ECLI:NL:RBDOR:2008:BG5425
Rechtbank Dordrecht
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een verzoek tot conservatoir beslag ten laste van een IJslandse bank
In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 26 november 2008 een beschikking gegeven in een verzoekschrift van een rechtspersoon naar vreemd recht, gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland, die verlof vroeg voor het leggen van conservatoir beslag ten laste van een IJslandse bank. De verzoekster vorderde een bedrag van EUR 35.000.000, met het oog op een totale vordering van EUR 260.000.000 die door derden aan de gerekwestreerde bank verschuldigd zou zijn. De verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om geen toepassing te geven aan artikel 700, lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat voorschrijft dat een bank in de gelegenheid moet worden gesteld om te worden gehoord voordat beslag kan worden gelegd. De verzoekster baseerde haar verzoek op een eerdere beschikking van de beslagvoorzieningenrechter te Amsterdam, waarin ook geen hoorplicht was toegepast.
De voorzieningenrechter overwoog dat het in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar zou zijn om de hoorplicht toe te passen, gezien de situatie van de IJslandse banken en de risico's die daarmee gepaard gaan. De rechter benadrukte het belang van de bescherming van de economische positie van banken, maar concludeerde dat het belang van de verzoekster in dit geval zwaarder woog. De rechter stelde vast dat de gerekwestreerde bank voldoende beschermd was, omdat er op korte termijn tegen de gelegde beslagen in kort geding kon worden opgekomen.
De beschikking werd verleend, met de voorwaarde dat er geen exploot mocht worden gedaan “op alle dagen en uren”, en dat de hoofdzaak binnen acht weken na het eerste te leggen beslag moest worden ingesteld. De beschikking werd uitgesproken door mr. P.W. van Baal.