ECLI:NL:RBDOR:2007:BB7082

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
24 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
33074 / HAZA 00-2266
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Risico-aansprakelijkheid van de beslaglegger bij ongegronde vordering en bankgarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 24 oktober 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres], als rechtsopvolgster van de op 3 augustus 2000 overleden [echtgenoot eiseres], en Lastek Nederland B.V. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beslaglegger risico-aansprakelijk is voor de gevolgen van het door hem gelegde beslag, indien de vordering waarvoor beslag is gelegd geheel ongegrond is. In dit geval is de vordering van [eiseres] ten dele toegewezen, wat betekent dat de bankgarantie die door Lastek is geëist niet onterecht was. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de bankgarantie gold voor een hoger bedrag dan het uiteindelijk toegewezen bedrag, onvoldoende is om te concluderen dat Lastek aansprakelijk is voor schade. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat er sprake was van misbruik van recht door Lastek.

De rechtbank heeft het procesverloop en de vaststaande feiten in detail besproken, waarbij het belang van de bankgarantie en de omstandigheden rondom de beslaglegging aan bod kwamen. Eiseres vorderde betaling van EUR 33.050,00, vermeerderd met wettelijke rente, en stelde dat de bankgarantie noodzakelijk was vanwege een noodgedwongen verpanding van gelden van [echtgenoot eiseres] aan de bank. Lastek heeft als verweer aangevoerd dat de vordering van [eiseres] afgewezen moet worden en dat zij in de kosten van het geding moet worden veroordeeld.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vordering van [eiseres] niet voldoende was onderbouwd en dat er geen sprake was van misbruik van recht. De rechtbank heeft de vordering afgewezen en [eiseres] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op EUR 1.737,- aan salaris van de procureur en EUR 1.057,31 aan griffierecht. Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Baal en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 33074 / HA ZA 00-2266
vonnis van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],,
als rechtsopvolgster van de op 3 augustus 2000
overleden [echtgenoot eiseres],
wonende te Amersfoort,
eiseres,
procureur: mr. J. Wijnja,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Lastek Nederland B.V.,
gevestigd te Lexmond,
gedaagde,
procureur: mr. L. Alberts.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiseres] en Lastek. Voorts wordt [echtgenoot eiseres] aangeduid als [echtgenoot eiseres].
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
tussenvonnis van 4 april 2007 waarbij een comparitie van partijen is gelast, en de daarin genoemde stukken,
proces-verbaal van comparitie van partijen van 31 mei 2007,
akte uitlating.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1 Bij vonnis van 8 september 1999 heeft deze rechtbank einduitspraak gedaan in een geschil tussen [echtgenoot eiseres] en Lastek. De vorderingen van partijen werden over en weer deels toegewezen. De wederzijds toegewezen bedragen werden verrekend, waarna Lastek de resterende geldsom aan [echtgenoot eiseres] heeft voldaan.
2.2 Lastek had tot zekerheid van de voldoening van haar vordering beslag gelegd op het woonhuis van [echtgenoot eiseres]. [echtgenoot eiseres] wilde zijn woonhuis verkopen. Bij vonnis van de president van de rechtbank Dordrecht van 21 augustus 1998 is het beslag van Lastek opgeheven tegen zekerheidsstelling door middel van een bankgarantie tot een bedrag van NLG 350.000,-.
2.3 Bij vonnis van de president van de rechtbank Dordrecht van 9 maart 2000 is Lastek bevolen de bankgarantie van NLG 350.000,- aan de bank terug te geven onder gelijktijdige ontvangst van een nieuwe bankgarantie van NLG 200.000,-.
2.4 Lastek heeft tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 8 september 1999 hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 27 oktober 2006 heeft het gerechtshof te 's-Gravenhage het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Op 27 januari 2007 verliep de cassatietermijn. Lastek heeft geen cassatieberoep ingesteld.
2.5 Op 19 februari 2007 heeft Lastek de bankgarantie van NLG 200.000,- bij de Rabobank ingeleverd.
2.6 [echtgenoot eiseres] is overleden op 3 augustus 2000. [eiseres], de weduwe van [echtgenoot eiseres], is de rechtsopvolgster van [echtgenoot eiseres]
3. De vordering
3.1 [eiseres] vordert, na wijziging van eis, dat Lastek bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld wordt tot betaling aan [eiseres] van EUR 33.050,00 te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 19 februari 2007 en met veroordeling van Lastek in de kosten van de procedure, die van de beslaglegging daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente over die kosten met ingang van de 15e dag na de uitspraak van het ten deze te wijzen vonnis.
Zij stelt daartoe het volgende.
3.2 Aan de afgifte van de bankgaranties lag een noodgedwongen verpanding van gelden van [echtgenoot eiseres] aan de bank ten grondslag:
- een bedrag van NLG 390.000,- van 25 augustus 1998 tot en met 9 maart 2000 voor een garantie van NLG 350.000,-,
- voor de latere garantie van NLG 200.000,- een bedrag van NLG 220.000,- van 10 maart 2000 tot en met 31 december 2000 en NLG 213.759,- van 1 januari 2001 tot en met 18 februari 2007.
