RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/510450-06
Zittingsdata : 10, 12, 18, 20 en 27 september 2007
Uitspraak : 11 oktober 2007
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de gewijzigde tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte]
geboren in 1982,
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid-West, locatie Dordtse Poorten, te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven en zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vorderingen van de officier van justitie is aangevuld en gewijzigd, te weten dat:
1.
Zaak 1
hij op of omstreeks 27 november 2006 te Papendrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning aan de Jan van Scorelstraat ([nr])
A.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een auto (merk: Mercedes, type: 500 S, kenteken [kenteken 1]) en/of een of meerdere horloge(s) en/of (een) siera(a)d(en) en/of een mobiele telefoon en/of een of meerdere
geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
B.
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (merk: Mercedes, type 500 S, kenteken [kenteken 1]) en/of een of meerdere horloge(s) en/of (een) siera(a)d(en) en/of een mobiele telefoon en/of een of
meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die voornoemde auto en/of horloge(s) en/of
siera(a)d(en) en/of mobiele telefoon en/of geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
- die [slachtoffer 1] met een vuist tegen het hoofd heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht, althans aan hen heeft/hebben getoond en/of
- met dat vuurwapen/voorwerp zwaaiende bewegingen heeft/hebben gemaakt en/of
- dat vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of
- dat vuurwapen tegen de nek van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gehouden en/of
- dat vuurwapen heeft/hebben doorgeladen en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd:
* "geld, geld!" en/of "we willen geld" en/of
* "ik schiet je dood, je gaat eraan".
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens (een) vermogensfeit(en) en/of (een) geweldsfeit(en) in kracht van gewijsden is gegaan;
2.
Zaak 4
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2006 tot en met 19 december 2006 te Dordrecht en/of Papendrecht, in elk geval in Nederland, een vuurwapen van categorie III, onder 1, in de vorm van een pistool of revolver, te weten een
pistool, merk CZ, model 70, kaliber 7.65 mm, en/of munitie van categorie III, te weten 6, in elk geval een aantal, patronen, kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
Zaak 6
hij op of omstreeks 23 maart 2006 te Papendrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de Pieter Zeemanlaan [nr] heeft
weggenomen een armband, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) -zakelijk weergegeven-
- een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben getoond en/of op die [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer 4] heeft/hebben vastgepakt en/of een hand over haar mond heeft/hebben gelegd en/of
- heeft/hebben geroepen: "Schieten, schieten." en/of "Rustig, rustig, anders schiet ik.", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens (een) vermogensfeit(en) en/of (een) geweldsfeit(en) in kracht van gewijsden is gegaan;
4.
Zaak 10
hij op of omstreeks 5 november 2006 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel, gelegen aan de Middenbaan [nr.] heeft weggenomen
(een) mp3-speler(s) en/of een videocamera en/of (een) (digitale) fotocamera('s) en/of (een) computermui(s)(zen) en/of (een) computerspel(len) en/of een karaoke-set en/of (een) stereotoren(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
Zaak 11
hij op of omstreeks 8 maart 2006 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel, gelegen aan De Loper [nr.] heeft weggenomen
kinderkleding (diverse merken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan kinderkledingzaak "[slachtoffer 7]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
Zaak 16
hij op of omstreeks 4 april 2006 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel, gelegen aan de Nieuwstraat ([nr]) heeft weggenomen (een) horloge(s) (ongeveer 50; merken (onder meer): Gant, Guess, Vendoux, Alfex, Nautica, Rodania, Givenchy), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8]" en/of [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) - zakelijk weergegeven -
- een geweer, althans een op een geweer gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] heeft/hebben getoond en/of op die [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] heeft/hebben gericht en/of
- (een) vitrine(s) kapot heeft/hebben geschoten en/of geslagen, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens (een) vermogensfeit(en) en/of (een) geweldsfeit(en) in kracht van gewijsden is gegaan;
7.
Zaak 18
hij op of omstreeks 21 augustus 2006 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de Coornhertstraat [nr] heeft
weggenomen een mobiele telefoon en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 10], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) -zakelijk weergegeven-
- een pistool, althans een op pistool gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 10] heeft/hebben getoond en/of op die [slachtoffer 10] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- dat pistool, althans dat op pistool gelijkend voorwerp heeft/hebben doorgeladen en/of
- die [slachtoffer 10] heeft/hebben laten knielen en/of (vervolgens) de handen van die [slachtoffer 10] op zijn rug heeft/hebben vastgebonden en/of
- die[slachtoffer 10] op een stoel heeft/hebben vastgebonden en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 10] heeft/hebben gezegd: "Hou je bek, anders schieten we je kapot.", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens (een) vermogensfeit(en) en/of (een) geweldsfeit(en) in kracht van gewijsden is gegaan;
8.
