goederen wat haar lasten betreft alle schulden van ieder der echtgenoten. Ieder van partijen draagt de helft van de schulden, tenzij anders is overeengekomen of uit de redelijkheid en billijkheid een andere verdeling voortvloeit. Op
2 april 2012 bedroeg de schuld € 20.322,-. Hetgeen de vrouw heeft aangevoerd over het benutten van de resterende kredietruimte door de man is onvoldoende om een uitzondering op de hoofdregel van artikel 1:100 BW te bewerkstelligen. Dit betekent dat ieder van partijen de helft van deze schuld dient te dragen. Ook een beroep op de redelijkheid en billijkheid om af te wijken van de te hanteren peildatum baat de vrouw niet. Op het moment van uiteengaan was het saldo beduidend hoger. Na die datum is er afgelost op de schuld.
Overige schulden
3.18. De man heeft geen stukken overgelegd van de schuld betreffende de Gold Card. De vrouw heeft het bestaan van deze schuld betwist, zodat het verzoek van de man betreffende deze schuld als onvoldoende onderbouwd zal worden afgewezen.
Betreffende de schulden aan Visa, Neckermann en Wehkamp geldt dat de vrouw onvoldoende heeft aangevoerd om een uitzondering op de hoofdregel van artikel 1:100 BW te bewerkstelligen. Dit betekent dat ieder van partijen de helft van deze schulden dient te dragen.
De partneralimentatie
3.19. De Nederlandse rechter is op grond van artikel 2 van de verordening (EG) nr. 44/2001 (EEX-verordening) bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
3.20. De rechtbank zal op het verzoek Nederlands recht toepassen, nu partijen de Nederlandse nationaliteit bezitten en de onderhoudsplichtige in Nederland zijn gewone verblijfplaats heeft (artikel 15 van het Haags Alimentatieverdrag 1973).
3.21. De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud vast te stellen van € 2.998,64 per maand.
3.22. De man heeft daartegen verweer gevoerd en verzoekt de partneralimentatie te bepalen op € 1.800,--, althans een zodanig bedrag als de rechtbank juist voorkomt en voor een periode totdat de man de pensioengerechtigde leeftijd zal hebben bereikt.
De behoefte en behoeftigheid
3.23. De vrouw berekent haar behoefte op basis van de “Hofnorm” als volgt. Het netto gezinsinkomen voor het uiteengaan van partijen bedroeg € 3.844,- per maand en de behoefte van de vrouw bedraagt daarmee € 2.306,65 en gebruteerd € 2.998,64.
3.24. De vrouw stelt dat het niet aannemelijk is dat zij op korte termijn een betaalde baan kan vinden waarmee zij in haar behoefte kan voorzien. De vrouw heeft voor het huwelijk nooit een baan gehad en tijdens het huwelijk heeft ze ook geen betaalde werkzaamheden verricht. Zij is thans 51 jaar oud en spreekt de Nederlandse taal niet vloeiend. Volgens de vrouw is mede van invloed op de hoogte van haar behoefte of zij draagplichtig is voor de huwelijkse schulden.
3.25. De man stelt dat er wel enige arbeidsbeperkingen bij de vrouw zijn, maar dat er wel werk is dat zij kan doen. Volgens de man zijn er geen problemen met de communicatie, want de vrouw is lang genoeg in Nederland om de Nederlandse taal redelijk te spreken en verstaan. Mede gezien haar leeftijd moet de vrouw in staat worden geacht in haar eigen levensonderhoud te voorzien.
3.26. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de zogenaamde “Hofnorm” om de behoefte van de vrouw te berekenen. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat het netto gezinsinkomen bij het feitelijk uiteengaan van partijen in augustus 2010 € 3.844,- bedroeg. Dit betekent dat de netto behoefte van de vrouw op € 2.306,65 gesteld wordt en gebruteerd op € 2.998,64.
