vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 82232 / HA ZA 09-2554
Vonnis van 5 januari 2011
[Eiser]
wonende te Wijk bij Duurstede,
eiser,
advocaat mr. M. Egbers,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OTC PHARMA INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
gedaagde,
advocaat mr. E.J.L. Mulderink.
Partijen zullen hierna [eiser] respectievelijk OTC Pharma genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 juli 2009;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 2 december 2009;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 november 2010;
- de overgelegde producties.
2. De feiten
2.1. [eiser] is op 1 mei 1998 in dienst getreden bij OTC Pharma B.V. als internationaal directeur verkoop en marketing. De statutaire naam van OTC Pharma B.V. is op 25 april 2000 gewijzigd in OTC Pharma Nederland B.V. Alle aandelen van deze vennootschap werden gehouden door OTC Pharma Holding B.V. Daarnaast hield deze holding alle aandelen in OTC Pharma Services B.V. en OTC Pharma International B.V. In december 2004 heeft een fusie plaatsgevonden als gevolg waarvan OTC Pharma niet langer bestond en de statutaire naam van de holding is gewijzigd in OTC Pharma International B.V.
2.2. Bij beschikking van 10 december 2001 heeft de kantonrechter te Tiel de arbeidsovereenkomst op verzoek van OTC Pharma met ingang van 31 december 2001 ontbonden.
2.3. Na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft [eiser] aanvankelijk geen WW-uitkering ontvangen en is hij enige tijd werkzoekend geweest. [eiser] is in financiële problemen geraakt en is er een achterstand ontstaan in de betaling van de maandelijkse hypotheeklasten.
2.4. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 22 maart 2002 is OTC Pharma veroordeeld tot betaling van (onder meer) achterstallig salaris aan [eiser]. OTC Pharma heeft bij exploot van 27 maart 2002 beslag laten leggen onder zichzelf.
2.5. OTC Pharma heeft [eiser] bij dagvaarding van 28 januari 2002 in een procedure betrokken waarin OTC Pharma vorderde dat [eiser] op grond van schending van het concurrentie- en geheimhoudingsbeding zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 844.955,59, te vermeerderen met wettelijke rente. [eiser] heeft een reconventionele vordering ingesteld. Voorafgaand aan deze procedure heeft OTC Pharma beslag laten leggen op de toenmalige woning van [eiser] aan de [adres] te [woonplaats]. De vordering van OTC Pharma is in het kader van het beslag begroot op € 1.000.000,-.
2.6. Bij vonnis van 8 juni 2005 van de kantonrechter te Tiel is [eiser] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 40.840,22, verminderd met het netto-equivalent van € 22.193,36 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente en verminderd met € 7.169,72, vermeerderd met de wettelijke rente. De reconventionele vordering van [eiser] is afgewezen.
2.7. OTC Pharma is in hoger beroep gegaan van de uitspraak van de kantonrechter van 8 juni 2005, bij het hof te Arnhem.
2.8. Bij tussenarrest van 23 oktober 2007 heeft het hof overwogen dat indien vast komt te staan dat er een fusie heeft plaatsgevonden waarbij de holding het vermogen van haar dochtervennootschappen onder algemene titel heeft verkregen, OTC Pharma B.V. eind 2004 heeft opgehouden te bestaan, zodat in beginsel hoger beroep had moeten worden ingesteld door OTC Pharma International B.V. Voorts heeft het hof in dit arrest bepaald dat er aanwijzingen bestonden dat [eiser] ten tijde van het instellen van de procedure in eerste aanleg niet langer bij OTC Pharma B.V. in dienst was. Partijen zijn voorts in de gelegenheid gesteld zich hierover nader uit te laten.
2.9. In zijn (eind)arrest van 17 juni 2008 heeft het Hof geoordeeld dat vast is komen te staan dat OTC Pharma B.V. ten tijde van het instellen van de procedure in eerste aanleg niet meer de werkgeefster van [eiser] was en is OTC Pharma B.V. alsnog niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen in eerste aanleg.