Zaak 20
hij op of omstreeks 06 mei 2006 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de Keplerweg [nr] heeft weggenomen
een autosleutel en/of een mobiele telefoon en/of een portemonnee en/of een handset van een huistelefoon en/of een laptop en/of een handtas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) -zakelijk weergegeven-
- een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] heeft/hebben getoond en/of
- een stroomstootwapen, althans een op een stroomstootwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] heeft/hebben getoond en/of
- een geweer, althans een op een geweer gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] heeft/hebben getoond en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] heeft/hebben laten knielen met hun hoofd(en) naar beneden,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens (een) vermogensfeit(en) en/of (een) geweldsfeit(en) in kracht van gewijsden is gegaan;
9.
Zaak 22
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2006 tot en met 19 december 2006 te Dordrecht en/of Papendrecht, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II, onder 3, te weten een gewijzigd basculerend hagelgeweer en/of
bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad;
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) jaren, met aftrek van voorarrest.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 3 tot en met 9 op de tenlastelegging en voor het overige een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
De hierna te noemen benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd en hebben gevorderd verdachte te veroordelen tot het betalen van de hierna nader te noemen bedragen, ter zake van schadevergoeding:
[slachtoffer 1] (zaak 1) EUR 14.053,--
[slachtoffer 2] (zaak 1) EUR 15.265,--
[slachtoffer 4] / [slachtoffer 3] (zaak 6) EUR 3.938,--
[slachtoffer 7] (zaak 11) EUR 125,--
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van EUR 2860,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van de benadeelde partij voor het overige gedeelte van haar vordering.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 7] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid van de schade betwist van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7].
4.1 Inleiding
De rechtbank zal eerst een aantal algemene opmerkingen maken over de wijze waarop zij tegen het dossier aankijkt voor zover het gaat om de aan verdachte ten laste gelegde overvallen op woningen. Daarna zal zij ingaan op de bewijsbeslissingen per overval. Na die beslissingen komen de andere feiten aan bod.
4.2 Algemene opmerkingen ten aanzien van de ten laste gelegde overvallen
Ter zitting heeft de officier van justitie gerequireerd tot bewezenverklaring van vijf zeer ernstige overvallen op woningen die door verdachte grotendeels worden ontkend (behalve zaak 1). Ter ondersteuning daarvan heeft zij verwezen naar het dossier zoals dat ten grondslag ligt aan de onderhavige strafzaak `Piraat’. In dat dossier bevinden zich ten aanzien van een groot aantal van die overvallen in hoofdzaak bewijsmiddelen die verklaringen inhouden van getuigen die zeggen van één of meer verdachten op enig moment te hebben gehoord dat zij waren betrokken bij de overvallen. Technisch bewijs ontbreekt nagenoeg.
De rechtbank stelt voorop dat indien zij komt tot een bewezenverklaring van bepaalde overvallen, zij in feite uitspreekt dat in redelijkheid niet kan worden getwijfeld aan de betrokkenheid van verdachte bij een overval. Weliswaar is geen absolute zekerheid vereist ten aanzien van die betrokkenheid. Echter, al te veel twijfel daarover zal dienen te leiden tot een vrijspraak.
In dit verband wijst de rechtbank erop dat met de zogenaamde verklaringen van-horen-zeggen (ook wel de auditu-verklaringen genoemd) uiterst behoedzaam dient te worden omgegaan. De kans is immers niet onaanzienlijk dat dergelijke verklaringen onnauwkeurig zijn in de weergave van hetgeen is vernomen, van wie dit precies is vernomen en de context waarin het belastende is gezegd. De officier van justitie heeft terecht opgemerkt dat het gebruik van dergelijke verklaringen op zichzelf is toegestaan. Dit ziet echter louter op de formeel-juridische aspecten van het gebruik van deze verklaringen en zegt weinig over de waarde die aan die verklaringen als zodanig kan worden gehecht.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat de betrouwbaarheid van de bedoelde verklaringen ontegenzeggelijk wordt beïnvloed door motieven die de getuigen c.q. medeverdachten kunnen hebben om belastend over één of meer verdachten te verklaren. Dergelijke motieven komen in het dossier bij veel belangrijke getuigen naar boven. Het gaat vaak om getuigen die de verdachten kennen, maar met hen in onmin leven. Dit betekent niet per definitie dat de bedoelde verklaringen onjuist zijn, maar het heeft wel tot gevolg dat de betrouwbaarheid daarvan door de rechtbank kritisch dient te worden getoetst, en dat voor de bewezenverklaring van de verschillende onderdelen van de tenlastelegging op ieder specifiek punt aanmerkelijk ondersteunend bewijs noodzakelijk wordt geacht.
