ECLI:NL:RBDOR:2010:BN5148

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
25 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
80867 / HA ZA 09-2327
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurder voor onverschuldigde betalingen en dechargeverlening

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Dordrecht, werd de vraag behandeld of de bestuurder van Marbatin B.V., [gedaagde 1], zich te rijkelijk had beloond en of hem decharge was verleend voor zijn beleid. De eisers, waaronder Marbatin B.V. en [eiser 4], stelden dat [gedaagde 1] onterecht hoge declaraties had ingediend en geldleningen had afgesloten die niet terugbetaald waren. De rechtbank onderzocht de feiten en de juridische grondslagen van de vorderingen, waaronder onverschuldigde betaling, bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatige daad. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde 1] de gelegenheid kreeg om bewijs te leveren dat hij op rechtsgeldige wijze decharge had verkregen voor zijn beleid. De zaak werd verwezen naar een rolzitting voor bewijslevering en de benoeming van een deskundige om de hoogte van de declaraties te onderzoeken. De rechtbank hield verdere beslissingen aan, zowel in conventie als in reconventie, en stelde dat de kennis van [eiser 4] over de declaraties niet zonder meer aan Marbatin kon worden toegerekend. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders en de noodzaak van transparantie in financiële transacties binnen vennootschappen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 80867 / HA ZA 09-2327
Vonnis van 25 augustus 2010
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARBATIN B.V.,
gevestigd te Rucphen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2],
gevestigd te Oud-Gastel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STOETERIJ DE POSTBAAN B.V.,
gevestigd te Rucphen,
4. [eiser 4],
wonende te Rucphen,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie
advocaat mr. V.J. Groot,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te Breda,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te Dordrecht,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. P.A. van Hecke.
Partijen zullen hierna Marbatin, [eiser 2], Stoeterij de Postbaan en [eiser 4] worden genoemd, alsmede [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het tussenvonnis van 23 september 2009
-het proces-verbaal van comparitie van partijen van 28 januari 2010
-de akte uitlating benoeming deskundige van Marbatin c.s.
-de antwoordakte uitlating benoeming deskundige van [gedaagden]
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde 1] drijft als belastingadviseur sinds 1987 een eenmanszaak onder de naam [X] Belastingadviseurs.
2.2. [gedaagde 1] heeft vanaf 1990 een vriendschappelijke relatie gehad met [eiser 4]. Tussen [gedaagde 1] en [eiser 4] heeft tevens een zakelijke relatie bestaan van 1993 tot in 2009.
2.3. [eiser 4] is enig aandeelhouder van Marbatin en van [eiser 2]. [eiser 2] is enig aandeelhouder van Stoeterij de Postbaan. In Marbatin is het vermogen van [eiser 4] ondergebracht.
2.4. Op een aandeelhoudersvergadering van Marbatin van 23 juni 1998 is [eiser 4] afgetreden als statutair bestuurder en is [gedaagde 1] benoemd als statutair bestuurder. Over de bezoldiging van [gedaagde 1] als statutair bestuurder is in de notulen van deze aandeelhoudersvergadering het volgende opgenomen: “Zijn werkzaamheden zullen niet geschieden in het kader van een arbeidsovereenkomst. Vergoeding van de werkzaamheden zal geschieden op declaratiebasis door de eenmanszaak of maatschap waarin mr drs [gedaagde 1] zijn beroep als belastingadviseur uitoefent.”
De notulen zijn ondertekend door [gedaagde 1].
2.5. De statuten van Marbatin bepalen onder meer: “Ingeval de vennootschap een tegenstrijdig belang heeft met een bestuurder kan de vennootschap niettemin rechtsgeldig worden vertegenwoordigd worden door die of een andere bestuurder.”
2.6. Per 5 maart 2009 is [gedaagde 1] ontslagen als statutair bestuurder en is [eiser 4] enig bestuurder geworden van Marbatin.
2.7. Met verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht de dato 9 april 2009 hebben eiseressen conservatoir bewijsbeslag doen leggen ten laste van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De bescheiden/gegevensdragers die door het beslag zijn getroffen zijn in gerechtelijke bewaring gegeven.