Voor de berekening van de schade geldt als uitgangspunt het bedrag dat [echtgenoot eiseres] onder de bank moest storten.
3.3 Tijdens de duur van de verpanding heeft [echtgenoot eiseres] - en later [eiseres] - niet vrijelijk over de gelden kunnen beschikken. De oorzaak hiervan is dat Lastek - achteraf gezien - ten onrechte beslag had gelegd en haar bereidheid mee te werken aan opheffing van het beslag ten onrechte afhankelijk had gesteld van afgifte van een bankgarantie. Dat dit eerst achteraf kan worden beoordeeld, doet niet af aan de onrechtmatigheid.
3.4 Wegens vertraging in de voldoening van een geldsom is Lastek conform artikel 6:119 BW een schadevergoeding verschuldigd, bestaande in de wettelijke rente van die som over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening in verzuim is geweest of in casu: dat Lastek de vrije beschikking over de gelden geblokkeerd hield.
3.5 Het op grond van artikel 6:119 BW verschuldigde bedrag verminderd met de door [eiseres] van de bank ontvangen rente en vermeerderd met de door [eiseres] aan de bank betaalde kosten terzake van de garantie, levert een bedrag op van EUR 33.050,00.
4. Het verweer
4.1 De conclusie van Lastek strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding. Zij voert als verweer het volgende aan.
4.2 De vordering van Lastek in de hoofdzaak is gedeeltelijk toegewezen. In dat geval kan slechts onder bepaalde omstandigheden een vergoeding worden toegewezen. Er dient dan namelijk sprake te zijn van misbruik van recht, hetgeen niet aangetoond is door [eiseres]. Het enkele feit dat de beslaglegging voor een hoger bedrag is geweest dan de rechterlijke toewijzing, levert nog geen misbruik van recht op.
4.3 Een beroep op schadevergoeding is in dit geval in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Partijen hebben over en weer beslag laten leggen, te beginnen met een beslaglegging door [echtgenoot eiseres], terwijl onderliggende vorderingen in beide gevallen slechts ten dele zijn toegewezen. [echtgenoot eiseres] heeft bovendien voor ongeveer NLG 900.000,- te veel beslag gelegd, Lastek voor slechts NLG 170.000,- te veel. Het is redelijk noch billijk om vervolgens schadevergoeding te vorderen van Lastek.
4.4 [eiseres] heeft de schade niet voldoende onderbouwd. Zij heeft geen bewijs overgelegd dat een bedrag van NLG 390.000,- nodig was voor een bankgarantie van NLG 350.000,- en NLG 220.000,- respectievelijk € 213.759,- voor een bankgarantie van NLG 200.000,-. Uitgaande van de door [eiseres] overgelegde gegevens komt Lastek, zoal betaald zou moeten worden, tot een bedrag van EUR 22.176,62.
5. De beoordeling van het geschil
5.3 In het licht van de uitspraken van de Hoge Raad van 11 april 2003 (LJN: AF2841) en 5 december 2003 (LJN: AL7059) wordt als volgt overwogen. Op de beslaglegger rust een risicoaansprakelijkheid voor de gevolgen van het door hem gelegde beslag, indien de vordering waarvoor beslag is gelegd geheel ongegrond is. In dit geval is de vordering van Lastek ten dele toegewezen. Dat heeft tot gevolg dat het beslag niet ten onrechte is gelegd of, in dit geval, dat de bankgarantie niet ten onrechte is geeist door Lastek. De vraag of Lastek aansprakelijk is voor de schade, omdat de bankgarantie is afgegeven voor een te hoog bedrag, moet worden beantwoord aan de hand van de criteria die gelden voor misbruik van recht. Concrete omstandigheden kunnen ertoe leiden dat een beslag (en als gevolg daarvan het eisen van een bankgarantie) als vexatoir en daarom onrechtmatig moet worden aangemerkt.
5.4 [eiseres] heeft slechts gesteld dat Lastek aansprakelijk is voor de door [eiseres] gemaakte kosten voor de bankgarantie, omdat de bankgarantie gold voor een hoger bedrag, dan het bedrag dat uiteindelijk aan Lastek is toegewezen. Dit enkele feit is onvoldoende voor de conclusie dat Lastek om die reden aansprakelijk is voor schade. [eiseres] heeft niet, althans onvoldoende gesteld en onderbouwd dat Lastek misbruik van recht heeft gemaakt.
5.5 Nu het primaire verweer van Lastek slaagt, komt de rechtbank niet toe aan een bespreking van de overige verweren.
5.6 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] worden veroordeeld in de proceskosten.
6. De beslissing
De rechtbank:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Lastek bepaald op EUR 1.737,- aan salaris van de procureur en € 1.057,31 aan verschotten (griffierecht).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Baal en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 oktober 2007.