De rechtbank stelt tevens vast dat technisch onderzoek in de zaak Piraat niets heeft opgeleverd dan wel dat daarop nauwelijks is doorgerechercheerd. Het dossier bevat in technisch opzicht tal van open einden. De uitleg van de officier van justitie daarover ter zitting, gegeven op verzoek van de rechtbank, heeft niet de indruk kunnen wegnemen dat het technisch onderzoek minder prioriteit heeft gekregen toen getuigen c.q. medeverdachten belastend zijn gaan verklaren. Wat daarvan ook zij, de rechtbank zal per overval beoordelen of er voldoende ondersteunend bewijs overblijft.
De rechtbank komt nu mede op basis van deze algemene overwegingen toe aan haar concluderende opmerkingen ten aanzien van de vraag of de ten laste gelegde overvallen - die door de verdachte grotendeels zijn ontkend - kunnen leiden tot een bewezenverklaring.
Feit 1, zaak 1 (de overval op de familie [slachtoffer 1])
Verdachte heeft bekend de overval te hebben gepleegd. De rechtbank zal van zijn betrokkenheid uitgaan, mede omdat ook medeverdachte [verdachte 1] in deze zin over hem heeft verklaard.
Feit 3, zaak 6 (de overval op de familie [slachtoffer 3])
De kern van het bewijs in deze zaak wordt gevormd door de verklaringen zoals afgelegd door [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3].
Uit het dossier komt naar voren dat met name [getuige 2] en [getuige 3] redenen hebben om belastend te verklaren. [getuige 2] zou boos zijn op medeverdachte [verdachte 2] omdat die getracht zou hebben zijn vriendin te verkrachten. [getuige 3] zegt bedreigd te zijn door verdachte. Hij heeft mede daarom Dordrecht inmiddels verlaten.
[getuige 1] en [getuige 2] zeggen van [verdachte 2], [verdachte 3] en verdachte te hebben gehoord dat zij bij de overval in Papendrecht waren betrokken. Opvallend detail is dat zij beiden noemen dat bij die overval een kind betrokken was (dat een wapen moest halen van zijn vader). Dit strookt met de aangifte. Volgens [getuige 2] ging het echter om een jongen van 4 of 5, terwijl de jongen blijkens de aangifte ten tijde van de overval 18 jaar was. [getuige 1] brengt deze overval in verband met twee flessen drank die op zolder zouden zijn meegenomen door [verdachte 2]. Echter, later verklaart hij mogelijk twee overvallen door elkaar te hebben gehaald.
[getuige 3] heeft verklaard dat [verdachte 3] een keer niet op zijn werk verscheen en dat hij vertelde dat hij druk was geweest. Dat zou volgens [getuige 3] een term zijn die gebruikt wordt als er `geld gemaakt moest worden’. Omdat [verdachte 3] toen sprak over een woning in Papendrecht en [getuige 3] wist dat er een overval in Papendrecht was gepleegd, combineert [getuige 3] dat en gaat hij ervan uit dat de overval mede door [verdachte 3] is gepleegd.
In deze zaak is schoensporenonderzoek verricht waaruit onder meer naar voren komt dat niet specifiek kan worden vastgesteld dat de gevonden sporen zijn veroorzaakt door de schoenen van [verdachte 2]. Dezelfde conclusie is getrokken met betrekking tot ene [betrokkene], een persoon die om die reden nooit als verdachte is aangemerkt.