3. De vordering in conventie
Eiseressen verzoeken bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. een verklaring voor recht dat Marbatin in de periode 2002 tot en met 5 maart 2009 een bedrag van € 2.177.802,64 alsook een bedrag van € 125.000,- onverschuldigd heeft betaald aan [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2];
2. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2], te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 2.177.802,64, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artikel
6:119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [gedaagde 1] te veroordelen tot terugbetaling van de aan hem geleende en door hem niet terugbetaalde bedragen ad totaal € 125.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artikel 6: 119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
4. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2], te veroordelen tot vergoeding van de door Marbatin geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artikel
6:119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair:
1. een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] aansprakelijk is uit hoofde van artikel 2:9 BW;
2. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2], te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 2.177.802,64 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [gedaagde 1] te veroordelen tot terugbetaling van de aan hem geleende en door hem niet terugbetaalde bedragen ad totaal € 125.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele
voldoening;
4. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2], te veroordelen tot vergoeding van de door Marbatin geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
Meer subsidiair:
1. een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2], onrechtmatig hebben gehandeld en aansprakelijk zijn uit hoofde van artikel 6:162 BW;
2. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2], te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 2.177.802, 64 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artikel
6:119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [gedaagde 1] te veroordelen tot terugbetaling van de aan hem geleende en door hem niet terugbetaalde bedragen ad totaal € 125.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele
voldoening;
4. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2], te veroordelen tot vergoeding van de door Marbatin en [eiser 4] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening.
Nog meer subsidiair:
1. een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2] toerekenbaar tekort zijn geschoten in de uitvoering van hun opdrachten;
2. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2], te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 2.177.802, 64 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2], te veroordelen tot vergoeding van de door eisers geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening.
Uiterst subsidiair:
1. een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2], zich ongerechtvaardigd hebben verrijkt;
2. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 2.177.802, 64 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [gedaagde 1] te veroordelen tot terugbetaling van aan hem geleende en door hem niet terugbetaalde bedragen ad totaal € 125.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artike1 6:119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele
voldoening;
4. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2], te veroordelen tot vergoeding van de door Marbatin en [eiser 4] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, dan wel de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, een en ander vanaf 5 maart 2009, al thans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening.
Primair tot en met uiterst subsidiair:
1. een verklaring voor recht dat de dechargebesluiten van Marbatin d.d. 11 november 2004, 27 september 2005, 12 juni 2006, 28 augustus 2007 en 1 oktober 2008 nietig zijn;
2. ex artikel 7:412 BW afgifte van alle stukken van eisers die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onder zich hebben verkregen in verband met de opdracht die op 5 maart 2009 is beëindigd;
3. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans [gedaagde 1] of [gedaagde 2], te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, te berekenen vanaf 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis.
Eiseressen baseren hun stellingen dat sprake is van onverschuldigde betaling/ bestuurdersaansprakelijkheid/ onrechtmatige daad/ wanprestatie/ ongerechtvaardigde verrijking op:
-excessieve declaraties en
-het uitlenen van geld van Marbatin aan [gedaagde 1].
Daartoe wordt, voor zover van belang, het volgende gesteld.
declaraties
3.1. Marbatin is een onderneming die is opgericht om het vermogen van [eiser 4] in onder te brengen. Toen [gedaagde 1] werd benoemd als statutair bestuurder van Marbatin bestond er tussen [eiser 4] en [gedaagde 1] een vertrouwensband. [gedaagde 1] had als statutair bestuurder van Marbatin slechts licht administratieve taken te verrichten, zoals het verwerken van de administratie, het doornemen van post en domicilie geven (directievoering). Het ging niet om vermogensbeheer, want die taak was uitbesteed aan Bank Insinger de Beaufort. [gedaagde 1] heeft, al dan niet via [gedaagde 2], excessief gedeclareerd voor zijn -bescheiden- werkzaamheden. In totaal is € 2.177.802,64 gedeclareerd in de periode 2002-2009. Het is niet duidelijk welke werkzaamheden ten grondslag liggen aan de declaraties. De facturen en onderliggende maandrapporten geven geen uitsluitsel. Er is wel een urenspecificatie opgenomen maar de onderliggende tijdregels ontbreken. [gedaagde 1] hanteert een te hoog uurtarief, van € 450 tot € 500. Er is zelfs betaald voor werkzaamheden waarvan de facturen nog niet opgesteld en verstuurd waren.
