ECLI:NL:RBDOR:2012:BW6191

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
9 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
95257 / FA RK 11-8847
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie na wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 9 mei 2012 een beschikking gegeven inzake de wijziging van kinderalimentatie. De man, die in 1996 met de vrouw is gehuwd, heeft in 2008 een echtscheiding aangevraagd, waarna de rechtbank in Turkije op 25 november 2008 de echtscheiding heeft uitgesproken. Bij beschikking van 14 april 2010 werd de man verplicht om € 265,-- per kind per maand te betalen aan kinderalimentatie. De man heeft echter een tweede baan aangenomen om aan deze verplichting te voldoen, maar heeft deze inmiddels moeten opgeven vanwege lichamelijke klachten en de onmogelijkheid om dit te combineren met zijn gezinssituatie.

De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de wijziging van de alimentatie, stellende dat er geen wijziging van omstandigheden is die een aanpassing rechtvaardigt. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er wel degelijk sprake is van een wijziging van omstandigheden, met name door de gezinssituatie van de man, die recent vader is geworden van een dochter. De rechtbank heeft de draagkracht van de man opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat zijn netto besteedbaar inkomen € 19.346,-- per jaar bedraagt, wat neerkomt op € 1.612,-- per maand.

De rechtbank heeft de alimentatieverplichting van de man met ingang van 9 mei 2012 gewijzigd naar € 162,-- per kind per maand, rekening houdend met de wettelijke indexering. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de man en de vrouw aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 95257 / FA RK 11-8847
beschikking van de enkelvoudige kamer van 9 mei 2012
in de zaak van
[man]
wonende te [adres]
verzoeker,
advocaat mr. B. Anik te Bussum,
tegen
[vrouw],
wonende te [adres]
verweerster,
advocaat mr. M. Oparyk te Leerdam.
Partijen worden hieronder aangeduid als de man respectievelijk de vrouw.
1. Het procesverloop
1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- het verzoekschrift van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 27 oktober 2011;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man, ingekomen ter griffie op 10 november 2011;
- het verweerschrift van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 07 december 2011;
- het faxbericht van de advocaat van de vrouw, ingekomen ter griffie op 17 februari 2012;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw, ingekomen ter griffie op 21 februari 2012;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw, ingekomen ter griffie op 21 februari 2012;
- het faxbericht van de advocaat van de man, ingekomen ter griffie op 2 maart 2012;
- de pleitnota van de advocaat van de vrouw, overgelegd tijdens de mondelinge behandeling;
- financiële bescheiden van de man, overgelegd door de man tijdens de mondelinge behandeling.
1.2. De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op de terechtzitting met gesloten deuren van 2 maart 2012.
1.3. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
1.4. Tevens is mevrouw B. Epozdemir, beëdigd tolk in de Turkse taal, verschenen.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1. Partijen zijn op 31 juli 1996 te Aksaray Merkez te Turkije met elkaar gehuwd.
2.2. Uit hun huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarigen:
- [kind]
- [kind]
De kinderen verblijven bij de vrouw.
2.3. De rechtbank te Aksaray (Turkije) heeft op 25 november 2008 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.4. Bij beschikking van deze rechtbank van 14 april 2010 is aan de man, met ingang van 1 november 2009, een alimentatieverplichting opgelegd ten behoeve van voornoemde minderjarigen van € 265,-- per kind per maand.
3. Het verzoek en het verweer
Het verzoek
3.1. De man verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van deze rechtbank van 14 april 2010 in zoverre te wijzigen, dat de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen op € 30,-- per kind per maand wordt gesteld, met ingang van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum.
3.2. De man is inmiddels hertrouwd. Zijn huidige partner heeft geen inkomen en is momenteel in verwachting van hun eerste kindje. Tevens is het inkomen van de man sinds de afgifte van de beschikking aanzienlijk verminderd. Bij het vaststellen van de kinderalimentatie is door de rechtbank rekening gehouden met overwerk. Daar is al geruime tijd geen sprake meer van. De draagkracht van de man is door deze omstandigheden aanzienlijk verminderd. De man heeft als gevolg hiervan een betalingsachterstand van
€ 4.196,98 terzake kinderalimentatie.
3.3. De man heeft om te kunnen voldoen aan de opgelegde kinderalimentatie een tweede baan aangenomen bij een shoarmazaak. De draagkracht van de man was desondanks ontoereikend voor de opgelegde kinderalimentatie. De man heeft zijn tweede baan inmiddels moeten opgeven, aangezien dit lichamelijk te zwaar bleek en niet te combineren was met zijn huidige gezinssamenstelling en werk.
Het verweer
3.4. De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man en verzoekt de man
niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel het verzoek van de man af te wijzen.
3.5. De vrouw voert aan dat er thans geen sprake is van een (dusdanige) wijziging van omstandigheden waardoor de vastgestelde kinderalimentatie niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. Het huwelijk van de man is geen omstandigheid die tot wijziging van kinderalimentatie kan leiden. Het vooruitzicht dat er bij de man een kind wordt geboren vormt evenmin een reden om de beslissing van 14 april 2010 te herzien.
