ECLI:NL:RBDOR:2010:BN8715

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
22 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
79929 / HA ZA 09-2174
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake schadevergoeding na onrechtmatige daad met betrekking tot beveiligingsinstallatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 22 september 2010 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen eiser, Skicentrum Drechtsteden, en gedaagde, wonende te Alblasserdam. De procedure volgde op een tussenvonnis van 2 december 2009, waarin eiser werd uitgenodigd om nadere onderbouwing te geven van zijn schadeposten, waaronder gederfde winst. Eiser stelde dat hij schade had geleden door de onrechtmatige daad van gedaagde, die zou hebben geleid tot de noodzaak om een nieuwe beveiligingsinstallatie aan te brengen na een brand in het skicentrum. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de gemaakte kosten en het causale verband tussen de onrechtmatige daad en de schade.

Eiser heeft diverse producties overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat de onderbouwing van de gederfde winst onvoldoende was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de hoogte van de schade en dat de kosten voor de nieuwe beveiligingsinstallatie niet als schade konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft de gedaagde aansprakelijk verklaard voor de schade die eiser heeft geleden, maar heeft de gederfde winst ex aequo et bono vastgesteld op EUR 2.500,00.

De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van EUR 174.913,24 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op EUR 11.818,42. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 79929 / HA ZA 09-2174
Vonnis van 22 september 2010
in de zaak van
[Eiser]
h.o.d.n. Skicentrum Drechtsteden,
wonende te Dordrecht,
eiser,
advocaat mr. H.E. van Berckel-Dekker,
tegen
[Gedaagde]
wonende te Alblasserdam,
gedaagde,
advocaat mr. A. Smeekes.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 december 2009 en de daarin genoemde gedingstukken;
- akte overlegging producties, tevens vermindering van eis van 17 februari 2010;
- antwoordakte van 19 mei 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij voornoemd tussenvonnis is [eiser] in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over:
- het causale verband tussen de onrechtmatige daad van [gedaagde] en het aanleggen van een nieuwe beveiligingsinstallatie door DKEG Nederland C.V.;
- het daadwerkelijk door [eiser] maken van de onder a. tot en met h. in rechtsoverweging 4.3.1. gestelde kosten;
- de hoogte van de schade van [eiser] wegens gederfde winst over de maand januari 2008, middels een heldere berekening onderbouwd met stukken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Causaal verband
2.2. [eiser] heeft zich bij akte kunnen uitlaten over zijn stelling dat de noodzaak tot het aanbrengen van de nieuwe beveiligingsinstallatie voortvloeit uit de brand.
2.3. [eiser] voert aan dat, nu de aanwezige beveiligingsinstallatie teniet was gegaan door de brand, hij als verzekerde verplicht was tot het nemen van deugdelijke preventiemaatregelen in zijn skicentrum. Mede gelet op het feit dat er eerder brand was gesticht in het skicentrum, verlangde de opstalverzekeraar beveiligingsmaatregelen, zoals cameratoezicht. Stukken ter onderbouwing van deze stellingname zijn niet overgelegd.
2.4. [gedaagde] heeft deze stelling bij zijn akte betwist. Nu het skicentrum was afgebrand en er geen activiteiten meer plaatsvonden ontbrak de noodzaak om te investeren in een nieuwe beveiligingsinstallatie. [eiser] heeft niet voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht.
2.5. [eiser] heeft dit onderdeel van de gestelde schade gezien de (gemotiveerde) betwisting van [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. Dat de brand [eiser] heeft genoodzaakt de nieuwe beveiligingsinstallatie aan te brengen is niet komen vast te staan.
2.6. De kosten verbonden aan het aanbrengen van een nieuwe beveiligingsinstallatie hebben dientengevolge niet te gelden als schade als gevolg van de onrechtmatige daad van [gedaagde]. Dit onderdeel van [eiser]’s vordering zal worden afgewezen.
Schadeposten a. tot en met h.
2.7. Bij akte heeft [eiser] zich mogen uitlaten over het daadwerkelijk door hem gemaakt zijn van de in voornoemd tussenvonnis onder rechtsoverweging 4.3.1. onder a. tot en met h. gestelde kosten, zijnde de niet gedekte schade, totaal ten bedrage van