De rechtbank komt tot de slotsom dat er wel wettig, maar niet voldoende overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen. De reden hiervan is dat hard technisch bewijs ontbreekt en dat aan de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen moet worden getwijfeld. Bij de getuigen bestaan motieven om belastend te verklaren ([getuige 2] en [getuige 3]), informatie over overvallen wordt mogelijk door elkaar gehaald ([getuige 1]), een belangrijk detail klopt niet met de aangifte ([getuige 2] en [getuige 1]) en er worden conclusies getrokken op basis van zeer beperkte informatie ([getuige 3]).
De rechtbank zal verdachte van dit feit dan ook vrijspreken.
Feit 6, zaak 16 (de overval op juwelier [slachtoffer 8])
Deze overval is blijkens de aangifte gepleegd door twee personen. Het feit wordt tenlastegelegd aan [verdachte 3] en verdachte.
In deze zaak is er geen technisch bewijs dat de verdachten verbindt met de overval. Naar schoensporen is geen verder onderzoek verricht toen bleek dat de inbeslaggenomen schoenen qua profiel op het eerste gezicht niet correspondeerden met het veilig gestelde schoenspoor.
Het belastend materiaal wordt met name gevormd door verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 4]. Zij hebben gehoord van één of meer verdachten dat zij bij de overval betrokken zijn geweest. Daarnaast is er de verklaring van een getuige die aangeeft de verdachten te hebben zien weglopen bij de juwelier en bij één van de verdachten een blauw/groenkleurige tatoeage vermoedelijk in de vorm van een ster te hebben gezien in de hals onder het rechteroor. In ieder geval verdachte heeft een tatoeage op die plaats.
[getuige 1] verklaart in de woning van de moeder van [verdachte 3] te zijn geweest toen [verdachte 3], verdachte en [verdachte 2] binnenkwamen en [verdachte 2] een plastic tas vol horloges liet zien. Daarbij zou ook een Breitling zijn getoond. Dit is een horloge waarvan is komen vast te staan dat het niet is weggenomen bij de overval. Hij gaat ervan uit dat deze drie mannen zijn betrokken bij de onderhavige overval.
Ook [getuige 2] gaat ervan uit dat drie mannen de overval hebben gepleegd, waarbij hij verwijst naar de bekennende verklaringen van [verdachte 3], verdachte en [verdachte 2] bij hem in huis de dag na de overval.
[getuige 4] verklaart dat [verdachte 3] haar op een verjaardagfeestje heeft verteld dat hij zo dom was geweest alleen goedkope horloges mee te nemen, terwijl er duurdere in de vitrine lagen. Dit strookt met de aangifte waarin wordt aangegeven dat het een opvallend gegeven was dat goedkopere horloges waren meegenomen. [getuige 4] vermoedde dat het om de juwelier op het Statenplein ging. [verdachte 4] verklaart dat [verdachte 3] ruzie met [getuige 4] had.
De rechtbank is van oordeel dat van alle overvallen die door de verdachten worden ontkend, dit zaaksdossier het meest belastend is voor verdachte. Desalniettemin behoudt de rechtbank twijfel over de betrokkenheid van verdachte. Dit is met name gelegen in het feit dat in ieder geval twee getuigen mogelijk een motief hebben om belastend te verklaren over de verdachten ([getuige 2] en [getuige 4]), door twee getuigen anders dan in de aangifte wordt gesproken over drie in plaats van twee daders ([getuige 1] en [getuige 2]) en door één getuige gewag wordt gemaakt van een Breitling-horloge ([getuige 1]), terwijl is vastgesteld dat een dergelijk horloge niet is weggenomen bij de overval.
De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 7, zaak 18 (de overval op de heer [slachtoffer 10])
Het belangrijkste bewijs in deze zaak tegen onder meer verdachte wordt gevormd door de weinig specifieke verklaring van [getuige 3] (die zoals gezegd een motief heeft om belastend te verklaren over de verdachten) dat hij van [medeverdachte 3] heeft gehoord dat hij de onderhavige overval met verdachte en [medeverdachte 2] heeft gepleegd. Daarnaast bestaat er de verklaring van [getuige 5] dat hij een van de overval afkomstige telefoon vlak daarna heeft gekocht van [verdachte 2] in het bijzijn van verdachte, hetgeen [verdachte 2] overigens ontkent.