3.2. Volgens de notulen daarvan zou aan [gedaagde 1] op aandeelhoudersvergaderingen jaarlijks decharge zijn verleend. Dit is onjuist. [eiser 4] was bij die aandeelhoudersvergaderingen niet aanwezig en de notulen, die door alleen [gedaagde 1] zijn ondertekend, heeft [eiser 4] nooit ontvangen.
leningen
3.3. [gedaagde 1] heeft drie geldleningovereenkomsten gesloten met Marbatin: € 200.000 in 2002, € 80.000 op 6 januari 2006 en € 45.000 op 7 januari 2008. De laatste twee geldleningen zijn niet terugbetaald aan Marbatin. [gedaagde 1] mocht die leningen niet afsluiten nu sprake was van een tegenstrijdig belang tussen hem als bestuurder en de onderneming (art. 2:256 BW).
4. Het verweer in conventie/vordering in reconventie
4.1. Er zijn vier eiseressen maar slechts één van deze vier -Marbatin- vordert iets. [eiser 2], Stoeterij de Postbaan en [eiser 4] hebben geen vordering.
4.2. Met gedaagde [gedaagde 2] heeft Marbatin niets van doen. Alleen [X] Belastingadviseurs (de eenmanszaak) heeft gedeclareerd bij Marbatin. [gedaagde 2] (de B.V.) heeft niet gedeclareerd bij Marbatin. [gedaagde 2] is de ondermening via welke [gedaagde 1] voorheen samenwerkte in een maatschap met [Y], welke onderneming later is voortgezet door alleen [gedaagde 2].
declaraties
4.3. Er is van niet meer sprake dan een geschil over de hoogte van de declaraties en
over de twee geldleningen.
4.4. De vordering is op grond van art. 3:310 lid 1 BW deels verjaard. De vorderding gaat terug tot 2002 en de dagvaarding dateert van 28 april 2009. [eiser 4] beschikte in de periode van 2002 tot 28 april 2004 over de volledige administratie van Marbatin zodat zij op de hoogte was van de schade en de aansprakelijke persoon.
4.5. [gedaagde 1] erkent dat hij per ongeluk € 69.728,60 (€ 51.170 + € 34.000 + € 675 minus € 16.116,40), teveel heeft ontvangen van Marbatin. Dit is het verschil tussen de declaraties en de betalingen.
4.6. [gedaagde 1] hanteert algemene voorwaarden met daarin een exoneratiebeding, luidende dat zijn aansprakelijkheid is beperkt tot maximaal € 100.000 bij wanprestatie en onrechtmatige daad. [gedaagde 1] heeft deze algemene voorwaarden in zijn hoedanigheid van bestuurder van Marbatin ter hand gesteld gekregen.
4.7. [gedaagde 1] kwam het recht toe om te declareren via zijn eenmanszaak. Dit is vastgelegd in het (sub rov. 2.4 genoemde) besluit. Betwist wordt dat het uurtarief of het aantal gedeclareerde uren excessief of onjuist is. Het werk was niet van eenvoudige aard. Het ging om vermogensbeheer. Marbatin heeft een beheerd vermogen van gemiddeld € 15.000.000. [gedaagde 1] hanteert een standaarduurtarief van € 230, met factor 200 % indien, zoals hier, het belang van de zaak meer is dan € 2.000.000.
