ECLI:NL:RBDOR:2009:BL8926
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.W. van Baal
- J.W. van Rijswijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het griffierecht in een verklaringsprocedure tegen de Rabobank
In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht op 30 september 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van het griffierecht dat in rekening was gebracht aan de ABN Amro Bank N.V. De advocaat van de Bank, mr. J.W. van Rijswijk, heeft bezwaar gemaakt tegen het door de griffier vastgestelde griffierecht van € 4.938,--, dat was berekend op basis van een vordering van de Rabobank tot betaling van een bedrag van € 1.046.865,65. Mr. Van Rijswijk stelde dat de procedure een verklaringsprocedure betreft, zoals bedoeld in artikel 477a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), en dat het griffierecht daarom op € 262,-- moest worden vastgesteld, aangezien het belang onbepaald is.
De rechtbank heeft het verzet van de Bank gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de Bank inderdaad een verklaringsprocedure betreft, wat betekent dat het griffierecht op basis van artikel 2, lid 2, sub 2, onder g van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (Wtbz) moet worden vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht ten onrechte te hoog was vastgesteld en heeft de griffier bevolen om het reeds in rekening gebrachte bedrag van € 4.938,-- met € 4.676,-- te verminderen.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving omtrent griffierechten in civiele procedures, vooral in gevallen waar het financiële belang onbepaald is. De beslissing van de rechtbank is een belangrijke bevestiging van de regels omtrent het griffierecht in verklaringsprocedures en biedt duidelijkheid voor toekomstige zaken.