3.6. Voorts ontkent de vrouw dat de man geen draagkracht heeft om de door rechtbank vastgestelde kinderalimentatie te voldoen.
4. De beoordeling
Wijziging van omstandigheden
4.1. Ingevolge artikel 1:401 lid 1 BW kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
4.2. Uit de overgelegde bescheiden en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken, dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden sinds de beschikking van deze rechtbank van 14 april 2010, in die zin dat in ieder geval de gezinssituatie van de man is gewijzigd. De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij op 30 november 2011 vader is geworden van een dochter. De man is ontvankelijk in zijn verzoek. De alimentatie zal opnieuw dienen te worden bepaald aan de hand van de behoefte en de draagkracht.
De behoefte van de minderjarigen
4.3. De behoefte van de minderjarige kinderen aan alimentatie is niet betwist en staat derhalve tussen partijen vast. Bij beschikking van 14 april 2010 is de behoefte van de minderjarige kinderen vastgesteld op € 270,-- per kind per maand. Rekening houdende met de wettelijke indexering bedraagt de behoefte van de minderjarige kinderen in 2012 € 276,-- per kind per maand.
De financiële omstandigheden van de man
4.4. De rechtbank gaat bij de berekening van het netto besteedbaar inkomen van de man uit van de volgende van belang zijnde financiële gegevens. De rechtbank zal de bedragen afronden op hele euro’s en de tarieven van de eerste helft van 2012 hanteren.
4.5. Het inkomen van de man is in geschil. De man stelt dat er voor het berekenen van zijn draagkracht uitgegaan dient te worden van een inkomen van € 23.676,-- per jaar. De man is sedert 8 november 2001 werkzaam bij [bedrijf] Sinds de afgifte van de beschikking is het inkomen van de man aanzienlijk verminderd, omdat er destijds rekening is gehouden met overwerk. Van overwerk is echter al geruime tijd geen sprake meer, althans het wordt niet uitbetaald. De man krijgt er nu vrije dagen voor terug. Voorts heeft de man zijn werkzaamheden bij [bedrijf] gestaakt, omdat dit lichamelijk te zwaar bleek.
De vrouw betwist de stellingen van de man. Sinds 2001 heeft de man altijd overwerk gehad. Zij vindt het niet aannemelijk dat er thans geen overwerk zou zijn, althans dat de man hier vrije dagen voor terug krijgt. De man heeft hier ook geen bewijsstukken van in het geding gebracht. Daarnaast dient er rekening te worden gehouden met het inkomen van de man uit zijn tweede baan bij [bedrijf]. De vrouw betwist dat de man hier zijn werkzaamheden heeft gestaakt. Het betreft een familielid van de man die een shoarmazaak op de bazaar in Beverwijk heeft en waar door de man nog steeds wordt gewerkt.
4.6. De man heeft zijn stelling inzake het overwerk, in het licht van de gemotiveerde
betwisting van de vrouw, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat voor de vaststelling van het inkomen van de man mitsdien uit van de jaaropgave van 2011, in welke opgave rekening is gehouden met uitbetaald overwerk van de man. Het bruto arbeidsinkomen van de man wordt derhalve gesteld op een bruto arbeidsinkomen uit dienstbetrekking van
€ 27.578,-- per jaar. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de vrouw dat er rekening dient te worden gehouden met het inkomen van de man uit zijn tweede baan bij [bedrijf]. Gezien de gemotiveerde betwisting door de man, had het op de weg van de vrouw gelegen om haar stelling aannemelijk te maken. De vrouw heeft dit nagelaten. Onvoldoende is komen vast te staan dat de man inkomen heeft uit een tweede baan bij [bedrijf].
4.7. De rechtbank houdt rekening met de door de werkgever ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage ZVW van in totaal € 1.984,-- per jaar.
4.8. Voor de berekening van het besteedbaar inkomen van de man houdt de rechtbank rekening met de heffingskortingen (te weten de algemene heffingskorting en de arbeidskorting) en de inkomensheffing in box 1.
4.9. Met inachtneming van het voorgaande kan het netto besteedbaar inkomen van de man worden vastgesteld op € 21.330,-- per jaar. Hierop wordt de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW van € 1.984,-- per jaar in mindering gebracht, zodat het netto besteedbaar inkomen van de man € 19.346,-- bedraagt, ofwel € 1.612,-- per maand.
