ECLI:NL:RBDOR:2008:BC7057

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
19 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
70160 / HA ZA 07-2321
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor onbemeten elektriciteit afgenomen door huurder voor hennepkwekerij

In deze zaak vorderden de besloten vennootschappen Eneco Energie Retail B.V. en Eneco Netbeheer B.V. (hierna: Eneco c.s.) betaling van een bedrag van € 10.248,06 van de gedaagde, die als eigenaar van een woonruimte verantwoordelijk werd gehouden voor de afname van onbemeten elektriciteit door een hennepkwekerij die door zijn huurder was geëxploiteerd. De rechtbank Dordrecht oordeelde dat de gedaagde, ondanks dat hij niet zelf de hennepkwekerij had opgezet, aansprakelijk was voor de schade die Eneco c.s. hadden geleden. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde niet voldoende zorg had gedragen voor de aansluiting en dat de gedragingen van de huurder voor zijn rekening kwamen. De rechtbank droeg Eneco c.s. op te bewijzen dat er op 15 oktober 2005 in de woonruimte apparatuur was aangetroffen die aan het elektriciteitsnet was gekoppeld. De zaak werd aangehouden voor bewijslevering en verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van verhuurders in relatie tot de handelingen van hun huurders en de gevolgen daarvan voor de contractuele verplichtingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 70160 / HA ZA 07-2321
Vonnis van 19 maart 2008
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO ENERGIE RETAIL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen,
procureur mr. J.A. Visser,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. C.F.W.A. Hamm.
Partijen zullen hierna Eneco c.s. en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het vrijwaringsincident van 12 september 2007 en het tussenvonnis van 14 november 2007 en de daarin vermelde processtukken;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 23 januari 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is (mede-)eigenaar van de onroerende zaak staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] (verder: de woonruimte). Op 1 juli 2003 heeft hij een overeenkomst gesloten voor de levering respectievelijk de aansluiting en transport van onder meer elektriciteit ten behoeve van de woonruimte door Eneco c.s.. Op de overeenkomst tot aansluiting en transport zijn de “Algemene Voorwaarden Aansluiting en Transport Eneco Netbeheer Elektriciteit 2006 voor klein verbruikers + kwaliteitscriteria” (verder: AVNE) van toepassing. Op de overeenkomst tot levering van elektriciteit zijn de “Algemene Voorwaarden Eneco Energie Retail 2006 voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers” (verder: AVLE) van toepassing.
2.2. Met ingang van 21 februari 2005 heeft [gedaagde] de woonruimte aan een derde verhuurd.
2.3. Op 15 oktober 2005 zijn in de woonruimte hennepkwekerijen aangetroffen en is geconstateerd dat verzegelingen van de hoofdaansluitkast waren verbroken en verwijderd, dat er zekeringen waren bijgeplaatst en dat een elektriciteitskabel was bijgeplaatst en voor de elektriciteitsmeter was aangesloten, alsmede dat via deze elektriciteitskabel de hennepkwekerijen van onbemeten elektriciteit werden voorzien.
2.4. Eneco c.s. hebben conservatoir beslag doen leggen op het onverdeelde aandeel van [gedaagde] in de woonruimte en in de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats].
3. Het geschil
3.1. Eneco c.s. vorderen samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 10.248,06, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 april 2007 en de kosten van beslaglegging, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding. Zij stellen daartoe het volgende.
3.1.1. [gedaagde] is aansprakelijk voor vergoeding van de afgenomen onbemeten elektriciteit en (overige) door Eneco c.s. geleden schade, primair op grond van toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomsten met Eneco c.s. en subsidiair op grond van onrechtmatig handelen jegens Eneco c.s.. [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met artikel 4 lid 3 en 6 en artikel 11 lid 1 AVNE, artikelen 10.1 en 10.2 AVLE en de artikelen 2.1.2.3 en 2.1.2.4 Netcode Elektriciteit. Voorts heeft [gedaagde] gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die [gedaagde] als eigenaar/contractant in het maatschappelijk verkeer dient te betrachten door er geen zorg voor te dragen er geen ongeoorloofde handelingen werden verricht met de door Eneco c.s. aan hem ter beschikking gestelde zaken.
