ECLI:NL:RBDOR:2008:BC6319

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
10 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
202183 CV EXPL 07-1235
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van reistijdvergoeding aan gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer in afwijking van CAO-regels

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, ging het om een geschil tussen een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Mercon Montage B.V. De werknemer vorderde een mobiliteitstoeslag van twee uur per gewerkte dag, gebaseerd op de secundaire arbeidsvoorwaarden van de werkgever, die in afwijking van de CAO een vergoeding voor reistijd bood. De werknemer werkte vier uur per dag en stelde dat hij recht had op de volledige vergoeding voor reistijd, ongeacht de werkelijke reistijd, omdat hij buiten zijn normale werktijden moest reizen.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever zich ten onrechte op de CAO beriep, aangezien de secundaire arbeidsvoorwaarden een expliciete regeling boden die de werknemer recht gaf op twee uur reistijdvergoeding per gewerkte dag. De rechter benadrukte dat de letterlijke uitleg van de secundaire arbeidsvoorwaarden leidde tot de conclusie dat de werknemer recht had op deze vergoeding, ongeacht de duur van de werkdag. De werkgever had niet aangetoond dat de regeling onredelijk was, en de rechter vond het niet onredelijk om de werknemer de volledige vergoeding toe te kennen, gezien zijn gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

De kantonrechter wees de vordering van de werknemer toe en veroordeelde Mercon tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief buitengerechtelijke kosten. De rechter oordeelde dat de werkgever de kosten van de procedure moest dragen, omdat deze in het ongelijk was gesteld. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken in secundaire arbeidsvoorwaarden en de bescherming van werknemersrechten, vooral in situaties van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Gorinchem
kenmerk: 202183 CV EXPL 07-1235
vonnis van de kantonrechter te Gorinchem van 10 maart 2008
in de zaak van:
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr J. Bel van FNV bondgenoten
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Mercon Montage B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Gorinchem,
gedaagde,
gemachtigde mr. J. Kalisvaart, advocaat te Arnhem
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] respectievelijk Mercon
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 27 augustus 2007;
2. de conclusie van antwoord;
3. de conclusie van repliek;
4. de conclusie van dupliek;
5. de akte zijdens [eiser];
6. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
De feiten
1.1. [eiser], thans 61 jaar, is sinds 1 november 1976 in dienst geweest bij Mercon, laatstelijk als bankwerker. Het laatstelijk verdiende salaris bedroeg € 2334,91 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. De arbeidsovereenkomst is per 1 februari 2007 beëindigd.
Op de arbeidsovereenkomst waren de CAO Metalektro en de secundaire arbeidsvoorwaarden van Mercon van toepassing.
1.2. Die CAO kent, voor zover van belang, de navolgende bepalingen:
Art. 1.1. lid 12
“normale werkdag; de volgens het vastgestelde rooster door de werknemer op een kalenderdag te werken uren”
Art. 6.4.
lid 4
” De werkgever is verplicht aan de arbeidsongeschikte werknemer die geen recht heeft op een ziektewetuitkering na de eerste 52 weken van arbeidsongeschiktheid gedurende 52 weken het wettelijk verplichte loon uit te betalen met een maximum van 70% van het maximum Ziektewet-loon.”
lid 11
“De werkgever is verplicht aan de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer gedurende maximaal twee jaren te rekenen vanaf de dag van werkhervatting aanvullingen te verstrekken, indien deze werknemer passende of eigen, aangepaste werkzaamheden bij de werkgever…hervat. De aanvullingen zijn zodanig dat ze tezamen met het salaris, eventuele andere aanvullingen en/of uitkeringen en de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, gedurende het eerste jaar vanaf de datum van werkhervatting een bedrag opleveren dat gelijk is aan het bedrag dat de werknemer zou hebben ontvangen, indien hij gedurende die periode bij hem 100% van het volledige Ziektewet-dagloon zou hebben ontvangen.”
lid 12
“De in lid 11 bedoelde aanvullingen bij werkhervatting dienen ook te worden verstrekt aan de werknemer die in overleg met de bedrijfsarts arbeid op arbeidstherapeutische basis verricht.”