De rechtbank acht dit onvoldoende overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring voor dit feit te komen. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 8, zaak 20 (de overval op de familie [slachtoffer 11])
Van dit feit worden wederom [verdachte 3], verdachte en [verdachte 2] beschuldigd. Het onderzoek heeft zich aanvankelijk gericht op andere personen totdat [getuige 3] belastend over de verdachten ging verklaren. Daarnaast bestaat het bewijs uit verklaringen van getuigen die voornamelijk op straat hebben gehoord dat de verdachten het feit zouden hebben gepleegd, alsmede een verklaring van [getuige 1] dat mogelijk bij de onderhavige overval twee flessen drank zijn meegenomen door [verdachte 2]. Technisch bewijs ontbreekt in dit dossier.
Wat betreft de verklaring van [getuige 1] heeft de rechtbank er bij haar overwegingen in zaak 6 reeds op gewezen dat [getuige 1] later heeft verklaard mogelijk twee overvallen met elkaar te verwarren. Dat draagt niet bij aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring.
Ten aanzien van de verklaringen van getuigen die hun wetenschap van de straat hebben, merkt de rechtbank op dat dit op zichzelf een te vage bron is om daarop de juistheid van de verklaringen te kunnen baseren.
Opvallend is wel dat [getuige 3] vrij gedetailleerd heeft verklaard, waarbij hij conform de aangifte onder meer weet te melden dat er twee oude mensen aan het oppassen waren en dat er twee kinderen in de woning aanwezig waren. De rechtbank merkt echter wel op dat het verhaal over de overval vlak na die overval reeds op straat lag, mede doordat een aantal aanvankelijke verdachten daarmee zijn geconfronteerd bij de politie en deze verdachten snel daarna zijn vrijgelaten dan wel in het geheel niet zijn gearresteerd.
Alles afwegend acht de rechtbank ook in deze zaak onvoldoende overtuigend bewijs aanwezig op grond waarvan tot een veroordeling zou kunnen worden gekomen. Ook voor dit feit zal dan ook een vrijspraak volgen.
Feit 2, zaak 4 (wapenbezit)
Verdachte heeft dit feit bekend. Hij heeft aangegeven het wapen niet langer dan twee dagen voor zijn aanhouding in bezit te hebben gehad. De officier van justitie gaat echter uit van een veel langere periode, mede gebaseerd op het gebruik van een wapen door verdachte bij de door hem gepleegde overvallen en verklaringen van getuigen dat zij verdachte eerder met een wapen hebben gezien (zaak 22).
De rechtbank zal uitgaan van een periode van twee dagen, omdat zij verdachte zal vrijspreken van een aantal overvallen en het te onzeker vindt dat verdachte het betreffende wapen zou hebben gebruikt bij de overval van 27 november 2006 (zaak 1) die door hem wel is bekend. Voorts staat evenmin vast dat de getuigen het hebben over hetzelfde wapen als is aangetroffen bij de aanhouding van verdachte.
Feit 4, zaak 10 (inbraak [slachtoffer 6])
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van dit feit ten aanzien van verdachte. Dit is in hoofdzaak gebaseerd op de verklaring van medeverdachte [verdachte 5] dat hij dit feit samen met onder meer verdachte heeft gepleegd.
Dat de verklaring van [verdachte 5] betrouwbaar is, neemt de rechtbank – anders dan de verdediging - aan op grond van het feit dat [verdachte 5] zichzelf belast, het relaas van zijn verhaal consistent is en authentiek overkomt, details in zijn verklaring overeenstemmen met de aangifte (‘de ruit bleef half in de sponning hangen’) en het dactyloscopisch onderzoek (de vingerafdruk van medeverdachte [verdachte 3] is gevonden op de schuifdeur van een vitrinekast waar [verdachte 3] volgens [verdachte 5] ook daadwerkelijk heeft gestaan), alsmede op grond van de indruk die [verdachte 5] maakte ter zitting.
Voor het alternatieve scenario van de verdediging dat [verdachte 5] de inbraak samen met [getuige 1] heeft gepleegd en deze nu in de schoenen probeert te schuiven van zijn cliënt heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten gevonden.
Feit 5, zaak 11 (inbraak [slachtoffer 7])
Het belangrijkste bewijs in deze zaak bestaat uit de verklaring van [getuige 1] dat hij in de woning van de moeder van medeverdachte [verdachte 3] heel veel kinderkleding in een dekbedovertrek heeft gezien en dat hij van [verdachte 3] heeft gehoord dat [verdachte 3], verdachte en [verdachte 2] de inbraak hadden gepleegd, waarbij [verdachte 3] hem vertelde dat hij met een auto achteruit de winkel was binnengereden. Daarnaast heeft [getuige 3] verklaard dat hij was meegevraagd om een inbraak in een babywinkel te doen en dat [verdachte 3] hem toen heeft gezegd dat hij daar eerder met verdachte en [verdachte 2] had ingebroken en dat daarbij met een auto zou zijn binnengereden.