2.10. In april 2005 heeft zijn toenmalige werkgever, Woonzorg Centrale B.V. (hierna: Woonzorg), [eiser] een lening verstrekt van € 90.000,- tegen een rente van 3,8%. Op 21 december 2005 is ter zake deze lening een schuldbekentenis vastgelegd in een notariële akte.
2.11. Begin 2007 heeft Woonzorg haar vordering tot aflossing van de lening uit handen gegeven aan een gerechtsdeurwaarder die executoriaal beslag heeft gelegd op de toenmalige woning van [eiser] te [woonplaats]. Enige tijd later gaf Woonzorg aan tot de openbare verkoop
van het woonhuis te willen overgaan. De executoriale verkoop is later overgenomen door Solveon namens hypotheekhouder ABN AMRO.
2.12. Behalve OTC Pharma en Woonzorg hebben nog twee partijen beslag gelegd op de woning, te weten In Charge B.V. en CMV Bank B.V.
2.13. Via zijn tussenpersoon Amstelgeld heeft [eiser] begin augustus 2007 de Sparck bank bereid gevonden tot herfinanciering van het woonhuis te [woonplaats]. Het ging hierbij om een nieuwe hypotheek voor een bedrag van in totaal € 568.550,-, waarbij onder meer een bedrag van € 90.000,- zou vrijkomen ter aflossing van de lening van Woonzorg.
2.14. OTC Pharma heeft [eiser] laten weten bereid te zijn het beslag op te heffen in ruil voor de vestiging van een tweede hypotheek voor een bedrag van € 100.000,-.
2.15. Sparck bank is uiteindelijk niet overgegaan tot het verstrekken van de hypothecaire lening. Hierna is tussen OTC Pharma en [eiser] geen contact meer geweest over een mogelijke herfinanciering.
2.16. Medio maart 2008 heeft notaris Van den Berg te Buren van Solveon opdracht gekregen om over te gaan tot openbare verkoop van de woning van [eiser]. Bij faxbericht van 27 juni 2008 heeft OTC Pharma de behandelende deurwaarder opdracht gegeven het door OTC Pharma gelegde beslag op de woning van [eiser] zo spoedig mogelijk op te heffen. In dit bericht is vermeld dat opheffing plaats diende te vinden voor 2 juli (2008) in verband met een op dat moment geplande executoriale openbare verkoop.
2.17. Op 3 juli 2008 is de woning van [eiser] in opdracht van Solveon bij openbare verkoop verkocht aan Woonzorg voor een bedrag van € 450.010,-. Op 1 juni 2007 was de onderhandse verkoop¬waarde van de woning getaxeerd op € 680.000,- en de executiewaarde op € 605.000,-. De WOZ-waarde van de woning bedroeg € 649.850,-
2.18. Op 14 juli 2008 is het beslag op de woning doorgehaald.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - veroordeling van OTC Pharma tot betaling van:
- € 229.990,- aan hoofdsom, vermeerderd met rente;
- € 4.000,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2. [eiser] baseert zijn vordering op onrechtmatig handelen door OTC Pharma, bestaande uit het ten onrechte beslag te leggen op de woning van [eiser] en dit beslag te handhaven. Hierdoor stelt [eiser] schade te hebben geleden.
3.3. OTC Pharma betwist dat het door haar gelegde beslag op de voormalige woning van [eiser] als onrechtmatig moet worden bestempeld en/of dat het beslag ten onrechte zou zijn gelegd, omdat de vordering waarvoor beslag is gelegd niet als geheel ongegrond moet worden bestempeld. De reden dat deze vordering in hoger beroep niet is toegewezen is enkel gelegen in het feit dat per abuis appel is ingesteld door OTC Pharma, terwijl de statu¬taire naam inmiddels was gewijzigd en er een fusie had plaatsgevonden. De aansprakelijkheid van OTC Pharma dient te worden beoordeeld aan de hand van de criteria voor misbruik van recht (NJ 2003, 440, NJ 2004, 150).