3.27. Partijen zijn inmiddels feitelijk al bijna twee jaar uit elkaar. Er zijn geen stukken overgelegd dat de vrouw in deze periode pogingen heeft ondernomen om zelf inkomen te verwerven. Gezien haar leeftijd en het feit dat zij niet de zorg heeft voor minderjarige kinderen moet zij in staat worden geacht om in ieder geval voor een deel in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De beheersing van de Nederlandse taal mag daarin geen rol spelen, nu de vrouw reeds in 1986 naar Nederland is gekomen. Verwacht mag worden dat zij in de tijd zich de Nederlandse taal zo eigen heeft gemaakt dat zij kan functioneren in een betaalde baan. De vrouw heeft in Nederland geen opleiding gevolgd en zij heeft geen recente werkervaring. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de voorgaande omstandigheden van de vrouw verwacht mag worden dat zij met een bedrag van € 1.000,- netto kan bijdragen in haar levensonderhoud. Gezien het feit dat partijen al langere tijd uit elkaar zijn, wordt het redelijk geacht met ingang van juni 2012 met deze verdiencapaciteit rekening te houden.
3.28. Op 16 juni 2012 wordt de man 65 jaar. De vrouw verkrijgt dan, door verevening van de pensioenrechten van de man, een bedrag van € 300,- netto per maand. Ook het inkomen van de man zal dan wijzigen. Er zal daarom bij de bepaling van de behoeftigheid van de vrouw twee periodes worden onderscheiden: de periode vanaf de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand tot 16 juni 2012 (periode I) en de periode daarna (periode II).
3.29. Uit het voorgaande volgt dat vanaf de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking tot 16 juni 2012 de vrouw een behoefte heeft van
€ 2.306,65 netto (gebruteerd € 2.998,64) per maand en dat met ingang van 16 juni 2012 de aanvullende behoefte van de vrouw op € 1.000,- ( € 2.306,65 -/- € 1.000,- -/- € 300,-) netto per maand zal worden gesteld. Hieronder zal bezien worden met welk bedrag de man in staat is bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
De financiële omstandigheden van de man
3.30. De rechtbank zal de bedragen afronden op hele euro's.
3.31. In periode I bestaat het inkomen uit:
- een inkomen uit arbeid volgens de jaaropgaaf van Wemmers Tanktransport B.V. van
€ 45.780,- bruto;
- een inkomen uit prépensioen volgens de jaaropgaaf van Pensioenfonds Vervoer van
€ 38.775,- bruto.
3.32. De man heeft de mogelijkheid om door te werken na zijn 65e jaar waardoor de schulden kunnen worden afgelost. Een voorwaarde van de man is dat de vrouw dan wel akkoord moet gaan met minder alimentatie. Ter zitting hebben partijen hierover geen overeenstemming bereikt. De rechtbank zal uitgaan van de situatie dat de man met pensioen gaat en niet doorwerkt. Mocht blijken dat de man toch heeft doorgewerkt, dan staat het de vrouw vrij een verzoek tot wijziging van de partneralimentatie in te dienen.
3.33. In periode II wordt rekening gehouden met de volgende inkomsten:
- AOW-uitkering van € 1.079,- bruto per maand;
- pensioenuitkering van € 300,- netto per maand.
3.34. De inkomensafhankelijke bijdrage ZVW bedraagt in periode I € 3.555,- per jaar en in periode II € 924,-.
3.35. De rechtbank houdt rekening met de navolgende fiscale aspecten:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting (alleen periode I);
- de doorwerkbonus (alleen periode I).
3.36. Uit het voorgaande volgt dat in periode I het besteedbaar inkomen, na aftrek van de ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage ZVW, € 51.935,- per jaar bedraagt, zijnde
€ 4.327,- per maand.
3.37. Uit het voorgaande volgt dat in periode II het besteedbaar inkomen, na aftrek van de ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage ZVW, € 15.994,- per jaar bedraagt, zijnde
€ 1.333,- per maand.
