vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 68746 / HA ZA 07-2097
Bij vervroeging
Vonnis van 7 november 2007
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. A. Quispel,
de openbare rechtspersoon
GEMEENTE CROMSTRIJEN,
gevestigd te Numansdorp,
gedaagde,
procureur mr. J.A. Visser.
Partijen zullen hierna [eisers] respectievelijk de gemeente genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 april 2007;
- het proces-verbaal van comparitie van 22 juni 2007 en de daarin genoemde stukken;
- de door eisers overgelegde producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Bij notariële akte van 15 oktober 1971 zijn afspraken vastgelegd tussen [A.H.], rechtsvoorganger van [eisers] en de gemeente Klaaswaal, rechtsvoorgangster van de gemeente, over een te dempen sloot gelegen langs een aan [A.H.] toebehorend perceel grond, ten behoeve van de aanleg van een riolering.
2.2. In punt 4 van deze akte is het volgende opgenomen:
"Vanwege de gemeente Klaaswaal en op haar kosten zal een afrastering worden aangebracht op de grens tussen het perceel van de comparant [A.H.] en de te dempen sloot.
...
Het onderhoud van deze afrastering komt ten laste van de gemeente Klaaswaal, die bevoegd is dit onderhoud op te leggen aan de kopers van het erfpachtsrecht van de diverse delen van de gedempte sloot.
..."
2.3. In punt 6 van de akte is het volgende kettingbeding opgenomen:
"Bij elke vervreemding in eigendom of zakelijk genotsrecht van het geheel of een gedeelte van de gedempte sloot moet het beding sub 4 vierde alinea (i.e. de passage over het onderhoud van de afrastering) het beding sub 5 en het onderhavige beding 6 aan de nieuwe verkrijgers worden opgelegd ten behoeve van de comparant [A.H.] of opvolgende eigenaren worden bedongen en aangenomen en in de desbetreffende akte woordelijk worden opgenomen, zulks op verbeurte van een dadelijk opvorderbare boete van hem die verzuimt op te leggen, te bedingen en aan te nemen of te doen opnemen van één duizend gulden ten behoeve van de comparant [A.H.] of opvolgende eigenaren."
2.4. Bij akte van 12 september 1972 heeft de gemeente het erfpachtsrecht met betrekking tot het merendeel van de delen van de gedempte sloot overgedragen aan dertien eigenaren van de aangrenzende woningen gelegen aan de Oud-Cromstrijense Dijk westzijde.
2.5. In de akte van 12 september 1972 is de volgende bepaling opgenomen:
"I ...De verkrijgers in erfpacht van de percelen grenzende aan gemeld kadastraal perceel, te weten die onder 1 t/m 13 genoemd, zijn verplicht dit onderhoud voor hun rekening te nemen en de gemeente Klaaswaal te allen tijde te vrijwaren voor alle aanspraken van de heer [A.H.] voornoemd....
De bepaling sub I zal in elke akte van vervreemding in eigendom of zakelijk genotsrecht van het geheel of een gedeelte van de gedempte sloot aan de nieuwe verkrijgers worden opgelegd, ten behoeve van de heer [A.H.] voornoemd worden bedongen en aangenomen en woordelijk worden overgenomen, zulks op verbeurte van een dadelijk opvorderbare boete van éénduizend gulden verschuldigd door hem die verzuimt op te leggen, te bedingen en aan te nemen of te doen opnemen, zulks ten behoeve van de heer [A.H.] voornoemd of opvolgende eigenaren."
2.6. In de zomer van 2006 hebben [eisers] de gemeente benaderd met een klacht over onderhoud en reparatie van de afrastering. De gemeente heeft zich op het standpunt gesteld niet gehouden te zijn onderhoud of reparatie te verrichten aan de afrastering, behoudens eventueel noodzakelijke herstelwerkzaamheden aan de afrastering op het perceel waarvan de gemeente erfpachter is.
3.1. [eisers] vorderen de gemeente te veroordelen tot het onderhouden van de geplaatste afrastering die is bedoeld in de akte d.d. 15 oktober 1971 en het herplaatsen van het verwijderde gedeelte van de bedoelde afrastering binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, zulks op straffe van een dwangsom ad € 500,- voor elke dag dat de gemeente daarmee in gebreke blijft, een gedeelte van een dag geldende als een dag, met veroordeling van de gemeente in de kosten van dit geding.
3.2. [eisers] voeren hiervoor aan dat de gemeente contractspartij is bij de overeenkomst uit 1971 en derhalve gehouden is om haar verplichtingen met betrekking tot het onderhoud na te komen.
3.3. De gemeente voert als verweer aan dat zij bij de overdracht van (delen van) de gedempte sloot, grenzend aan het perceel van [eisers], voor en ten behoeve van de rechtsvoorganger van [eisers] heeft bedongen dat die verkrijgers in erfpacht het onderhoud aan de afrastering op zich zouden nemen en de onderhoudsverplichting zouden opleggen aan hun rechtsopvolgers. De gemeente betwist dan ook nog langer gehouden te zijn onderhoud of reparatie te verrichten aan de afrastering.
