ECLI:NL:RBDOR:2010:BO8112

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
86376 - HA ZA 10-2300
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertegenwoordigersbevoegdheid en schijn van vertegenwoordigersbevoegdheid in interregionale privaatrechtelijke geschillen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht werd behandeld, vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Van der Padt & Partners B.V. (hierna: Van der Padt) betaling van een factuur door N.V. de Watertoren (hierna: de Watertoren). De vordering was gebaseerd op een mondelinge opdracht die Van der Padt zou hebben ontvangen van een vertegenwoordiger van de Watertoren, [betrokkene 2]. De rechtbank diende te beoordelen of [betrokkene 2] daadwerkelijk vertegenwoordigingsbevoegd was om de opdracht te geven en of er sprake was van een schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid die de Watertoren zou kunnen binden.

De procedure begon met een tussenvonnis van 9 juni 2010, gevolgd door een comparitie op 13 september 2010. De rechtbank stelde vast dat de Watertoren zich bezighoudt met het beleggen in en beheren van onroerende zaken en dat zij eigenaresse is van het Watertorenterrein te Sliedrecht. De rechtbank onderzocht de intentieovereenkomst en het plan van aanpak, waarin de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de betrokken partijen werden uiteengezet. De rechtbank concludeerde dat de volmacht die aan [betrokkene 2] was verleend, enkel betrekking had op de relatie tussen de Watertoren en de gemeente Sliedrecht, en niet op de relatie met derden zoals Van der Padt.

De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat [betrokkene 2] uit andere hoofde bevoegd was om namens de Watertoren de opdracht te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van Van der Padt moesten worden afgewezen, omdat [betrokkene 2] niet vertegenwoordigingsbevoegd was en er geen schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid was die aan de Watertoren kon worden toegerekend. Van der Padt werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die op dat moment waren begroot op EUR 1.220,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 86376 / HA ZA 10-2300
Vonnis van 15 december 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DER PADT & PARTNERS B.V.,
gevestigd te Giessenburg,
eiseres,
advocaat mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
de vennootschap naar Antilliaans recht
N.V. DE WATERTOREN,
gevestigd en kantoorhoudend te Sliedrecht,
gedaagde,
advocaat mr. W.Th. van Dijk.
Partijen zullen hierna Van der Padt en N.V. de Watertoren genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 juni 2010,
- de bij brief d.d. 30 augustus 2010 door Van der Padt overgelegde producties,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 september 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1. Van der Padt is een architectenbureau.
2.2. N.V. de Watertoren houdt zich bezig met het beleggen in en beheren van
onroerende zaken. N.V. de Watertoren is eigenaresse van het Watertorenterrein te Sliedrecht (hierna: het Watertorenterrein).
2.3. Een intentieovereenkomst d.d. 4 november 2003 (productie 1 bij dagvaarding en hierna: de intentieovereenkomst) heeft onder meer de volgende inhoud:
“(…)
Partijen:
I. de Gemeente Sliedrecht (…) hierna te noemen “de Gemeente”;
II. Watertoren NV, (…) hierna te noemen: “de ontwikkelaar”.
(…)
En komen het volgende overeen:
1. Organisatie van de samenwerking
1.1. Partijen zullen in goed overleg en volgens na te melden plan van aanpak en daarbij behorende planning een stedenbouwkundig plan vervaardigen en die stappen ondernemen die moeten leiden tot een voor de ontwikkelaar en de gemeente acceptabel stedenbouwkundig plan, waarop een voor de ontwikkelaar realistisch en haalbaar project(en) kan worden ontwikkeld en gerealiseerd en aansluitend moet resulteren in een samenwerkingsovereenkomst ten behoeve van de ontwikkeling van het Watertorenterrein.
1.2. In het plan van aanpak ( bijlage A ), dat deel uitmaakt van deze overeenkomst is de
organisatie aangegeven ten behoeve van de uitvoering van de werkzaamheden van
partijen gedurende de looptijd van de onderhavige Intentieovereenkomst.
(…)”
2.4. Het plan van aanpak ontwikkeling Watertorenterrein Sliedrecht (bijlage A bij de
intentieovereenkomst en hierna: het plan van aanpak) heeft onder meer de volgende inhoud:
“(…)
Werkwijze
Opdrachtgever voor het opstellen van het Voorlopig Stedenbouwkundig Plan, alsmede voor het opstellen van het voorontwerp bestemmingsplan en voor de te verrichten milieutechnische en milieuplanologische onderzoek is de Watertoren NV (…). (...) Van de zijde van de opdrachtgever is de heer [betrokkene 1] en/of de heer [betrokkene 2] direct aanspreekbaar en bevoegd te handelen en beslissen binnen het kader van het plan.