Art. 8.1.
lid 1
“Indien een werknemer… karweiwerkzaamheden voor de onderneming uitvoert buiten de fabrieksterreinen van de onderneming… wordt deze extra reistijd aan hem vergoed…”
lid 3
“Reistijd binnen de normale werkdag wordt als gewerkte tijd beschouwd en komt niet voor een bijzondere reisvergoeding in aanmerking….”
In de secundaire arbeidsvoorwaarden van Mercon is de navolgende bepaling voor wat betreft de mobiliteitstoeslag opgenomen:
A- ). mobiliteitstoeslag
“Reist de werknemer dagelijks heen en weer, dan krijgt hij per gewerkte dag een mobiliteitstoeslag ter grootte van 2 uren volgens de in de CAO opgenomen berekeningswijze van een reisuur vergoed.”
(…)
1.3. [Eiser] was fulltime in dienst van Mercon. Zijn gebruikelijke werktijden waren van 7.00 uur tot 15.45 uur.
1.4. Nadat [eiser] gedurende 51 weken arbeidsongeschikt was geweest, hervatte hij, op aanraden van de bedrijfsarts, zijn werkzaamheden voor Mercon op 27 september 2005 voor halve dagen.
Vanaf die dag betaalde Mercon per gewerkte dag slechts één reisuur uit.
De gemachtigde van [eiser] heeft bij brief van 19 januari 2006 aangegeven dat [eiser] aanspraak maakt op 2 reisuren per dag.
Mercon heeft, ook na een nadere correspondentie, haar standpunt in deze niet herzien.
De vordering
2.1. [eiser] vordert in rechte, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Mercon te veroordelen tot betaling van mobiliteitstoeslag van één uur per gewerkte dag, berekend op de wijze als in de CAO aangegeven betreffende 97 uren in totaal in 2005, zijnde € 1081,74 bruto en 48 uren in 2006 zijnde € 551,04 bruto, buitengerechtelijke kosten ad € 300,- ex BTW, de wettelijke rente over de alle bedragen vanaf de dag dat die bedragen verschuldigd zijn tot aan de voldoening en de proceskosten.
2.2. Ter adstructie van zijn vordering voert hij het volgende aan.
[Eiser] betoogt dat hij elke dag dat hij werkt buiten de normale werktijden reist. Hij werkt weliswaar halve dagen, doch de reistijd is niet afgenomen en de doorbetaling van de rest van de dag vindt plaats op grond van de wet en de CAO, zijnde loon tijdens ziekte. [Eiser] dient doorbetaling van salaris inclusief reistijdenvergoeding te ontvangen, zo stelt hij. [Eiser] wijst voorts op de aanvullende regeling van Mercon en stelt dat daarin een van de CAO in gunstige zin afwijkende regeling staat, waaruit kan worden afgeleid, dat voor elke dag waarop is gewerkt en is gereisd, 2 reisuren als forfaitair bedrag wordt uitbetaald. Eventuele onduidelijkheid in de regeling dient voor rekening van Mercon te blijven. Volgens [eiser] hield zijn normale werkdag om 11 uur op, omdat hij maar tot dat moment was ingeroosterd.
Het niet uitbetalen van 2 reisuren acht [eiser] ook in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat een collega die ook halve dagen werkt, maar voor het resterende deel een WAO-uitkering krijgt, wel 2 reisuren per dag krijgt uitbetaald
Ten slotte doet [eiser] een beroep op de redelijkheid en billijkheid, waartoe hij aanvoert dat de regeling veeleer het karakter heeft van een kostenvergoeding, ja zelfs verkapt salaris, zodat die reisuren ook doorbetaald dienen te worden indien door ziekte niet een hele dag wordt gewerkt, omdat de kosten ten slotte hetzelfde blijven.
Het verweer
3.1. Mercon heeft de vorderingen gemotiveerd betwist. Zij beroept zich op art. 8.1 lid 3 jo 1.1 lid 12 CAO en voert aan dat [eiser] de terugreis deed binnen de normale werkdag, dat hij een hele dag betaald kreeg en al om 11 uur de terugreis aanving. Volgens Mercon behoefde de terugreis dan ook niet als reisuur vergoed te worden.
3.2. Subsidiair voert Mercon aan dat de woorden “ gewerkte dag” in art. A-01 van de secundaire arbeidsvoorwaarden dienen te worden gelezen als “ dag waarop de werknemer zijn werkzaamheden voor de bedongen arbeidsduur heeft verricht.”