4.8. Aan [gedaagde 1] is decharge verleend voor zijn beleid als statutair bestuurder. [eiser 4] was aanwezig op de desbetreffende aandeelhoudersvergaderingen. [eiser 4] kreeg ook de rekeningafschriften waarop de overmakingen aan [gedaagde 1] vermeld stonden.
leningen
4.9. [gedaagde 1] voert aan dat hij de geldleningovereenkomsten mocht afsluiten ondanks een eventueel tegenstrijdig belang, nu de statuten van Marbatin zulks toestaan.
overig
4.10. [gedaagde 1] verzet zich tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad of, subsidiair, uitvoerbaarverklaring bij voorraad zonder zekerheidsstelling.
reconventie
4.11. In reconventie vordert [gedaagde 1] voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] vanaf 19 maart 2009 een restantbedrag van € 16.116,40 (voor verrekening) te vorderen heeft van Marbatin. [gedaagde 1] heeft in 2009 voor € 66.116,40 aan werkzaamheden verricht voor Marbatin, waarvan slechts € 50.000 aan hem is uitbetaald.
verweer in reconventie
4.12. Marbatin c.s. voeren verweer tegen de vordering in reconventie.
5. De beoordeling
in conventie
5.1. Het verweer dat alleen Marbatin een vordering indient en de andere eisers niet, slaagt. Blijkens de dagvaarding verwijt (alleen) Marbatin aan [gedaagde 1] excessief declaratiegedrag alsmede het uitlenen van geld van Marbatin aan hem, [gedaagde 1]. Dat ook [eiser 2], Stoeterij de Postbaan en [eiser 4] iets te vorderen hebben valt uit de stellingen van eisers niet af te leiden en zulks is door hen ter comparitie ook erkend.
5.2. Ook slaagt het verweer dat Marbatin hoogstens een vordering kan hebben tegen [gedaagde 1], maar niet tegen [gedaagde 2]. Marbatin heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat zij een vordering heeft tegen [gedaagde 2]. Het was (de eenmanszaak van) [gedaagde 1], en niet [gedaagde 2], die als statutair bestuurder van Marbatin is benoemd. Eventuele excessieve declaraties en eventuele onbevoegdelijk afgesloten leningen moeten zijn ingediend, respectievelijk afgesloten, door [gedaagde 1] en niet door [gedaagde 2].
5.3. Het beroep op verjaring faalt. Daartoe volstaat niet dat [gedaagde 1] aanvoert dat de vordering een periode van 7 jaar beslaat terwijl de verjaringstermijn 5 jaar bedraagt. De verjaringstermijn van een vordering uit onverschuldigde betaling vangt immers pas aan als de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger bekend is geworden. Schuldeiser is hier Marbatin en niet [eiser 4]. Dat [eiser 4] zou hebben geweten wat [gedaagde 1] declareerde, omdat zij bijvoorbeeld rekeningafschriften ontving met daarop de overmakingen aan [gedaagde 1], is irrelevant bij de bepaling of de verjaringstermijn is aangevangen. Kennis van een aandeelhouder mag niet zonder meer worden toegerekend worden aan de vennootschap. Dit overigens daargelaten dat uit het verweer van [gedaagde 1] niet valt af te leiden of uit de -zoals door hem gesteld: door [eiser 4] ontvangen- rekeningafschriften duidelijk was op te maken dat het om loon van [gedaagde 1] ging of dat sprake was van crediteringen met een verhullende benaming. De kennis van [eiser 4] kan wel van belang zijn bij het hierna te beoordelen verweer over verleende decharge.
5.4. [gedaagde 1] voert niet aan dat, naast [eiser 4], ook Marbatin zelf wist wat hij, [gedaagde 1], declareerde nu de wetenschap van [gedaagde 1] als statutair bestuurder aan Marbatin mag worden toegerekend. Zou [gedaagde 1] dit wel doen dan zou dit verweer in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn geweest, indien althans vast komt te staan dat [gedaagde 1] excessief heeft gedeclareerd. [gedaagde 1] had een bijzondere vertrouwensband met [eiser 4] en [gedaagde 1] was de enige statutaire bestuurder.
algemene voorwaarden
5.5. De algemene voorwaarden van [gedaagde 1] bevatten een exoneratiebeding dat slechts ziet op wanprestatie en onrechtmatige daad. Onverschuldigde betaling wordt niet geëxonereerd. Het beroep van [gedaagde 1] op zijn exoneratiebeding zal falen, indien komt vast te staan dat aan hem meer loon is betaald dan waarop hij recht had.