(…)”
2.5. Een offerte van Van der Padt d.d. 10 februari 2006 (productie 4 bij dagvaarding en
hierna: de offerte) vermeldt onder meer het volgende:
“(…)
[betrokkene 1] Administratiekantoor
T.a.v. de heer [betrokkene 3]
Postbus 258
3370 AG Hardinxveld-Giessendam
(…)
Naar aanleiding van ons gesprek met de heer [betrokkene 2] d.d. 10 januari 2006 doen wij u offerte inzake de architectonische werkzaamheden betreffende 6 te bouwen woningen aan de Rivierdijk te Sliedrecht.
(…)
Het honorarium is vastgesteld op afgerond € 41.604,-- exclusief 19% BTW.
(…)”
2.6. Een factuur van Van der Padt d.d. 19 juni 2006 (productie 5 bij dagvaarding en hierna: de factuur) vermeldt onder meer het volgende:
“(…)
Watertoren B.V.
Postbus 258
3370 AG Hardinxveld-Giessendam
(…)
Betreft: 6 woningen “Watertoren” aan de Rivierdijk te Sliedrecht,
Offerte 10 februari 2006.
Volgens afspraak d.d. 21.06.2006 met de heer [betrokkene 2] € 9.900,--
19 % B.T.W. € 1.881,--
---------------
Totaal te voldoen € 11.781,--
(…)”
3. Het geschil
3.1. Van der Padt vordert bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
N.V. de Watertoren te veroordelen om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan Van der Padt te voldoen de som ad EUR 13.548,15, te vermeerderen met de wettelijke rente over de som ad EUR 11.781,00 vanaf 19 juli 2006 tot aan de datum der algehele voldoening en voor het overige rente rechtens, met veroordeling van N.V. de Watertoren in de proceskosten.
Van der Padt heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
3.2. Van der Padt heeft op of omstreeks 10 februari 2006 de offerte uitgebracht. N.V. de Watertoren heeft in 2006 Van der Padt mondeling opdracht gegeven, althans de schijn werd gewekt dat de opdracht werd verstrekt door N.V. de Watertoren wat N.V. de Watertoren liet gebeuren, tot het verrichten van architectonische werkzaamheden betreffende zes te bouwen woningen voor het Watertorenterrein (hierna: de werkzaamheden). Van der Padt heeft genoemde opdracht aanvaard. Van der Padt en N.V. de Watertoren zijn een honorarium ad EUR 41.604,00 exclusief B.T.W. overeengekomen. Tijdens een gesprek met [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) op 21 juni 2006 is de afspraak gemaakt dat de reeds door Van der Padt verrichte architectonische werkzaamheden gedeclareerd mochten worden (hierna: de aanvullende afspraak). Betaling van het factuurbedrag ad EUR 11.781,00 diende binnen 30 dagen plaats te vinden. N.V. de Watertoren heeft, ondanks sommaties, de factuur onbetaald gelaten.
3.3. N.V. de Watertoren heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt
hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1. N.V. de Watertoren is een vennootschap naar Antilliaans recht en heeft haar statutaire zetel in Willemstad, Curaçao. Gelet hierop dient eerst (ambtshalve) beoordeeld te worden of de rechtbank bevoegd is kennis te nemen van de onderhavige zaak en welk recht van toepassing is op het onderhavige geschil.
Rechtsmacht
4.2. Bij de beoordeling van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in geschillen
tussen partijen die woonplaats hebben of statutair gevestigd zijn in verschillende delen van het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: interregionale kwesties) wordt aansluiting gezocht bij het Nederlandse commune bevoegdheidsrecht (artikel 1 tot en met 14 Rv). Ingevolge artikel 6, aanhef onder a Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in zaken betreffende verbintenissen uit overeenkomst, indien de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. De plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, moet worden vastgesteld overeenkomstig het recht dat van toepassing is op de (gestelde) overeenkomst waar deze verbintenis deel van uitmaakt.
4.3. Om te beoordelen welk recht van toepassing is bij interregionale kwesties wordt aansluiting gezocht bij het Nederlandse internationaal privaatrecht. Op grond van artikel 4 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Rome 19 juni 1980, Trb. 1980, 156 (hierna: EVO) is Nederlands recht van toepassing op de door Van der Padt gestelde overeenkomst. Immers, Van der Padt is de partij die de kenmerkende prestatie moest verrichten en Van der Padt was ten tijde van het sluiten van de door Van der Padt gestelde overeenkomst gevestigd in Nederland. Gesteld noch gebleken is dat de overeenkomst nauwer verbonden is met een ander land dan Nederland.
4.4. De verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is een verbintenis tot betaling van een geldsom. De betaling van de factuur diende te geschieden aan de plaats van vestiging van Van der Padt (artikel 6:115 jo 6:116 lid 1 jo 6:118 BW). Nu Van der Padt in Giessenburg is gevestigd, geldt Giessenburg als de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt moet worden uitgevoerd. Daar Giessenburg in Nederland gelegen is, is de Nederlandse rechter bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen.
