Beoordeling van de verzoeken
5.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. Daarvan is niet gebleken.
5.2. De kantonrechter is, gelet op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, van oordeel dat er sprake is van zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de arbeids-overeenkomst wegens gewichtige redenen op korte termijn moet worden ontbonden. Immers beide partijen zijn van oordeel dat een verdere vruchtbare samenwerking niet meer tot de mogelijkheden behoort en verzoeken ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5.3. Met betrekking tot een toe te kennen vergoeding overweegt de kantonrechter als volgt.
Geoordeeld wordt dat Boskalis de juistheid van de verklaring van de hoteleigenaar nader had moeten onderzoeken. Boskalis verklaart zelf dat de hoteleigenaar zich bij haar diende te verantwoorden over de hoogte van rekeningen, zodat het aannemelijk is dat hij bij zijn verklaring belang had, terwijl [verzoeker, tevens verweerder] de beschuldigingen gemotiveerd heeft betwist. Overigens meldt de hoteleigenaar in de e-mail feitelijk ook slechts dat er wel eens anderen hebben overnacht bij [verzoeker, tevens verweerder]. De inhoud van die e-mail vormt geen enkel bewijs voor de beschuldigingen. Voorts wordt geoordeeld dat [verzoeker, tevens verweerder] met de door hem overgelegde stukken voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn verlof was ingegaan op 25 mei 2007 en dat hij het project dus niet zonder bericht vroegtijdig heeft verlaten. Nu het gesprek dat Boskalis met de medewerkers had en waarin werd gewezen naar [verzoeker, tevens verweerder] op 26 mei 2007 plaatsvond en [verzoeker, tevens verweerder] daarbij dus niet aanwezig kon zijn, had het op de weg van Boskalis gelegen om direct na de beschuldiging actie te ondernemen en actief contact te zoeken met [verzoeker, tevens verweerder]. Hiervan is niet gebleken. [verzoeker, tevens verweerder] vernam eerst van het gerucht en de schorsing toen hij zelf navraag deed over zijn rooster. Dat [verzoeker, tevens verweerder] vervolgens in een reactie aangeeft niet meer op het project werkzaam te willen zijn, acht de kantonrechter in het licht van het vorenstaande niet onbegrijpelijk. Op 27 juni 2007 heeft Boskalis met [verzoeker, tevens verweerder] over de geruchten gesproken. Dat [verzoeker, tevens verweerder] tijdens dat gesprek heeft geweigerd uitleg te geven wordt onaannemelijk geacht, nog daargelaten dat van [verzoeker, tevens verweerder] niet verlangd kan worden dat hij uitgebreid verweer voert tegen een enkele niet nader onderbouwde, doch wel ernstige beschuldiging. Daarna heeft Boskalis volhard in de beschuldiging, ook nadat het blijkbaar voor Boskalis onmogelijk was om het in het faxbericht van 4 juli 2007 aangekondigde bewijs te leveren.
Op grond van het vorenstaande wordt geoordeeld dat Boskalis ten aanzien van de geruchten over [verzoeker, tevens verweerder] onzorgvuldig jegens [verzoeker, tevens verweerder] heeft gehandeld. Het is immers aan Boskalis om een dergelijke vergaande beschuldiging zorgvuldig te onderzoeken en [verzoeker, tevens verweerder] daarover onverwijld te horen. Dit heeft Boskalis nagelaten en zij is zich op het standpunt blijven stellen dat [verzoeker, tevens verweerder] zich wel aan de verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt, zonder voor dit standpunt, ook in de onderhavige procedure, concrete aanknopingspunten aan te dragen. Een en ander betekent dat Boskalis aan [verzoeker, tevens verweerder] een vergoeding moet betalen, waarvan een deel dient als compensatie voor de aantasting van zijn eer en goede naam en voor het door hem ondergane leed.
5.4. Gelet op alle relevante omstandigheden acht de rechter het in dit verband billijk dat Boskalis aan [verzoeker, tevens verweerder] een vergoeding betaalt van € 108.000,-- bruto. Bij de bepaling van deze vergoeding heeft de kantonrechter geen rekening gehouden met de vakantieperioden waarin [verzoeker, tevens verweerder] bij Boskalis heeft gewerkt en wel met het jaar dat [verzoeker, tevens verweerder] via een uitzend-bureau bij Boskalis werkzaam was. Uit de stellingen van partijen heeft de kantonrechter opgemaakt dat ten aanzien van het loon van [verzoeker, tevens verweerder] de regel geldt netto is bruto, zodat daarvan is uitgegaan. Nu de fiscale afwikkeling van de vergoeding bij de bepaling daarvan geen rol speelt, ziet de kantonrechter geen aanleiding om het verzoek van [verzoeker, tevens verweerder] om de vergoeding onbelast te laten betalen toe te wijzen.
5.5. Ter zake immateriële schadevergoeding wordt een bedrag van € 10.000,-- toegekend. Boskalis heeft [verzoeker, tevens verweerder] van ernstige strafbare feiten beschuldigd, zonder dat die feiten bewezen zijn geworden. [verzoeker, tevens verweerder] is door die beschuldigingen in zijn goede naam aangetast. Dat hij bovendien door alle gebeurtenissen, waaronder de aanvankelijke ontslagaanzegging, geestelijk een dreun heeft gekregen, is niet onaannemelijk. Dat hij eerder in zijn leven al eens overspannen is geweest, doet daar niet aan af.
5.6. Aan [verzoeker, tevens verweerder] wordt de mogelijkheid geboden het verzoek in te trekken nu aan de ontbinding een vergoeding wordt verbonden die lager is dan de bij verzoekschrift verzochte vergoeding.
5.7. Nu Boskalis van haar kant een onvoorwaardelijk verzoek heeft gedaan, wordt ook aan Boskalis de mogelijkheid geboden om haar verzoek in te trekken, nu aan de ontbinding een vergoeding is verbonden.
5.8. De kantonrechter zal de proceskosten tussen partijen compenseren.