3.1.2. Op grond van artikel 13 lid 4 en 5 AVNE en artikel 12.4 en 12.5 AVLE zijn Eneco c.s. gerechtigd de afgenomen onbemeten elektriciteit met terugwerkende kracht vast te stellen en zonodig te schatten naar de beste ter beschikking staande gegevens hieromtrent.
3.1.3. Uit de aangetroffen situatie en de algemene ervaringsregels volgt dat de hennepkwekerij minimaal 2 volledige hennepoogsten met een cyclus van 70 dagen in werking geweest. Op basis van die exploitatieduur, de aangetroffen elektrische apparatuur en de instelling van de aangesloten tijdschakelaars van de hennepkwekerijen schatten Eneco c.s. de afgenomen onbemeten elektriciteit op € 8.631,82 inclusief BTW. Op grond hiervan en de overige door Eneco c.s. geleden schade, bestaande uit vermogensgebruik elektriciteit inclusief BTW en arbeidsloon, hebben Eneco c.s. in hoofdsom € 9.226,77 van [gedaagde] te vorderen.
3.1.4. Eneco c.s. heeft aanspraak op vergoeding van wettelijke rente vanaf 15 oktober 2005, tot en met 26 april 2007 berekend op € 235,29. Tevens maken zij op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW en artikel 15 lid 10 AVNE en artikel 14.10 van de AVLE aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten conform het tarief van het rapport Voorwerk II berekend op € 768,00. De buitengerechtelijke werkzaamheden hebben bestaan uit het zenden van aanmaningen en sommaties en een poging de zaak in der minne te regelen.
3.2. De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Eneco c.s. in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad. Hij voert als verweer het volgende aan.
3.2.1. [gedaagde] heeft niet in strijd met de genoemde bepalingen in de algemene voorwaarden of de Netcode Elektriciteit gehandeld en is evenmin op andere wijze toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomsten met Eneco c.s. Niet [gedaagde] maar de huurder van de woonruimte heeft de hennepkwekerij in werking gesteld en geëxploiteerd en heeft de wijzigingen aan de aansluiting en de meetinrichting aangebracht, zulks zonder medeweten van [gedaagde]. [gedaagde] heeft in zijn hoedanigheid van contractant van Eneco c.s. al het redelijkerwijs mogelijke gedaan om schade aan de in de woonruimte aanwezige aansluiting en/of meetinrichting te voorkomen. Van hem kan niet worden verwacht dat hij met het oog op een mogelijke hennepkwekerij of schade aan de meetinstallatie zonder aanleiding de woning van zijn huurder betreedt. De tekortkoming komt niet krachtens de wet, de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor risico van [gedaagde].
3.2.2. Betwist wordt dat de gestelde zorgplicht bestaat. Deze vindt geen steun in de wet, de contractuele relatie tussen partijen of de gewoonte. Van [gedaagde] mag niet worden verwacht dat hij zich meer dan op normale wijze weert tegen diefstal van elektriciteit. Voorts wordt bestreden dat er causaal verband bestaat tussen het vermeende gebrek aan zorg en de geponeerde schade.
3.2.3. De hoogte van de schade en de factoren op basis waarvan de kosten van de buiten de meter om afgenomen elektriciteit zijn berekend worden bestreden. De buitengerechtelijke werkzaamheden strekten deels ter voorbereiding van het geding en de gestelde kosten daarvan zijn exorbitant. De beslagen zijn onnodig gelegd, zodat de daaraan verbonden kosten onnodig zijn gemaakt.
4. De beoordeling
4.1. Eneco c.s. hebben niet betwist dat niet [gedaagde] maar de huurder van de woonruimte de hennepkwekerij in werking heeft gesteld en geëxploiteerd en de wijzigingen aan de aansluiting en de meetinrichting heeft aangebracht, zulks zonder medeweten van [gedaagde]. Hiervan dient derhalve in rechte te worden uitgegaan.
4.2. Als contractuele wederpartij van Eneco c.s. dient [gedaagde] er voor zorg te dragen dat niet door ongeoorloofde ingrepen in de aansluiting, zoals het verbreken van de zegels van de hoofdaansluitkast en het voor de meter aansluiten van kabels, in de woonruimte elektriciteit wordt afgenomen zonder dat de meter dit registreert. Dit vloeit voort uit de redelijkheid en billijkheid die [gedaagde] als contractant jegens Eneco c.s. in acht dient te nemen.