Toepasselijk recht
4.5. Zoals overwogen in rechtsoverweging 4.3 is Nederlands recht van toepassing op de door Van der Padt gestelde overeenkomst. Nu tussen partijen niet in geschil is dat Nederlands recht van toepassing is, zal hierna worden uitgegaan van toepasselijkheid van het Nederlands recht op het gehele onderhavige geschil.
Verplichting tot betaling
4.6. Gelet op hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd, betreft de kern van het
onderhavige geschil de vraag of door (de schijn van) vertegenwoordiging van N.V. de Watertoren door [betrokkene 2], N.V. de Watertoren gehouden is de factuur aan Van der Padt te voldoen. Indien er al veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat [betrokkene 2] in naam van N.V. de Watertoren aan Van der Padt opdracht heeft gegeven tot het verrichten van de werkzaamheden en/of met Van der Padt de aanvullende afspraak heeft gemaakt, geldt het volgende:
4.7. Gelet op de inhoud van de intentieovereenkomst (zie 2.3) en het plan van aanpak
(zie 2.4) ziet de in het plan van aanpak genoemde volmacht aan (onder meer) [betrokkene 2] op de relatie tussen N.V. de Watertoren en de gemeente Sliedrecht en niet op relaties tussen N.V. de Watertoren en derden zoals Van der Padt. Een ruimere vertegenwoordigings- bevoegdheid van [betrokkene 2] kan niet worden afgeleid uit het Handelsregister (zie productie 2 bij dagvaarding). Gesteld noch gebleken is dat [betrokkene 2] uit anderen hoofde bevoegd was om namens N.V. de Watertoren genoemde opdracht te verstrekken en de aanvullende afspraak te maken. Gelet op het voorgaande wordt als vaststaand aangenomen dat [betrokkene 2] niet vertegenwoordigingsbevoegd was ter zake van de opdracht en de aanvullende afspraak.
4.8. Uit vaste jurisprudentie over artikel 3:61 lid 2 BW volgt dat de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid aan N.V. de Watertoren wordt toegerekend ingeval Van der Padt de vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft aangenomen op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van N.V. de Watertoren komen en waaruit naar verkeersopvattingen een schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Als volgt wordt overwogen.
4.9. Tussen partijen is niet in geschil dat Van der Padt heeft aangenomen dat [betrokkene 2] vertegenwoordigingsbevoegd was. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat er sprake is van verklaringen en/of gedragingen van N.V. de Watertoren op grond waarvan de gestelde handelswijze van [betrokkene 2] voor risico van N.V. de Watertoren komt. De enkele stelling dat [betrokkene 2] op verzoek van Van der Padt het plan van aanpak aan Van der Padt heeft getoond als bewijs van zijn bevoegdheid, is daarvoor onvoldoende. Van der Padt heeft bij dagvaarding gesteld dat hij contact heeft gehad met [betrokkene 3] (directeur van een bestuurder van N.V. de Watertoren en hierna: [betrokkene 3]) en [betrokkene 1] (commissaris van een bestuurder van N.V. de Watertoren en hierna: [betrokkene 1]). Voor zover Van der Padt heeft bedoeld te stellen dat Van der Padt op grond van verklaringen en gedragingen van [betrokkene 3] en [betrokkene 1] redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat [betrokkene 2] vertegenwoordigingsbevoegd was, heeft Van der Padt deze stelling onvoldoende onderbouwd. Van der Padt heeft niet (voldoende) gesteld wat er tijdens het gestelde contact met [betrokkene 3] en [betrokkene 1] is besproken op grond waarvan Van der Padt zou mogen aannemen dat [betrokkene 2] vertegenwoordigingsbevoegd was. Met het bij dagvaarding gestelde contact tussen Van der Padt en Van Wijngaarden heeft Van der Padt eveneens onvoldoende gesteld om tot de conclusie te komen dat N.V. de Watertoren geen beroep kan doen op het ontbreken van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Dit geldt temeer nu Van der Padt heeft aangevoerd dat Van Wijngaarden Watertoren B.V. (waarvan het bestaan onduidelijk is) vertegenwoordigde.
Slotsom
4.10. Nu [betrokkene 2] niet vertegenwoordigingsbevoegdheid was en niet valt in te zien dat er sprake is van een schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid die aan N.V. de Watertoren is toe te rekenen, is N.V. de Watertoren niet gehouden de factuur aan Van der Padt te voldoen. Derhalve zullen de vorderingen van Van der Padt worden afgewezen.
Proceskosten
4.11. Van der Padt wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten
veroordeeld. De kosten aan de zijde van N.V. de Watertoren worden tot op heden begroot op:
- vast recht EUR 316,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief II à EUR 452,00)
Totaal EUR 1.220,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt Van der Padt in de proceskosten, aan de zijde van N.V. de Watertoren tot op heden begroot op EUR 1.220,00;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Arnoldus-Smit en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010.?