decharge
5.6. [gedaagde 1] voert aan dat de algemene vergadering van aandeelhouders van Marbatin aan hem, als statutair bestuurder, decharge heeft verleend voor zijn beleid. [gedaagde 1] weerspreekt niet dat hem slechts decharge is verleend over de jaarrekeningen 2002 tot en met 2006, zodat vaststaat dat na 2006 geen decharge meer is verleend. Het verweer van [gedaagde 1] is een bevrijdend verweer. De bewijslast daarvan rust op [gedaagde 1]. De rechtbank zal [gedaagde 1] in de gelegenheid stellen te bewijzen dat hem op rechtsgeldige wijze decharge is verleend. [gedaagde 1] zal in zijn bewijslevering hebben te betrekken:
-dat [eiser 4] aanwezig was op de aandeelhoudersvergaderingen,
-dat, en waarom, [eiser 4] wist, althans redelijkerwijs heeft moeten begrijpen, dat de gestelde decharges tevens zagen op de omvang van de declaraties van [gedaagde 1]. Met name is daarbij van belang of het loon van [gedaagde 1] op voor [eiser 4] kenbare wijze in de vast te stellen jaarrekeningen werd weergegeven.
5.7. De rechtbank zal een deskundige benoemen om te rapporteren over de vraag of [gedaagde 1] excessief heeft gedeclareerd in de jaren vanaf 2007. Voor zover [gedaagde 1] niet slaagt in zijn bewijsopdracht zal het onderzoek ook de jaren 2002 tot en met 2006 moeten omvatten.
5.8. Bij rapportage door de deskundige is het volgende van belang. [gedaagde 1] had recht op loon. Een opdrachtgever is het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd (art. 7:405, tweede lid BW). Wat in een concreet geval als ‘redelijk’ loon heeft te gelden, zal onder meer afhangen van de aard en de -zo nodig schattenderwijs te bepalen- omvang van de verrichte werkzaamheden en hetgeen in de desbetreffende branche gebruikelijk is (HR 19 december 2008, nr C07/133HR LJN: BG1680). Indien het loon van [gedaagde 1], qua uurtarief of qua aantal gedeclareerde uren, hoger is geweest dan redelijk, dan is dat meerdere onverschuldigd betaald door Marbatin. Dat zal [gedaagde 1] moeten terugbetalen aan Marbatin.
5.9. In het onderzoek door de deskundige zal niet betrokken mogen worden dat het werk van [gedaagde 1] uit vermogensbeheer bestond. [gedaagde 1] stelt dit maar Marbatin betwist dit gemotiveerd. Volgens Marbatin werd het vermogensbeheer verricht door Bank Insinger de Beaufort. Marbatin legt daarbij de tussen haar en (een rechtsvoorganger van) Bank Insinger de Beaufort gesloten overeenkomst van vermogensbeheer over. Dit is een adequate onderbouwing. [gedaagde 1] is hier niet meer op teruggekomen, zodat zijn stelling tegenover het gemotiveerde verweer onvoldoende is onderbouwd.
5.10. Evenmin zal het uurtarief van [gedaagde 1] als basis voor het onderzoek mogen dienen. [gedaagde 1] verwijst in dit verband weliswaar naar een productie houdende een door hem gehanteerd uurtarief, maar [gedaagde 1] stelt niet dat Marbatin met dit uurtarief heeft ingestemd.
5.11. De rechtbank zal, mede gelet op het debat van partijen daarover, de deskundige de volgende vragen stellen:
1- Kunt u aangeven wat de werkzaamheden van [gedaagde 1] in de periode 2002-2009 voor Marbatin hebben ingehouden? Dit met inachtneming dat [gedaagde 1] geen vermogensbeheer heeft verricht, omdat dit was uitbesteed aan Bank Insinger de Beaufort.
2- Is de tijdsbesteding van [gedaagde 1] in de periode vanaf 2002 (indien bewijslevering door [gedaagde 1] niet slaagt) dan wel vanaf 2007 tot 5 maart 2009 voor de door Marbatin verrichte werkzaamheden reëel geweest? Dit onderverdeeld per jaar en tevens met opgave van het totaal.