4.1. Blijkens de notariële akte van 1971 zijn [A.H.] en de gemeente Klaaswaal destijds overeengekomen dat de gemeente voor het onderhoud van de afrastering zorg dient te dragen, maar dat zij deze onderhoudsverplichting mag opleggen aan kopers. Blijkens de akte van 1972 heeft de gemeente dit laatste ook daadwerkelijk gedaan.
4.2. Uit artikel 6 van de akte van 1971 is af te leiden dat het destijds de bedoeling van partijen is geweest dat de gemeente de eindverantwoordelijke jegens [eisers] bleef wat betreft het onderhoud van de afrastering. In dit artikel is immers bepaald dat de alinea waarin is opgenomen dat het onderhoud van de afrastering ten laste komt van de gemeente en dat de gemeente dit onderhoud aan de kopers kan opleggen, woordelijk dient te worden opgenomen in de akte bij vervreemding van (een deel van) de gedempte sloot. Dat partijen dit destijds zijn overeengekomen is ook niet verwonderlijk, aangezien ten tijde van het sluiten van de overeenkomst reeds bekend was dat de gemeente de strook grond, na aanleg van de riolering in de gedempte sloot, zou overdragen aan verschillende eigenaren. Voor [A.H.] was het van belang te maken te hebben met slechts één wederpartij, in plaats met alle individuele kopers van de grond.
Door de gemeente is voorts niet betwist dat zij destijds een groot belang had bij het in erfpacht verkrijgen van de sloot, voor de aanleg van een riool, zodat zij akkoord is gegaan met de voorwaarden met betrekking tot de afrastering, zoals deze in de akte van 1971 zijn opgenomen.
4.3. Het feit dat de gemeente aan de kopers van de strook grond de onderhoudsverplichting met betrekking tot de afrastering heeft opgelegd, doet niet af aan de contractuele bepaling die tussen [A.H.] en de gemeente Klaaswaal is overeengekomen. Jegens [eisers] is de gemeente gehouden gebleven voor het onderhoud aan de afrastering zorg te dragen. Dat de kopers van de diverse percelen blijkens de akte van 1972 jegens de gemeente gehouden zijn om de afrastering te onderhouden, brengt slechts mee dat de gemeente deze kopers kan aanspreken op hun onderhoudsverplichtingen en dat deze kopers de gemeente dienen te vrijwaren voor aanspraken door [eisers] jegens de gemeente tot het plegen van onderhoud. Van een ten behoeve van [A.H.] bedongen derdenbeding is blijkens het voorgaande geen sprake.
4.4. Voor zover de gemeente als verweer heeft aangevoerd dat de vordering niet kan worden toegewezen, aangezien zij niet gerechtigd is de eigendommen van derden te betreden voor het verrichten van onderhoud, wordt dit verweer verworpen. [eisers] hebben immers te kennen gegeven dat zij de gemeente in de gelegenheid zullen stellen om onderhoud aan de afrastering te verrichten.
4.5. Aangezien de onderhoudsverplichting van de gemeente een doorlopende verplichting is, kan geen sprake zijn van verjaring van de vordering. Evenmin heeft de gemeente feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat bij de gemeente het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat [eisers] hun aanspraken niet (meer) geldend zouden maken. Van rechtsverwerking is dan ook geen sprake.
4.6. De vordering van [eisers] tot veroordeling van de gemeente tot het verrichten van onderhoud en het herplaatsen van het verwijderde deel zal derhalve worden toegewezen. De enkele verklaring van de gemeente dat zij vrijwillig aan een veroordeling zal voldoen, vormt onvoldoende aanleiding om geen dwangsom aan de veroordeling te verbinden. Gelet op de omstandigheid dat de gemeente in contact zal dienen te treden met de verschillende eigenaren van het erfpachtrecht van de gedempte sloot, zal aan de gemeente een termijn van 30 dagen worden gegund om aan de veroordeling te voldoen, alvorens zij de gevorderde dwangsom van € 500,- per dag zal verbeuren. De dwangsom wordt voorts gemaximeerd tot een bedrag van € 15.000,-.
4.7. De gemeente wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
5.1. veroordeelt de gemeente tot het onderhouden van de geplaatste afrastering die is bedoeld in de akte van 15 oktober 1971 en het herplaatsen van het verwijderde gedeelte van de bedoelde afrastering, binnen 30 dagen na heden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de gemeente hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,-;
5.2. veroordeelt de gemeente in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eisers] bepaald op:
aan explootkosten €84,31
aan vast recht €251,00
aan salaris procureur €904,00
totale kosten €1.239,31;
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Baal en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2007.