De rechtbank acht deze verklaringen van-horen-zeggen onvoldoende overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen, mede in aanmerking genomen dat het onderhavige feit vermoedelijk met behulp van een breekijzer en niet met een auto is gepleegd.
De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 9, zaak 22 (bezit gewijzigd basculerend hagelgeweer)
Het betreffende vuurwapen is nooit aangetroffen. Het bewijs in deze zaak is gebaseerd op verklaringen van getuigen die verdachte hebben gezien met een vuurwapen. De politie concludeert na onderzoek van die verklaringen dat het moet zijn gegaan om een gewijzigd basculerend hagelgeweer.
De rechtbank zal die conclusie niet overnemen, omdat de getuigen aangeven verschillende wapens te hebben gezien bij verdachte en zijn medeverdachten en het zonder inbeslagneming van één van die wapens welhaast onmogelijk is vast te stellen of, en zo ja om welk verboden wapen het gaat.
De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 27 november 2006 te Papendrecht tezamen en in vereniging met een ander, in de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning aan de Jan van Scorelstraat (nr. 12)
A.
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge(s) en (een) sieraad en een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
B.
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (merk: Mercedes, type 500 S, kenteken [kenteken 1]) en een horloge en sieraden en een mobiele telefoon en een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader,
- die [slachtoffer 1] met een vuist tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]heeft gericht, en
- met dat vuurwapen zwaaiende bewegingen heeft gemaakt en
- dat vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gericht en
- dat vuurwapen tegen de nek van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en
- dat vuurwapen heeft doorgeladen en
- (daarbij) heeft gezegd:
* "geld, geld!" en "we willen geld" en
* "ik schiet je dood, je gaat eraan",
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens vermogensfeiten en geweldsfeiten in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
Zaak 4
in de periode van 17 december 2006 tot en met 19 december 2006 te Dordrecht, een vuurwapen van categorie III, onder 1, te weten een pistool, merk CZ, model 70, kaliber 7.65 mm, en munitie van categorie III, te weten 6 patronen, kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad;
4.
Zaak 10
op 5 november 2006 te Barendrecht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkel, gelegen aan de Middenbaan [nr.] heeft weggenomen mp3-spelers en een videocamera en digitale fotocamera's en computermuizen en computerspellen en een karaoke-set en stereotorens, toebehorende aan [slachtoffer 6], waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.6 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zijn in een aan dit vonnis gehechte bijlage opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
A.
AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD IN EEN WONING, DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, EN TERWIJL DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, TERWIJL TIJDENS HET PLEGEN VAN HET MISDRIJF NOG GEEN VIJF JAREN ZIJN VERLOPEN SEDERT EEN VEROORDELING VAN DE SCHULDIGE TOT GEVANGENISSTRAF WEGENS EEN DAARAAN SOORTGELIJK MISDRIJF IN KRACHT VAN GEWIJSDE IS GEGAAN;
en
B.
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN, VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN EN OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF OF ANDERE DEELNEMERS AAN HET MISDRIJF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, EN HET FEIT WORDT GEPLEEGD GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD IN EEN WONING DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, TERWIJL DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK,
TERWIJL TIJDENS HET PLEGEN VAN HET MISDRIJF NOG GEEN VIJF JAREN ZIJN VERLOPEN SEDERT EEN VEROORDELING VAN DE SCHULDIGE TOT GEVANGENISSTRAF WEGENS EEN DAARAAN SOORTGELIJK MISDRIJF IN KRACHT VAN GEWIJSDE IS GEGAAN;
2.
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, TERWIJL HET FEIT IS BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III;
en
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE;
4.
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een van te voren geplande roofoverval in een woning. Verdachte had geld nodig en heeft, naar aanleiding van een tip over de aanwezigheid van veel geld, een plan voor de inbraak uitgedacht. De volgende nacht heeft hij, een wapen meenemend, samen met zijn mededader een raam opengebroken en zij zijn naar binnen gegaan. Vervolgens hebben zij het in de woning aanwezige, oudere echtpaar in hun slaapkamer verrast en onder bedreiging van het vuurwapen afgeperst. Ook is er geweld gebruikt tegen het mannelijke slachtoffer, toen deze zich wilde verweren. Daarna hebben zij de slachtoffers opgesloten in een kast, om de woning op waardevolle goederen te doorzoeken. Hierbij zijn onder andere vele sieraden meegenomen. Het vrouwelijke slachtoffer is vervolgens tot twee maal toe uit de kast gehaald om hen te helpen bij het wegnemen van de auto uit de garage en het toegangshek.