3- Wat is het bedrag dat door Marbatin aan [gedaagde 1] is betaald in de periode vanaf 2002 (indien bewijslevering door [gedaagde 1] niet slaagt), dan wel vanaf 2007 tot 5 maart 2009? Dit onderverdeeld per jaar en tevens met opgave van het totaal.
4- Kunt u aangeven of en zo ja, welke afspraken tussen partijen zijn gemaakt over de wijze van declareren door [gedaagde 1] voor diens werkzaamheden aan Marbatin?
5- Indien afspraken tussen partijen zijn gemaakt, heeft [gedaagde 1] dan in de periode vanaf 2002 (indien bewijslevering door [gedaagde 1] niet slaagt), dan wel vanaf 2007 tot 5 maart 2009 dienovereenkomstig gedeclareerd? Dit onderverdeeld per jaar en tevens met opgave van het totaal.
6- Stemt het door [gedaagde 1] in de periode vanaf 2002 (indien bewijslevering door [gedaagde 1] niet slaagt), dan wel vanaf 2007 tot 5 maart 2009 in rekening gebrachte (=gedeclareerde) bedrag overeen met het in antwoord op vraag 3 genoemde door Marbatin aan [gedaagde 1] betaalde bedrag? Dit onderverdeeld per jaar en tevens met opgave van het totaal.
7- Indien er geen afspraken tussen partijen zijn gemaakt wat zou dan, gelet op het antwoord op vraag 1, een redelijk loon zijn geweest voor de werkzaamheden van [gedaagde 1] voor Marbatin in de periode vanaf 2002 (indien bewijslevering door [gedaagde 1] niet slaagt) dan wel vanaf 2007 tot 5 maart 2009? Dit onderverdeeld per jaar en tevens met opgave van het totaal.
8-Stemt het in uw antwoord op vraag 7 genoemde redelijke loon overeen met het in uw antwoord op vraag 3 genoemde door Marbatin aan [gedaagde 1] betaalde bedrag? Dit onderverdeeld per jaar en tevens met opgave van het totaal.
9-Zijn er nog overige van belang zijnde opmerkingen?
5.12. De rechtbank zal de beslissing over de persoon die als deskundige wordt benoemd aanhouden tot na de bewijslevering door [gedaagde 1].
leningen
5.13. Ingevolge art. 2:256 BW wordt, tenzij bij de statuten anders is bepaald, de vennootschap in alle gevallen waarin zij een tegenstrijdig belang heeft met een of meer bestuurders, vertegenwoordigd door commissarissen. Nu de statuten van Marbatin anders bepaalden, stond het [gedaagde 1] vrij de leningen af te sluiten. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
reconventie
5.14. Het antwoord op de vraag of aan [gedaagde 1] in 2009 minder is uitbetaald dan waarop hij recht had, hangt af van de uitkomst van het onderzoek door de deskundige. Het oordeel zal in afwachting daarvan worden aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank
in conventie
6.1. staat [gedaagde 1] toe, desgewenst door middel van getuigen, te bewijzen:
-dat [eiser 4] aanwezig is geweest bij de algemene vergaderingen van aandeelhouders van Marbatin voor het beleid in de jaren 2002 tot en met 2006,
-feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat [eiser 4] heeft moeten begrijpen dat de gesteld door haar verleende decharges het loon van [gedaagde 1] betroffen;
6.2. verwijst de zaak naar de rolzitting van 22 september 2010 om [gedaagde 1] in de gelegenheid te stellen alsdan bij akte bewijsstukken over te leggen en/of de namen en woonplaatsen van de voor te brengen getuigen op te geven en de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen en hun raadslieden in de daaropvolgende vier maanden mede te delen;
6.3. bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden voor mr. P.W. van Baal, die daartoe zal overgaan op een nader te bepalen datum en tijdstip in het gebouw van de rechtbank aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht;
6.4. houdt iedere verdere beslissing aan.
in reconventie
6.5. houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Baal en in het openbaar uitgesproken op
25 augustus 2010.?