3.4. OTC Pharma betwist voorts dat er sprake is van een causaal verband tussen het door het door haar gelegde beslag en de openbare verkoop van de woning. Bovendient stelt OTC Pharma dat [eiser] heeft verzuimd afdoende schadebeperkende maatregelen te nemen teneinde de openbare verkoop te voorkomen, althans uit te stellen, althans een eerdere opheffing van het beslag te realiseren. OTC Pharma voert aan dat zij direct actie heeft ondernomen toen om opheffing van het beslag werd gevraagd.
3.5. Tot slot betwist OTC Pharma de hoogte van de door [eiser] gestelde schade alsmede de buitengerechtelijke kosten.
4. De beoordeling
Aansprakelijkheid
4.1. Voorop gesteld moet worden dat naar vaste jurisprudentie degene die een beslag legt, handelt op eigen risico en, bijzondere omstandigheden daargelaten, de door het beslag geleden schade dient te vergoeden, indien het beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd. Dit geldt ook in het geval dat hij op verdedigbare gronden van zijn vorderingsrecht overtuigd is en niet lichtvaardig heeft gehandeld. Of het beslag ten onrechte is gelegd, dient te worden beoordeeld naar het moment waarop een eindoordeel is gegeven ten aanzien van de vordering waarop het beslag is gegrond.
4.2. Het hof heeft OTC Pharma in zijn arrest van 17 juni 2008 niet-ontvankelijk ver¬klaard in haar vorderingen. Hieruit vloeit voort dat het door OTC Pharma gelegde beslag op de woning van [eiser] zonder rechtsgrond en daarmee ten onrechte is gelegd. Het feit dat OTC Pharma door het hof niet-ontvankelijk is verklaard op de grond dat het hoger beroep is ingesteld door een niet meer bestaande rechtspersoon en dat de vorderingen niet op inhoude¬lijke gronden zijn afgewezen, doet hier niet aan af. Nu ook geen gedeelte van de vordering waarvoor beslag is gelegd, is toegewezen, is voor een beoordeling aan de hand van de criteria die gelden voor misbruik van recht, zoals OTC Pharma heeft betoogd, geen plaats.
4.3. OTC Pharma is derhalve aansprakelijk voor de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van dit onrechtmatige beslag. OTC Pharma heeft nog als bijzondere om¬standigheid aangevoerd dat [eiser] in de bodemprocedure heeft erkend concur¬rerende activiteiten te hebben verricht. OTC Pharma heeft deze stelling echter niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Geoordeeld wordt dan ook dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan OTC Pharma niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van het onrechtmatige beslag.
Causaal verband
4.4. OTC Pharma heeft betwist dat er sprake is van causaal (condicio sine qua non-) verband tussen het door haar gelegde beslag en de uiteindelijke openbare verkoop van de woning, aangezien er meerdere beslagen op de woning zijn gelegd en de openbare verkoop niet door haar is geïnitieerd, maar door Woonzorg.
4.5. [eiser] baseert zijn vordering tot schadevergoeding op de stelling dat Sparck bank door het beslag van OTC Pharma uit¬eindelijk niet bereid bleek te zijn een hypothecaire lening te verstrekken waarmee [eiser] onder andere zijn schuld aan Woonzorg had kunnen aflossen. Dit wordt door OTC Pharma gemotiveerd betwist, met verwijzing naar de behandelend medewerker van Solveon, Seinhorst. Seinhorst zou hebben medegedeeld dat het beslag van OTC Pharma geen rol heeft gespeeld bij het doorzetten van de openbare verkoop, maar dat de redenen voor deze openbare verkoop waren gelegen in het feit dat er meerdere beslagen waren gelegd en dat [eiser] niet aan zijn lopende verplichtingen voldeed.