De draagkrachtruimte van de man
3.38. De rechtbank brengt ter vaststelling van de draagkrachtruimte van de man de navolgende maandelijkse lasten op zijn besteedbaar inkomen in mindering:
- het op de Wet Werk en Bijstand gebaseerde normbedrag, inclusief vakantiegeld, voor een alleenstaande van € 935,-;
- kale huur € 444,-;
- op de woonlasten wordt de in de bijstandsnorm begrepen gemiddelde basishuur in mindering gebracht;
- ziektekosten, bestaande uit premie zorgverzekering van € 134,- verminderd met het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW van € 49,-;
- premie RVS € 91,-;
- aflossing schulden van in totaal € 846,-:
* Visa € 181,-;
* Neckermann € 33,-;
* Wehkamp € 42,-;
* flexibel krediet € 590,-.
3.39. Er zal geen rekening gehouden worden met de door de man opgevoerde – en door de vrouw betwiste - aflossing op de Gold Card van € 110,- per maand, nu de man geen stukken heeft overgelegd van deze schuld, noch van de aflossing op deze schuld.
3.40. Met het verplicht eigen risico zal geen rekening worden gehouden, omdat gesteld noch gebleken is dat de man dit bedrag geheel verbruikt.
3.41. In het algemeen worden advocaatkosten niet beschouwd als een noodzakelijke last die voorrang heeft boven de onderhoudsverplichting. Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die dit anders maken, zodat geen rekening gehouden zal worden met de advocaatkosten.
Periode I
3.42. Het draagkrachtloos inkomen van de man bedraagt in totaal € 2.188,- zodat een draagkrachtruimte van € 2.139,- resteert. Daarvan is 60% beschikbaar voor partneralimentatie, zijnde een bedrag van € 1.283,- netto. Rekening houdende met het fiscale voordeel dat de man geniet in verband met het betalen van een onderhoudsbijdrage aan de vrouw wordt de man in staat geacht om een partneralimentatie te voldoen van € 2.613,- per maand. De partneralimentatie zal op dit bedrag worden vastgesteld.
Periode II
3.43. Het draagkrachtloos inkomen van de man bedraagt in totaal € 2.188,- zodat de man geen ruimte heeft om aan de vrouw een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud te betalen.
3.44. Op deze alimentatie is de wettelijke indexering van toepassing.
Pensioenverevening
3.45. De vrouw wenst dat pensioenverevening plaatsvindt van de tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten. De vrouw verzoekt dan ook te bepalen dat pensioenverevening plaatsvindt krachtens de wet. De man gaat hiermee akkoord. Het verzoek van de vrouw zal als na te melden worden toegewezen.
De proceskosten
3.46. De rechtbank zal de proceskosten tussen partijen (ex-echtelieden) compenseren.
De rechtbank:
bepaalt dat de man met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot 16 juni 2012, ten behoeve van de vrouw een alimentatie zal betalen van € 2.615,- (tweeduizend zeshonderd vijftien euro) per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt de door de man te betalen alimentatie ten behoeve van de vrouw met ingang van 16 juni 2012 op € 0,00;
stelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vast, respectievelijk gelast de volgende wijze van verdeling:
- deelt de Volvo S80 aan de man toe;
- bepaalt dat de man uit hoofde van overbedeling een bedrag van € 500,- aan de vrouw dient te betalen;
- gelast partijen de opbrengst van de polis van de levensverzekering bij RVS op naam van de man na de vrijval in september 2012 te gebruiken voor de aflossing van de schulden;
- deelt de rekening bij ABN AMRO Bank met nummer [rekeningnummer ABN] aan de man toe en de rekening bij ING met nummer [rekeningnummer ING] aan de vrouw, zonder verdere verrekening;
- bepaalt dat partijen ieder de helft van het saldo van het flexibel krediet bij ABN AMRO Bank voor hun rekening zullen nemen;
- bepaalt dat partijen ieder de helft van de schulden bij Visa, Neckermann en Wehkamp voor hun rekening zullen nemen;
verstaat dat partijen de opgebouwde pensioenrechten zullen verevenen conform de standaardregeling van de Wet Verevening Pensioenrechten;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten zodat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2012.