parketnummers: 11/510446-09 en 11/860166-10 (gevoegd) [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 april 2010
[verdachte],
geboren in [1979],
wonende te [adres en woonplaats].
Raadsman mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 april 2010, waarbij de officier van justitie mr. W.J. Struik, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij.
Ter zitting zijn, overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering, de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 23 juli 2009 te Sliedrecht samen met een ander of anderen opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, heeft geprobeerd [benadeelde partij] van het leven te beroven;
Feit 2: toen en daar samen met een ander of anderen die [benadeelde partij] en/of een of meer anderen heeft bedreigd;
Feit 3: toen en daar samen met een ander of anderen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen die [benadeelde partij];
Feit 4: in de periode van 23 juli 2009 tot en met 29 juli 2009 te Sliedrecht en te Rotterdam een pistool (met opschrift Smtih & Wesson) en munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 5: op 23 juli 2009 te Sliedrecht een pistool (merk Beretta) en munitie voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaardingen voldoen aan alle wettelijke eisen en zijn dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot moord dan wel doodslag. Hij is van oordeel dat het bewijs ontbreekt dat verdachte degene is geweest die de trekker van het pistool heeft overgehaald, terwijl dit pistool gericht was op [benadeelde partij] (hierna: aangever). Volgens hem is er evenmin bewijs dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van dit feit.
De officier van justitie acht de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging bewezen, op grond van de verklaringen van getuigen dat verdachte met een vuurwapen in de lucht heeft geschoten.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen aangever (feit 3). Dit geweld zou hebben bestaan uit het meermalen slaan en stompen met een vuist tegen het hoofd van aangever. Voor de officier van justitie staat niet vast dat verdachte zelf deze gewelddadige handelingen heeft verricht, maar hij heeft wel een wezenlijke bijdrage geleverd door aangever op te zoeken na een eerdere confrontatie die dag en daarna in de lucht te schieten met een vuurwapen. Verder heeft verdachte zich niet gedistantieerd, terwijl die mogelijkheid zich wel heeft voorgedaan.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte een pistool en munitie voorhanden heeft gehad in zijn woning in Rotterdam. Hij baseert zijn standpunt op het aantreffen van dat wapen en die munitie en de resultaten van het technisch onderzoek.
Tot slot acht de officier van justitie bewezen dat verdachte een wapen en munitie voorhanden heeft gehad op 23 juli 2009 in Sliedrecht. Dit standpunt is gebaseerd op de verklaring van verdachte, het aantreffen van twee hulzen op de plaats van het delict en de resultaten van het technisch onderzoek.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1. ten laste gelegde poging tot moord dan wel doodslag, omdat het bewijs ontbreekt dat verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft verricht. Bovendien ontbrak de wetenschap bij verdachte dat één of meer van zijn medeverdachten een wapen op zak had toen zij naar Sliedrecht gingen en is daar evenmin onderling over gesproken. Daardoor kan verdachte ook niet als medepleger worden aangemerkt ten aanzien van deze feiten. Bovendien vraagt de raadsman zich af of de gedragingen hebben plaatsgevonden zoals die zijn omschreven in de tenlastelegging. Tot slot heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het niet is uit te sluiten dat het wapen van feit 1 een wapen betreft waarmee niet geschoten kón worden.
Ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging heeft de raadsman aangevoerd dat er voldoende gegevens voorhanden zijn om te stellen dat verdachte bewust met een vuurwapen in de lucht heeft geschoten. De raadsman heeft betoogd dat verdachte een gerechtvaardigde reden had om zo te handelen, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 3 ten laste gelegde openlijke geweldpleging, omdat het bewijs ontbreekt dat verdachte heeft deelgenomen aan de daar omschreven handelingen. Bovendien zou uit niets blijken dat verdachte die handelingen heeft gewenst of anderszins een bijdrage daaraan heeft geleverd.
Met betrekking tot feit 4, het voorhanden hebben van een wapen en munitie in de woning van verdachte, heeft de raadsman geen verweer gevoerd. Dat geldt ook voor feit 5, waarbij de raadsman heeft opgemerkt het aan de rechtbank over te laten om te bepalen of het betreffende wapen van het merk Beretta was.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het bewijs ontbreekt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot moord dan wel doodslag. Ook voor het ten laste gelegde 'medeplegen' zijn onvoldoende wettige bewijsmiddelen naar voren gekomen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 1.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte samen met een ander of anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen aangever. Het in de lucht schieten door verdachte wordt door de rechtbank niet aangemerkt als een wezenlijke bijdrage aan het door anderen gepleegde openlijk geweld, omdat deze handeling te ver verwijderd was in plaats en tijd van de geweldpleging zoals opgenomen in de tenlastelegging.
De rechtbank zal verdachte dus ook vrijspreken van feit 3.
