ECLI:NL:RBDOR:2008:BD6243

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
3 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/510215-08
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering machtiging tot opnemen van communicatie in verband met tasjesroof

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht, werd op 3 juni 2008 een vordering ingediend door de officier van justitie voor een machtiging tot het opnemen van communicatie in verband met een tasjesroof. De verdachte werd ervan verdacht op die datum een tas van een 27-jarige vrouw te hebben gestolen door deze uit haar handen te rukken. De rechter-commissaris overwoog dat volgens artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering een vordering tot het opnemen van communicatie alleen kan worden toegewezen als er sprake is van een misdrijf dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. De rechter-commissaris concludeerde dat de diefstal van de tas, waarbij geen geweld werd gebruikt dat de rechtsorde ernstig zou schokken, niet voldeed aan deze criteria. Bovendien was er geen sprake van samenhang met andere misdrijven die de ernst van de inbreuk op de rechtsorde zouden kunnen verhogen. De rechter-commissaris wees de vordering af op 6 juni 2008, en het hoger beroep dat door de officier van justitie werd ingesteld, werd op 18 juni 2008 ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde de motivering van de rechter-commissaris en oordeelde dat de feiten en omstandigheden van de zaak niet wezenlijk veranderden de beoordeling van de ernst van de inbreuk op de rechtsorde. De beslissing van de rechter-commissaris werd als deugdelijk gemotiveerd beschouwd, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
AFWIJZING VORDERING MACHTIGING OPNEMEN VAN (TELE) COMMUNICATIE (ART. 126M en 126L SV)
Parketnummer: 11/510215-08
Betreffende: Imei-nummer [code]
OVERWEGINGEN
De rechter-commissaris heeft op 3 juni 2008 in bovengenoemde zaak van de officier van justitie een mondelinge vordering ontvangen tot machtiging van een bevel tot het opnemen van telecommunicatie gevoerd via bovengenoemd imei-nummer (een zogenaamde spoedtap).
Het betreft een zaak waarbij een onbekende persoon ervan wordt verdacht dat hij op 3 juni 2008 omstreeks 11.30 uur op de openbare weg het zevenentwintig jarige slachtoffer heeft beroofd van haar tas door deze uit haar handen te rukken.
Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie in deze zaak overweegt de rechter-commissaris als volgt.
Artikel 126m, eerste lid, Sv bepaalt onder meer dat een dergelijke vordering slechts kan worden toegewezen `ingeval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde (gecursiveerd door de rechter-commissaris) oplevert’.
In de memorie van toelichting die mede ten grondslag heeft gelegen aan de invoering van artikel 126m Sv wordt over het gecursiveerde criterium het volgende opgemerkt (Kamerstukken II, 1996-1997, 25403, nr. 3, p. 24-25):
“Het vereiste dat misdrijven worden beraamd of gepleegd als omschreven in artikel 67, eerste lid, die gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren, is ook onderdeel van de voorwaarden voor de infiltratie, de telefoontap en het opnemen van communicatie, in het kader van de traditionele opsporing, geregeld in titel IVa. De woorden `aard van het misdrijf’ duiden niet slechts op de delictsomschrijving in de wet, maar tevens op de ernst van de feiten en omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd of wordt beraamd. De concrete feiten en omstandigheden dienen meegewogen te worden bij de beoordeling of sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het kan gaan om misdrijven als moord, handel in drugs, mensenhandel, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel maar ook ernstige financiële misdrijven, zoals omvangrijke ernstige fraude, bijvoorbeeld een BTW-carrousel. Dergelijke misdrijven schokken de rechtsorde ernstig door hun gewelddadige karakter of door hun omvang en gevolgen voor de samenleving. Ook minder ernstige misdrijven kunnen een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde, doordat zij in combinatie met andere misdrijven worden gepleegd, bijvoorbeeld valsheid in geschrifte in combinatie met omkoping van ambtenaren met het oog op verkrijging van vergunningen voor bedrijven, of kleine fraudes waarvan, gelet op de aard, kan worden vermoed dat deze deel uitmaken van een omvangrijke en ernstige vorm van fraude. Het dient te gaan om samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven (…) dan wel om samenhang met andere misdrijven die in het georganiseerd verband worden beraamd of gepleegd (…).”