Mercon wijst er in dat verband op dat [eiser] een fulltime dienstverband had.
Mercon betwist dat er sprake is van verkapt salaris omdat bijvoorbeeld een werknemer die met vakantie is, geen reisuren uitbetaald krijgt. Mercon wijst erop dat de vergoeding van de reisuren niet bedoeld is om de reiskosten te vergoeden, omdat daar nog een andere regeling voor geldt. Mercon meent dat de vergelijking met Van Helden mank gaat, omdat deze de heen- en terugreis in eigen tijd maakte.
3.3. Mercon voert aan dat zij op grond van de redelijkheid en billijkheid over mocht gaan op uitbetaling van een mobiliteitstoeslag ter grootte van slechts 1 reisuur per dag. Zij voert daartoe aan dat de ratio van de toeslag is dat de werknemer een vergoeding krijgt voor het ongemak dat hij heeft doordat hij buiten de normale werktijden reistijden heeft. In casu reisde [eiser] slecht één uur buiten de normale werkuren.
3.4. Mercon betwist buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn, omdat dit onderdeel van de vordering onderbouwing mist.
Beoordeling van het geschil
4. In art. A-01 uit de aanvullende bepalingen betreffende de secundaire arbeidsvoorwaarden bij Mercon Montage B.V. wordt bepaald dat de werknemer per gewerkte dag indien hij dagelijks heen en weer reist een toeslag ter grootte van 2 uren krijgt. Er wordt afgeweken op dit punt van de CAO. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat deze toeslag een forfaitair karakter heeft, omdat anders dan in de CAO, de werkelijke reistijd klaarblijkelijk niet van belang is.
“Gewerkte dag” legt de kantonrechter letterlijk uit: dag waarop gewerkt is. In principe dient [eiser] dus voor iedere gewerkte dag 2 reisuren uitbetaald te krijgen
5. Rest nog de vraag of in casu, gelet op art. 12 lid 3 van de CAO, dan wel op grond van de redelijkheid en billijkheid, [eiser] voor vergoeding van slechts 1 reisuur in aanmerking kan komen.
Nu Mercon een eigen mobiliteitstoeslag kent die afwijkt van artikel 12, behoudens voor wat betreft de berekening, waarnaar zij uitdrukkelijk verwijst, had de uitzondering van lid 3 uitdrukkelijk genoemd dienen te worden om van toepassing te zijn.
Het is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid om aan [eiser] per gewerkte dag 2 reisuren te vergoeden. Omdat [eiser] arbeidsongeschikt is, bestaat zijn werkdag in die periode uit vier uur. Hij reist niet binnen die 4 uur. Meer uren werken was destijds te belastend voor [eiser], zo is geoordeeld. Daaruit valt af te leiden dat het reizen hem in die periode van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid minstens even zwaar valt als wanneer hij moet reizen naast 8 uur werken. Het is dan niet onredelijk dat [eiser] die reisuren betaald krijgt. Dat [eiser] op grond van art. 8 van de CAO meer dan 4 uur per dag krijgt uitbetaald doet aan het voorgaande niet af.
6. Nu Mercon de hoogte van de gevorderde hoofdsom niet betwist, ligt deze derhalve voor toewijzing gereed.
7. De buitengerechtelijke kosten zullen eveneens worden toegewezen. Uit de overgelegde correspondentie kan worden afgeleid dat de gemachtigde van [eiser] zich heeft ingespannen buiten rechte betaling te verkrijgen, welke inspanningen meer omvatten dan een enkele standaard sommatiebrief.
8. De wettelijke rente zal niet over de buitengerechtelijke kosten worden toegewezen, nu niet is gebleken dat die schade door [eiser] is geleden, doordat zijn gemachtigde daarop aanspraak heeft gemaakt c.q. kan maken krachtens de tussen hen geldende voorwaarden.
9. Mercon zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Mercon aan [eiser] te betalen €1989,78 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1632,78 steeds vanaf de dag dat de bedragen verschuldigd waren tot aan de voldoening;
veroordeelt Mercon in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagde bepaald op:
aan explootkosten € 84,31
aan kosten GBA/KvK €
aan griffierecht € 199,00
aan salaris gemachtigde € 300,00
totale kosten € 583,31;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 maart 2008, in aanwezigheid van de griffier.