Feiten 2 en 5:
Op 23 juli 2009 was verdachte samen met zijn zwager en zijn neef naar de shoarmazaak [naam zaak] aan de Kerkbuurt in Sliedrecht gegaan. Daar heeft verdachte zijn pistool doorgeladen en vervolgens met dat pistool tweemaal in de lucht geschoten. Ter plaatse op de Kerkbuurt te Sliedrecht heeft de politie op 23 juli 2009 op straat voor de shoarmazaak twee hulzen aangetroffen. Op aanvraag van de politie zijn de hulzen onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie (hierna: het N.F.I.). Het N.F.I. heeft in een deskundigenrapport weergegeven dat de aangetroffen hulzen van het kaliber 9 mm Parabellum zijn en waarschijnlijk zijn afgevuurd uit één en hetzelfde vuurwapen. De hulzen zijn vermoedelijk verschoten uit een semi-automatisch werkend pistool van het merk Beretta. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij heeft geschoten met een zwarte Beretta, een erfstuk van zijn vader. Volgens aangever is verdachte op een afstand van ongeveer 4 meter gaan staan. Hij zag dat verdachte de slede van het pistool naar achter haalde en doorlaadde. Vervolgens schoot hij in de lucht. Aangever was zo bang dat alles in zijn hoofd blokkeerde. Er ontstond paniek en tumult op het terras, ook bij de andere mensen.
Op grond van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging door met een vuurwapen tweemaal in de lucht te schieten.
Bovendien acht de rechtbank bewezen dat verdachte toen en daar een wapen van het merk Beretta met munitie voorhanden heeft gehad. Dat het betreffende wapen niet is aangetroffen doet hier niet aan af. Immers, verdachte heeft zelf verklaard dat het om een Beretta ging, terwijl dit wordt ondersteund door de bevindingen van het N.F.I.
Feit 4:
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een pistool en munitie voorhanden heeft gehad, op grond van de inhoud van de volgende wettige bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte;
- het verslag binnentreden woning d.d. 29 juli 2009;
- het proces-verbaal van technisch onderzoek.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank ten aanzien van dit feit met een opgave van de bewijsmiddelen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(parketnummer 11/510446-09)
2.
op 23 juli 2009 te Sliedrecht [benadeelde partij] en anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (op een afstand van ongeveer 4 meter van die [benadeelde partij] en anderen vandaan) de slede van zijn pistool naar achter gehaald en hiermee zijn pistool/vuurwapen doorgeladen en vervolgens in de nabijheid van die [benadeelde partij] en die anderen) meermalen met dit pistool/vuurwapen in de lucht geschoten;
4.
in de periode van 23 juli 2009 tot en met 29 juli 2009 te Rotterdam een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk onbekend, met opschrift Smtih & Wesson, 9 mm, kleur zwart/grijs), en munitie van categorie III, te weten meerdere (14) patronen (9 mm), voorhanden heeft gehad;
5.
op 23 juli 2009 te Sliedrecht een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk Beretta, kaliber 9 mm), en munitie van categorie III, te weten 2 kogelpatronen kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte voor beide schoten in de lucht een gerechtvaardigde reden had om zo te handelen. Dit zou volgens hem moeten leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Volgens de raadsman heeft verdachte de eerste keer in de lucht geschoten, omdat aangever in dreigende zin aan het oprukken was in de richting van verdachte. Aangever stond bekend als gevaarlijk en heeft zich op geen enkele wijze laten afschrikken doordat verdachte een wapen toonde. Dan is er een gerechtvaardigde reden voor verdachte om met het wapen in de lucht te schieten, aldus de raadsman.
Tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte heeft de rechtbank een deel van de op 23 juli 2009 tussen 19.00 uur en 21.00 uur opgenomen videobeelden van de bewakingscamera op de Kerkbuurt te Sliedrecht bekeken. Deze bewakingscamera bevindt zich op de gevel boven de betreffende shoarmazaak. Bovendien werd het geluid bij de beelden beluisterd en vertaald door de ter terechtzitting aanwezige tolk.
De rechtbank heeft waargenomen dat verdachte achteruitloopt, terwijl hij wordt benaderd door aangever. Verder is te zien dat een andere persoon een tegenhoudbeweging maakt naar aangever. Dit gebeurt naar het oordeel van de rechtbank op een rustige wijze en van een opgewonden situatie waarin het noodzakelijk is om als waarschuwing of bedreiging in de lucht te schieten, is zo te zien en horen geen sprake. Daarna is te horen dat er wordt geschoten. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat in deze situatie sprake was van een handeling, geboden door de noodzakelijke verdediging van verdachte.
Volgens de raadsman heeft verdachte de tweede keer in de lucht geschoten om zijn zwager te ontzetten die door meerdere personen belaagd zou worden. Naar het oordeel van de rechtbank is ook hier niet aannemelijk geworden dat zich een situatie voordeed dat het in de lucht schieten geboden was voor de noodzakelijke verdediging van verdachte of zijn zwager. Op de eerder genoemde beelden en de geluiden van de bewakingscamera is te zien en te horen dat verdachte, zijn zwager en zijn neef na het tweede schot rustig weglopen vanuit de richting van het terras van de shoarmazaak. Hieruit valt niet af te leiden dat de zwager zich kort daarvoor in een benarde positie bevond die de handeling van verdachte rechtvaardigde. Bovendien is bij de zwager geen letsel geconstateerd.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
2.