De rechter-commissaris leidt uit de wettekst van artikel 126m, eerste lid, Sv, alsmede uit de memorie van toelichting af dat de telefoontap derhalve mogelijk is, indien het gaat om een misdrijf (waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is) dat 1) gezien zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert of dat 2) gezien zijn samenhang met andere misdrijven een dergelijke inbreuk oplevert.
De rechter-commissaris is van oordeel dat de vordering geen delict betreft dat naar zijn aard (het eerste subcriterium) een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Het gaat hier om de diefstal van een tas op de openbare weg. Het geweld heeft louter bestaan uit het door een enkele ruk uit de handen van het slachtoffer trekken van die tas. Omstandigheden die een inbreuk op de rechtsorde kunnen versterken (bijvoorbeeld de hoge leeftijd van het slachtoffer, samenwerking tussen meerdere verdachten, de aanwezigheid van omstanders) spelen blijkens de aangifte geen rol. Derhalve is naar het oordeel van de rechter-commissaris geen sprake van een misdrijf dat – zoals in de memorie van toelichting verwoordt - door zijn gewelddadig karakter of door zijn omvang en de gevolgen voor de samenleving de rechtsorde ernstig schokt.
Aangezien ook geen sprake is van samenhang met andere door verdachte begane feiten (het tweede subcriterium) is de rechter-commissaris van oordeel dat ook op deze basis geen machtiging kan worden verleend.
De rechter-commissaris merkt nog op dat het enkele feit dat in de situaties als de onderhavige het tappen van de gestolen telefoon een uiterst efficiënt opsporingsmiddel kan zijn, niet ter zake doet bij de beantwoording van de zelfstandige hoofdvraag of sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
BESLISSING
De rechter-commissaris verleent derhalve geen machtiging tot een bevel tot het opnemen van telecommunicatie gevoerd via het betreffende imei-nummer door verdachte.
Aldus gedaan te Dordrecht op 6 juni 2008
De rechter-commissaris belast met
de behandeling van strafzaken
Mr. C.J. van der Wilt
RECHTBANK DORDRECHT
Parketnummer: 11/510215-08
Beschikking van de rechtbank op het hoger beroep in de zaak tegen:
NN, Imei-nummer: [code]
De raadkamer heeft kennis genomen van de gedingstukken en heeft het hoger beroep op 18 juni 2008 in raadkamer behandeld, ter gelegenheid waarvan de officier van justitie is gehoord.
Procesgang.
Op 3 juni 2008 heeft de officier van justitie bij de RC een mondelinge vordering machtiging bevel opnemen van (tele)communicatie ex artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering ingediend, strekkende daartoe dat de rechter-commissaris aan de officier van justitie bedoelde machtiging verleent voor een periode van ten hoogste twee dagen t.a.v. bovengenoemd Imei-nummer.
Blijkens die vordering wordt verdachte verdacht van: tasjesroof.
De rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, heeft de vordering bij beslissing van 6 juni 2008 afgewezen, overwegende dat het hier geen delict betreft dat naar zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert en dat ook uit de vordering niet blijkt dat er sprake is van samenhang met andere door verdachte en zijn medeverdachte begane misdrijven.
De officier van justitie heeft blijkens een akte rechtsmiddel op 10 juni 2008 hoger beroep tegen deze afwijzing ingesteld.
De officier van justitie heeft op 12 juni 2008 een schriftelijke toelichting ingediend.
Rechtsoverwegingen.
De officier van justitie heeft het hoger beroep tijdig ingesteld en is derhalve ontvankelijk in het hoger beroep.
Niet in geding is dat sprake is van de verdenking van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, op de gronden als door de rechter-commissaris vermeld.
Verwezen wordt naar de beslissing van de rechter-commissaris, waarvan beroep. Deze beslissing is deugdelijk gemotiveerd. Het in het hoger beroep aangevoerde doet niet af aan die motivering.
De raadkamer neemt die motivering over en maakt deze tot de zijne. Van belang is dat de concrete feiten en omstandigheden meegewogen dienen te worden bij de beoordeling of sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Mede op grond daarvan is door de rechter-commissaris thans met juistheid geoordeeld dat van een dergelijke inbreuk geen sprake is.
Dit betekent dat het hoger beroep ongegrond dient te worden verklaard.
BESLISSING:
De rechtbank verklaart het beroep van de officier van justitie ongegrond.
Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 18 juni 2008 door mrs. J.B. van den Beld, voorzitter,
mr. drs. T.F. van der Lugt, en mr. E. van Schouten, rechters
in tegenwoordigheid van mr. A.J. den Besten, griffier.