4.6. Nu OTC Pharma het bestaan van een causaal verband tussen het door haar gelegde beslag en de schade die [eiser] stelt te hebben geleden, gemotiveerd heeft betwist, ligt het op de weg van [eiser] dit verband te bewijzen. [eiser] heeft bewijs aangeboden en zal tot bewijslevering worden toegelaten.
Omvang schade
4.7. Voor het geval [eiser] slaagt in het leveren van het hem op te dragen bewijs, komt op grond van artikel 6:98 BW die schade voor vergoeding in aanmerking die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van OTC Pharma berust, dat zij haar, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.
4.8. [eiser] heeft gesteld dat zijn schade bestaat uit het verschil tussen de verkoop¬prijs van € 450.010,- en de taxatiewaarde van € 680.000,-. OTC Pharma heeft hiertegen aan¬gevoerd dat de schade van [eiser] hooguit kan bestaan uit het verschil tussen een op de WOZ-waarde gebaseerde onderhandse verkoopwaarde van globaal € 650.000,- en een executie¬waarde van globaal € 605.000,-. Wat betreft de taxatiewaarde heeft OTC Pharma aan¬gevoerd dat het taxatierapport stamt uit juni 2007, juist voor de algemene daling van de woningprijzen.
4.9. Met OTC Pharma is de rechtbank van oordeel dat het taxatierapport uit 2007, gelet op de ontwikkelingen in de huizenmarkt die omstreeks die periode zijn begonnen, niet zonder meer als uitgangspunt kan dienen voor de vaststelling van de schade van [eiser]. Indien en voor zover OTC Pharma aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van de verkoop van zijn woning, dient [eiser] zijn schade nader te onderbouwen. Als uitgangspunt voor de vaststelling van de schade wordt vooralsnog geoordeeld dat dient te gelden de onderhandse verkoopwaarde van de woning ten tijde van de openbare verkoop ten opzichte van de uiteindelijke verkoopprijs. Uit proceseconomisch oogpunt zal [eiser] reeds nu in de gelegenheid worden gesteld zijn schade nader te onderbouwen.
4.10. Hetgeen OTC Pharma heeft aangevoerd omtrent de schadebeperkingsplicht van [eiser] kan niet leiden tot afwijzing of beperking van de schadevergoedingsplicht van OTC Pharma. [eiser] heeft voldoende onderbouwd dat hij alles in het werk heeft gesteld om de openbare verkoop van zijn woning te voorkomen en heeft derhalve aan zijn schadebeperkingsplicht voldaan.
4.11. OTC Pharma heeft voorts met het faxbericht van 27 juni 2008 aan de deurwaarder weliswaar aangetoond dat zij voor de openbare verkoop opdracht heeft gegeven om voor 2 juli 2008 tot doorhaling van het beslag over te gaan, feit is dat de deurwaarder hieraan blijkbaar pas gevolg heeft gegeven, nadat de verkoop reeds had plaatsgevonden. Dit (te late) handelen van de deurwaarder kan niet aan [eiser] worden tegengeworpen en dient voor rekening van OTC Pharma te komen.
5. De beslissing
De rechtbank
draagt [eiser] op te bewijzen, desgewenst door middel van getuigen, dat de openbare verkoop van zijn toenmalige woning op 3 juli 2008 in opdracht van Solveon heeft plaatsgevonden vanwege het op de woning rustende beslag van OTC Pharma;
draagt [eiser] op de hoogte van de door hem gevorderde schade nader te onderbouwen;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 2 februari 2011 om [eiser] in de gelegenheid te stellen alsdan:
bij akte bewijsstukken over te leggen
en/of
de namen en woonplaatsen van de voor te brengen getuigen op te geven en de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen en hun raadslieden in de daaropvolgende vier maanden mede te delen;
bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden voor mr. P.W. van Baal, die daartoe zal overgaan op een nader te bepalen datum en tijdstip in het gebouw van de rechtbank aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Baal en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2011.?