4.3. De gedragingen van de huurder, die zonder twijfel onrechtmatig zijn tegenover Eneco c.s., komen op grond van de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van [gedaagde] als contractant van Eneco c.s. Het is immers redelijk dat het risico van frauduleuze handelingen als de onderhavige voor rekening komen van de contractant van Eneco c.s., omdat hij beter dan Eneco c.s. in staat is om toezicht te houden op hetgeen met de aansluiting gebeurt, althans van hem mag worden verwacht dat hij voorafgaande aan de verhuur van de ruimte waarvoor de elektriciteit wordt geleverd beziet of hij dat toezicht voldoende inhoud kan geven door het treffen van fysieke maatregelen ten aanzien van de aansluiting of het maken van afspraken met de huurder. Voorts kan de contractant ter vermijding van het risico van aansprakelijkheid voor frauduleuze handelingen van een huurder de aansluiting op naam van de huurder laten zetten.
4.4. Vast staat dat door ongeoorloofde ingrepen in de aansluiting in de woonruimte buiten de registratie van de meter om elektriciteit is afgenomen ten behoeve van de aldaar geëxploiteerde hennepkwekerijen. Uit het vorenstaande volgt reeds dat dit een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de overeenkomsten met Eneco c.s. oplevert en dat hij op grond daarvan aansprakelijk is voor de schade die Eneco c.s. daardoor hebben geleden. Er behoeft derhalve te worden niet ingegaan op de vraag of [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de door Eneco c.s. genoemde bepalingen in de algemene voorwaarden en de Netcode Elektriciteit.
4.5. Op grond van vorenstaande is [gedaagde] jegens Eneco c.s. in ieder geval aansprakelijk voor de kosten voor werkzaamheden van hun fraudemedewerker en medewerker fraudeadministratie. [gedaagde] heeft niet gemotiveerd bestreden dat die kosten, zoals door Eneco c.s. berekend, in totaal € 465,00 bedragen. Evenmin heeft [gedaagde] de door Eneco c.s. gemaakte aanspraak op een vermogensvergoeding van € 129,95 in verband met de bijgeplaatste zekeringen gemotiveerd bestreden. Deze schadeposten liggen derhalve voor toewijzing gereed.
4.6. De hoogte van de schade voor zover deze betrekking heeft op buiten de meter om afgenomen elektriciteit kan niet nauwkeurig worden vastgesteld. Niet in geschil is dat gedurende de exploitatie van de hennepkwekerijen in de woonruimte ten behoeve van die hennepkwekerijen elektriciteit buiten de meter om is afgenomen. Op grond van artikel 13 lid 5 AVNE en artikel 12.5 AVLE zijn Eneco c.s. bevoegd de over dat tijdvak afgenomen hoeveelheid elektriciteit in redelijkheid te schatten naar de hen ter beschikking staande gegevens hieromtrent. Eneco c.s. zijn daarbij aangewezen op de constateringen over de situatie ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerijen in de woonruimte.
4.7. Eneco c.s. schatten dat in de hennepkwekerijen in de woonruimte minimaal twee volledige hennepoogsten hebben plaatsgevonden en baseren dat op de volgende constateringen van hun fraudemedewerker ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerijen in de woonruimte:
a. de kappen van de aanwezige assimilatielampen zaten onder een dikke laag stof;
b. het witte filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters waren door het gebruik in de hennepkwekerijen dermate vervuild dat op de wijze dat de filters minimaal twee à drie oogsten in werking zijn geweest;
c. het zeil dat op de vloer lag, was voorzien van een dikke kalkaanslag, wat duidt op een langdurig in bedrijf zijn van de hennepkwekerijen;
d. er lagen een grote hoeveelheid vuilniszakken, gevuld met restkluiten en afgeknipte steel en wortel van hennepplanten.
Voorts baseren Eneco c.s. zich op de overgelegde kleurenfoto’s van de vorenbedoelde vuilniszakken en het verschil in de mate waarop de daarop zichtbare plantenresten verteerd zijn.
4.8. [gedaagde] heeft de voormelde constateringen niet althans onvoldoende gemotiveerd bestreden. Evenmin heeft hij gemotiveerd bestreden dat in redelijkheid daaruit kan worden afgeleid dat in de hennepkwekerijen in de woonruimte minimaal twee volledige oogsten hebben plaatsgevonden.