De draagkrachtruimte van de man
4.10. Ter bepaling van het draagkrachtloos inkomen van de man, worden de navolgende maandelijkse lasten in aanmerkingen genomen:
- de bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld, voor een alleenstaande van € 935,--;
- de woonlasten, die op nihil worden gesteld. De kale huur bedraagt € 318,--. De vrouw stelt dat de man samenwoont met zijn nieuwe partner, waardoor hij zijn woonlasten kan delen. De man erkent dat hij een nieuwe partner heeft, maar zij is niet in staat in haar eigen levensonderhoud te voorzien, omdat zij de Nederlandse taal niet machtig is. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat de nieuwe partner van de man geen werkzaamheden kan verrichten, enkel door de, betwiste, taalbarrière. De vrouw wordt in redelijkheid in staat geacht 33% van de woonlasten voor haar rekening te nemen, oftewel € 105,-- per maand. Het aandeel van de man in de kale huur bedraagt derhalve € 213,--. Hierop dient in mindering te worden gebracht de gemiddelde basishuur van € 213,-- per maand. De man heeft onbetwist gesteld geen recht te hebben op huurtoeslag;
- de ziektekosten van € 79,--. De totale premie ZVW (inclusief aanvullende verzekeringen) bedraagt € 146,-- per maand te verminderen met het in de bijstandsnorm begrepen nominale deel premie ZVW van € 49,-- per maand en de zorgtoeslag van
€ 18,-- per maand;
- de omgangskosten van € 58,--. De rechtbank gaat voor de vaststelling van de omgangskosten uit van de voorlopige zorg- en contactregeling, zoals ter zitting door partijen is verklaard, waarbij de minderjarigen eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdagavond tot zondagavond bij de man verblijven. Voorts acht de rechtbank het redelijk om rekening te houden met een regeling in de zomervakantie, waarbij de minderjarigen drie weken bij de man zullen verblijven. Derhalve zullen de omgangskosten bepaald worden op € 58,-- per maand.
4.11. De man voert een bedrag van € 350,-- per maand op terzake aflossing schulden.
Volgens vaste jurisprudentie wordt in beginsel rekening gehouden met alle schulden die van invloed zijn op de draagkracht van de alimentatieplichtige, ongeacht of die schulden zijn aangegaan voor of na het tijdstip waarop de onderhoudsplicht is komen vast te staan, echter met dien verstande dat op gemotiveerd aangegeven gronden aan bepaalde schulden geen of minder gewicht toegekend kan worden, omdat het aangaan van deze schulden onnodig was dan wel anderszins onredelijk is jegens de alimentatiegerechtigden.
De man stelt dat hij net na de scheiding geen geld had en hij daarom geld moest lenen bij vrienden. De vrouw voert aan dat er geen rekening dient te worden gehouden met de door de man opgevoerde schulden. De vrouw ontkent de door de man gestelde schulden(aflossing). Al zou de man de door hem gestelde bedragen hebben geleend - hetgeen door de vrouw wordt ontkend - dan verdient de door de man gestelde schuldaflossing geen voorrang boven de onderhoudsverplichting van de man.
De rechtbank zal geen rekening houden met deze last, aangezien de man onvoldoende heeft onderbouwd dat hij genoodzaakt was om geld te lenen bij vrienden. Daarbij dateren de schulden uit 2010 en 2011, terwijl partijen op 25 november 2008 zijn gescheiden.
Het aangaan van deze schuld wordt hierdoor onnodig dan wel anderszins onredelijk jegens de alimentatiegerechtigden geacht. De man dient het aflossingsbedrag uit zijn vrije ruimte te voldoen.
Conclusie over de draagkracht van de man
4.12. Gelet op het voorgaande bedraagt het draagkrachtloos inkomen van de man
€ 1.072,--. Hij heeft een draagkrachtruimte van € 540,--, waarvan € 378,-- (70%) beschikbaar is voor kinderalimentatie. Rekening houdend met het fiscaal voordeel dat de man ontvangt bij betaling van de kinderalimentatie voor [kinderen] heeft hij in totaal voor kinderalimentatie € 485,-- beschikbaar. Het beschikbare bedrag wordt verdeeld over drie minderjarigen, nu de man een onderhoudsverplichting heeft ten aanzien van zijn drie kinderen. De man moet mitsdien in staat worden geacht om, inclusief het fiscaal voordeel, een bedrag van € 162,-- per kind per maand te voldoen.
4.13. Op deze alimentatie is van rechtswege de wettelijke indexering van toepassing.
De ingangsdatum
4.14. Nu geen van de partijen een specifieke ingangsdatum heeft verzocht, zal de rechtbank de ingangsdatum in redelijkheid bepalen op de datum van deze beschikking, zijnde 9 mei 2012.
De proceskosten
4.15. De rechtbank zal de proceskosten tussen partijen (ex-echtelieden) compenseren.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. wijzigt de bij beschikking van deze rechtbank van 14 april 2010 aan de man ten behoeve van de minderjarigen [kinderen] opgelegde alimentatieverplichting;
5.2. bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, de door de man aan de vrouw te betalen alimentatie ten behoeve van die minderjarigen met ingang van 9 mei 2012 op € 162,-- (éénhonderd tweeënzestig) per kind per maand;
5.3. compenseert de proceskosten zodat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt;
5.4. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters, rechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 9 mei 2012