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT, MEERMALEN GEPLEEGD
4. en 5. telkens:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van wat hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmodaliteit bepleit die inhoudt dat verdachte geen langere gevangenisstraf krijgt opgelegd dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is samen met zijn zwager en zijn neef naar Sliedrecht gegaan, omdat hij daar met iemand een probleem wilde bespreken. Op het terras van een shoarmazaak liep het gesprek al snel uit op een woordenwisseling, gevolgd door gewelddadige handelingen door de zwager en de neef. Verdachte heeft zich ook niet onbetuigd gelaten. Hij heeft op korte afstand van de aanwezigen op het terras zijn pistool doorgeladen en daarmee tot twee keer toe in de lucht geschoten. Omdat het koopavond was en de shoarmazaak gelegen is in een winkelstraat, werd het winkelend publiek ongewild geconfronteerd met deze vorm van grof geweld. Bovendien versterkt een dergelijk gewelddadig optreden de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Bij een doorzoeking in de woning van verdachte werd nog een vuurwapen aangetroffen met 14 patronen. Het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen is een ernstig feit, waarop een krachtige reactie van justitie dient te volgen.
Voor bedreiging met een vuurwapen wordt gebruikelijk, voor iemand die voor het eerst in aanraking komt met justitie, een gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, Het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen wordt gebruikelijk bestraft met een gevangenisstraf van 6 maanden, mits de drager van het wapen niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie. Hieruit blijkt dat verdachte nooit eerder voor soortgelijke misdrijven met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank zal dan ook een gevangenisstraf van 15 maanden (450 dagen) als uitgangspunt voor de uiteindelijke bestraffing hanteren.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij een conflict had met aangever en dat hij zich door hem bedreigd voelde. In het proces-verbaal van politie in deze strafzak zijn meerdere mutaties opgenomen die deze verklaring van verdachte ondersteunen. Verdachte was van plan het conflict uit te praten, maar toen dat niet lukte is het geëscaleerd en heeft hij zijn wapen gebruikt. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij een foutieve keuze heeft gemaakt, waarvan hij heeft geleerd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hierin oprecht overkomt.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, die tevens naar voren zijn gekomen in het voorlichtingsrapport van de reclassering van 11 januari 2010, vindt de rechtbank aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Met het voorwaardelijk deel wil de rechtbank duidelijk maken dat verdachte niet meer voor eigen rechter mag spelen en dat hij zich in de toekomst dient te onthouden van het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank zal het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen straf beperken tot de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8 De benadeelde partij
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] strekt tot toekenning van een vergoeding van de materiële schade van € 16.415,00.
Nog afgezien van de feiten waarvan verdachte zal worden vrijgesproken, acht de rechtbank de vordering niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, met veroordeling in de kosten. Hij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9 De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 11/510446-09 onder 1. en 3. ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 450 dagen, waarvan 274 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters en mr. H.M. Dunsbergen, rechters, in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 april 2010.
Mr. Dunsbergen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 23 juli 2009 te Sliedrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [benadeelde partij] en/of een of meer ander(en) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, de slede van een/het pistool, in elk geval van een/het vuurwapen, naar achter heeft getrokken (het pistool/vuurwapen heeft doorgeladen) en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, de trekker van dat pistool/vuurwapen heeft overgehaald terwijl hij dit pistool/vuurwapen richtte op die [benadeelde partij] en/of op een of meerdere zich aldaar op dat moment bevindende perso(o)n(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 23 juli 2009 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde partij] en/of een of meer ander(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend (op een afstand van ongeveer 4 meter van die [benadeelde partij] en/of een/of meer ander(en) vandaan) de slede van zijn/een pistool naar achter gehaald en/of (hiermee) zijn pistool/vuurwapen doorgeladen en/of (vervolgens) (in de nabijheid van die [benadeelde partij] en/of die ander(en)) meermalen, althans eenmaal, met dit pistool/vuurwapen, in de lucht geschoten;
3.
hij op of omstreeks 23 juli 2009 te Sliedrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Kerkbuurt, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij], welk geweld
bestond uit het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen met een pistool, althans een vuurwapen, en/of een vuist en/of hand tegen het hoofd van die [benadeelde partij];
4.
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2009 tot en met 29 juli 2009 te Sliedrecht en/of te Rotterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk onbekend, met opschrift Smtih & Wesson, 9 mm, kleur zwart/grijs), en/of munitie van categorie III, te weten meerdere (14), althans een, patro(o)n(en) (9 mm), voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 23 juli 2009 te Sliedrecht een (vuur)wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Beretta, kaliber 9 mm), en/of munitie van categorie III, te weten 2, althans 1 of meer kogelpatronen kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Parketnummers: 11/510446-09 en 11/860166-10
Vonnis d.d. 27 april 2010