4.9. In hun schatting van de buiten de meter om afgenomen elektriciteit gaan Eneco c.s. uit van een groeiperiode van hennepplaten van 70 dagen en een instelling van de tijdschakelaar van 12 uur per dag. Eneco c.s. baseren deze uitgangspunten op het door hen als productie 11 overgelegde rapport van de Universiteit van Wageningen uit 1997. De door [gedaagde] aangevoerde omstandigheid dat dit rapport van gemiddelden uitgaat, doet er niet aan af dat op basis van de daarin vermelde bevindingen Eneco c.s. hun schatting in redelijkheid op voormelde uitgangspunten kan baseren.
4.10. Op grond van het vorenstaande staat vast dat Eneco c.s. bij hun schatting van de buiten de meter om afgenomen elektriciteit in redelijkheid kunnen uitgaan van een tijdvak van 140 dagen en het in werking zijn van het aan het elektriciteitnet gekoppelde apparatuur gedurende 12 uur per dag.
4.11. Eneco c.s. hebben niet bestreden dat gebruikelijk is dat de gegevens van de aangetroffen en aan het elektriciteitsnet gekoppelde apparatuur voor de hennepkwekerijen worden vastgelegd. Nu door hen geen bescheiden zijn overgelegd waaruit die gegevens blijken en [gedaagde] bij gebreke daarvan betwist dat de in de verzamelnota (productie 10) van Eneco c.s. vermelde apparatuur in de woonruimte is aangetroffen en aan het elektriciteitsnet gekoppeld was, zal Eneco c.s. daarvan bewijs dienen te leveren. Gezien hun daartoe strekkende aanbod zal Eneco c.s. tot de levering van dat bewijs worden toegelaten.
4.12. Als verweer tegen het door Eneco c.s. gehanteerde tarief voor de buiten de meter om afgenomen elektriciteit heeft [gedaagde] aangevoerd dat ten onrechte niet met een dag- en nachttarief wordt gerekend. Door [gedaagde] zijn echter geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Eneco c.s. in redelijkheid mede het lagere nachttarief dient te hanteren. Het onderhavige verweer dient derhalve als onvoldoende gemotiveerd te worden verworpen.
4.13. Dat de buitengerechtelijke werkzaamheden, zoals [gedaagde] stelt, deels ter voorbereiding van het geding dienden, laat onverlet dat de buitengerechtelijke werkzaamheden meer omvatten dan verrichtingen waarvoor een proceskostenveroordeling een vergoeding plegen in te houden. [gedaagde] heeft immers niet weersproken dat sprake is van een combinatie van aanmaningen en een poging om de zaak in der minne te regelen. Eneco c.s. hebben aanspraak op vergoeding van redelijke kosten daarvan. Richtsnoer voor de beoordeling of aan deze toets is voldaan, is of het gevorderde bedrag in overeenstemming is met het forfaitaire tarief van het Rapport Voorwerk II. Nu Eneco c.s. de gevorderde vergoeding op dat forfaitaire tarief baseren, dient het verweer van [gedaagde] dat de gevorderde vergoeding exorbitant is te worden verworpen. Hetgeen Eneco c.s. op basis van voormeld forfaitair tarief toekomt, zal worden vastgesteld aan de hand van het toe te wijzen deel van hun vordering.
4.14. Het verweer van [gedaagde] dat de beslagen onnodig zijn gelegd, is niet met redenen omkleed en dient derhalve te worden verworpen. Dit geldt te meer nu uit het vorenstaande volgt dat de vordering van Eneco c.s. in ieder geval voor een deel zal worden toegewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
draagt Eneco c.s. op te bewijzen, desgewenst door middel van getuigen, dat op 15 oktober 2005 in de woonruimte zijn aangetroffen en aan het elektriciteitsnet gekoppeld waren:
- 66 assimiliatielampen (incl. VSA) van 480 Watt,
- een afzuiger in houtenkist groot van 500 Watt,
- een staande ventilator van 75 Watt;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 2 april 2008 om Eneco c.s. in de gelegenheid te stellen alsdan
bij akte bewijsstukken over te leggen
en/of
de namen en woonplaatsen van de voor te brengen getuigen op te geven en de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen en hun raadslieden in de daaropvolgende vier maanden mede te delen;
bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden voor mr. mr. C.H. Kemp-Randewijk, die daartoe zal overgaan op een nader te bepalen datum en tijdstip in het gebouw van de rechtbank aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht;
houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2008.?