EUR 35.792,24 (exclusief BTW).
2.8. [eiser] stelt dat hij de bedragen ter zake de schadeposten a. (DKEG Nederland C.V. ten bedrage van EUR 2.574,80) en d. (De Tulp parketvloeren ten bedrage van
EUR 4.200,00) contant heeft betaald.
2.9. [gedaagde] stelt dat, bij gebreke van enig bewijsstuk, deze contante betalingen niet zijn komen vast te staan. Bovendien wijst [gedaagde] er op dat geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat [eiser] ook daadwerkelijk een bedrag verschuldigd was aan DKEG Nederland C.V. als aan De Tulp parketvloeren.
2.10. Nu schadepost a. gelet op rechtsoverweging 2.6. niet heeft te gelden als schade als gevolg van de onrechtmatige daad van [gedaagde] behoeft deze schadepost hier in feite geen verdere bespreking meer, hoewel ten overvloede zij opgemerkt dat ook de betaling van [eiser] niet is komen vast te staan.
2.11. [eiser] heeft ter zake schadepost d. enkel een offerte overgelegd, maar daaruit blijkt niet dat hij daadwerkelijk bedragen heeft betaald noch dat [eiser] een bedrag verschuldigd was aan De Tulp parketvloeren. Dit onderdeel van [eiser]’s vordering zal worden afgewezen.
2.12. [eiser] stelt voorts dat hij heeft voldaan:
- schadepost b., c. en f. van Endenburg Elektrotechniek, totaal ten bedrage van
EUR 4.304,00 (exclusief BTW);
- schadepost e. van DB installatie ten bedrage van EUR 422,44 (exclusief BTW);
- schadepost g. en h. van Marrent VOF, totaal ten bedrage van EUR 7.371,00 (exclusief BTW).
In dat kader zijn door [eiser] als productie 6, 7 en 8 diverse bescheiden overgelegd. [gedaagde] heeft het maken van deze kosten tot een totaal bedrag van EUR 12.097,44 (exclusief BTW) erkend zodat deze onderdelen van [eiser]’s vordering voor toewijzing gereed liggen.
Gederfde winst
2.13. Tenslotte heeft [eiser] als productie 9 overgelegd een “overzicht van de berekening winstderving januari 2008”, opgesteld door F.H.M. Ansems van Stego Maatschap te Tilburg. [eiser] heeft daarbij zijn vordering verminderd met een bedrag van EUR 492,00.
2.14. [gedaagde] stelt dat [eiser] ondanks verzoek van de rechtbank heeft nagelaten de jaren 2002 en 2003 in de berekening te betrekken en dat een financiële onderbouwing met stukken van de berekening ontbreekt.
2.15. De rechtbank is van oordeel dat de verzochte heldere berekening, onderbouwd met stukken, niet door [eiser] is overgelegd. Het enkel overleggen van de omzetcijfers (pin en kas) over de maand januari van 2004, 2005 en 2006 volstaat in het licht van het door [gedaagde] gevoerde verweer en het tussenvonnis- en ook overigens- niet. Immers, niet althans onvoldoende duidelijk is (gebleven) de afwijking van de gemiddelde winst in 2008 ten opzichte van de jaren 2002-2006. Evenmin geeft [eiser] aan welke winstmarge in de onderhavige branche gangbaar is, zodat de rechtbank de gederfde winst ook niet op basis van de gederfde omzet kan begroten.
2.16. Nu de aansprakelijkheid van [gedaagde] ter zake gederfde winst vast staat (rechtsoverwegingen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van het tussenvonnis), maar [eiser] in gebreke blijft de beweerdelijk gederfde winst deugdelijk te onderbouwen ziet de rechtbank daarin reden de gederfde winst ex aequo et bono te begroten op EUR 2.500,00.
Conclusie
2.17. Gelet op hetgeen hiervoor en in voornoemd tussenvonnis is beslist, is [gedaagde] jegens [eiser] uit onrechtmatige daad aansprakelijk voor de schade die [eiser] als gevolg daarvan heeft geleden en dient [gedaagde] te betalen:
- aan [eiser] ter zake gedekte schade een bedrag van EUR 160.315,80 (exclusief BTW);
- aan [eiser] ter zake niet gedekte schade een bedrag van EUR 14.597,44 (EUR 12.097,44 + EUR 2.500,00) (exclusief BTW).
Proceskosten
2.18. [gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, waaronder begrepen de beslagkosten, worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 72,25
- explootkosten EUR 61,17
- verschotten EUR 102,00
- vastrecht EUR 4.583,00
- salaris advocaat EUR 7.000,00 (3.5 punten (waaronder 1 beslagrekest) x tarief EUR 2.000,00)
----------------------
Totaal EUR 11.818,42
3. De beslissing
De rechtbank
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van EUR 174.913,24 (éénhonderdvierenzeventigduizendnegenhonderddertieneuro en vierentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 11.818,42;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2010.?