Aldus handelende heeft verdachte op ingrijpende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, alsmede op hun gevoel van veiligheid, nu zij immers in hun eigen woning –waar zij zich veilig zouden moeten voelen- werden overvallen, terwijl zij lagen te slapen. Zoals blijkt uit hun verklaringen hebben zij dit feit als buitengewoon beangstigend en bedreigend ervaren en te verwachten valt dat zij nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen verdachte en zijn mededader hen hebben aangedaan.
Een dergelijk feit veroorzaakt bovendien vele gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
Voorts heeft verdachte samen met anderen ingebroken in een speelgoedwinkel, waarbij een ravage werd aangericht. Vitrinekasten werden ingeslagen om zo het meest waardevolle speelgoed, zoals spelcomputers, camera’s en mp3spelers, daaruit te halen. De schade was enorm. Dit feit heeft veel overlast en ergernis bij de betrokkenen veroorzaakt.
Tenslotte heeft verdachte een vuurwapen voorhanden gehad. Het illegaal bezit van wapens dient krachtig te worden bestreden, zowel met het oog op de veiligheid van personen als ook om te voorkomen dat wapens voor criminele activiteiten worden gebruikt. Uit de stukken heeft de rechtbank kunnen opmaken dat verdachte er niet voor terugdeinst met een wapen op pad te gaan.
Vast is komen te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden om onderhavige delicten te plegen.
Integendeel, gezien met name de ernst van de eerste twee feiten laat verdachte zich kennelijk bij het plegen van strafbare feiten enkel leiden door zijn eigen, financiële gewin en heeft hij geen oog voor het gegeven dat dergelijke feiten zeer ingrijpend voor de slachtoffers zijn en zeer veel schade voor de benadeelden met zich meebrengen.
Inachtnemend hetgeen hiervoor is overwogen, alsmede afwegend hetgeen over verdachte voorts ter zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat enkel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie is.
7.2 De vorderingen van de benadeelde partijen
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van de feiten 3 en 5 en aan hem dienaangaande geen straf of maatregel wordt opgelegd en er derhalve geen sprake kan zijn van door de verdachte veroorzaakte rechtstreekse schade uit een bewezenverklaard strafbaar feit, dienen de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen, met verwijzing in de kosten als hierna in het dictum vermeld.
Nu is komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreekse schade hebben geleden en de verdachte de aansprakelijkheid voor en de omvang van de gevorderde schadevergoeding niet heeft betwist en deze schadevergoeding niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zullen de gevorderde bedragen in zijn geheel worden toegewezen.
Naast toewijzing van deze civiele vorderingen zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
7.3 Inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal geen beslissing nemen ten aanzien van het beslag, aangezien verdachte afstand heeft gedaan van het inbeslaggenomen vuurwapen (proces-verbaal PL1820/06-091512, dossierparagraaf 4.16).
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 24c, 36f, 43a, 57, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 3, feit 5, feit 6, feit 7 feit 8 en feit 9 ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.5 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIJF (5) JAREN EN ZES (6) MAANDEN;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart [slachtoffer 4], niet ontvankelijk in haar vordering en veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt ten behoeve van de civiele vordering tot op heden begroot op nihil;
verklaart [slachtoffer 7], niet ontvankelijk in haar vordering en veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt ten behoeve van de civiele vordering tot op heden begroot op nihil.
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 1], een bedrag van EUR 14.053,--, met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] met eenzelfde bedrag doet verminderen;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 14.053,-- ten behoeve van [slachtoffer 1];
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
verstaat dat de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] komt te vervallen voor zover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1];
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], een bedrag van EUR 15.265,--, met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] met eenzelfde bedrag doet verminderen;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 15.265,-- ten behoeve van [slachtoffer 2];
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 106 dagen;
verstaat dat de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] komt te vervallen voor zover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2];
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
mr. W.P.M. Jurgens en mr. C.J. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Schenk en D.J. Boogert,griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2007.