Omschrijving van het geschil
In conventie en reconventie
1. Tussen partijen staat het volgende vast.
Sedert 1 oktober 2000 pacht pachter van verpachters de kas en ketel, gelegen te [plaats] aan de [adres], gelegen in de naaste omgeving van de woning van [naam 3].
Tussen partijen zijn inmiddels al verschillende procedures gevoerd.
Eerstens heeft de pachter de overeenkomst, welke was aangeduid als huurovereenkomst, ter goedkeuring aan de grondkamer zuidwest ingezonden. Tegen de uitspraak van goedkeuring zijn verpachters in beroep gegaan bij de centrale grondkamer, die de beschikking van de grondkamer zuidwest heeft bekrachtigd.
In het najaar van 2003 hebben verpachters aan de pachtkamer verzocht om een onderzoek in te stellen op voet van art. 55 van de Pachtwet. Op 30 september 2003 heeft de pachtkamer de kas en de omliggende percelen bezichtigd. Niet werd vastgesteld dat de pachter ernstig tekort schoot in de nakoming van zijn onderhoudsverplichtingen.
Vervolgens hebben verpachters een procedure aangespannen aangaande o.a. achterstallige pachtpenningen. Pachter heeft van zijn kant in reconventie ook het een en ander gevorderd. Beide partijen zijn in die procedure deels in het gelijk gesteld, doch pachter is wel veroordeeld tot betaling van € 23.729,93 terzake achterstallige pachtsommen bij vonnis van 6 juni 2005.
De eis van pachter dat hij de kosten van het dure nieuwe waterbassin wenste verrekenen met de verschuldigde pachtsom werd niet gehonoreerd.
Op 26 september 2005 vond er op verzoek van verpachters een schouw plaats. Op dat moment had pachter nog niets betaald aan de achterstallige pachtsommen.
Bij brief van 17 november 2005 heeft pachter de pachtovereenkomst buitenrechtelijk ontbonden.
Als grond daarvoor wordt in genoemd schrijven o.m. aangegeven:
In de loop van de tijd hebben de spanningen tussen partijen zich opgebouwd en hebben zich een aantal onverkwikkelijkheden voorgedaan. … voor wat betreft de verhouding tussen partijen zijn de onderscheiden zittingen bij de pachtkamer en bij gelegenheid van de bezichtiging en door de pachtkamer illustratief. Het is hoogst onverstandig en wellicht zelfs onverantwoord om deze verhouding langer te laten voortduren. Naast voormelde omstandigheden is cliënt gebleken, dat u zich heeft verstaan met diverse relaties, waaronder afnemers en leveranciers en daarbij heeft gepolst naar de financiële gegoedheid van cliënt. Daarmee berokkent u cliënt schade en kan mede met inachtneming van het eerder gestelde, van cliënt niet langer gevergd worden dat de overeenkomst nog langer voortduurt. Uw gedragingen worden door cliënt geduid als een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
Bij brief van 24 november 2005 hebben verpachters laten weten niet in te stemmen met ontbinding van de pachtovereenkomst tegen 1 december 2005.
Vanaf 1 oktober 2005 heeft de pachter de pachtsom niet meer betaald.
2. Pachter stelt dat hij met de verpachters in onderhandeling was over een betalingsregeling en dat hangende die onderhandelingen verpachters overal om pachter heen beslag hebben gelegd. Ook hebben verpachters aangaande de financiële situatie van pachter geïnformeerd bij leveranciers en afnemers. Pachter meent dat in redelijkheid van hem niet kon verwacht worden dat de pachtovereenkomst nog langer voortduurde. Hij vordert dan ook een verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden per 1 december 2005 door zijn verklaring. Hij vordert voorts te verklaren voor recht dat de kosten van beslagleggingen, zoals deze hebben plaatsgehad lopende de maand november 2005 gedurende de onderhandelingen die plaatsvonden met betrekking tot de afwikkeling van het vonnis van 6 juni 2005, ten laste van verpachters blijven. Subsidiair vordert hij ontbinding van de overeenkomst wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst zijdens verpachters.
3. Verpachters hebben de vorderingen gemotiveerd weersproken. Zij geven aan dat pachter niet vrijwillig wenste te voldoen aan de veroordeling in het vonnis van 6 juni 2005. Zij erkennen dat er over en weer voorstellen tot een betalingsregeling zijn gedaan en dat onderwijl de deurwaarder toen al beslag is gaan leggen, doch wilsovereenstemming niet is bereikt. Verpachters stellen dat uitdrukkelijk medegedeeld is dat onverkort met de executie zou worden doorgegaan, ook al omdat de deurwaarder veel moeite heeft moeten doen om het vonnis te betekenen. Verpachters menen dat zij hun verhaalsmogelijkheden mochten onderzoeken, aangezien vrijwillige betaling uitbleef en zij daarom gedwongen waren executiemaatregelen te nemen. Verpachters menen dan ook dat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan hun zijde. Zij erkennen wel dat het beter is gelet op de gespannen verhouding tussen partijen dat aan de pachtovereenkomst een einde komt. Zij willen daaraan medewerken onder voorwaarde dat pachter voldoet al hetgeen waartoe hij is veroordeeld in het vonnis van 5 juni 2005, de pachtpenningen betaalt over de maanden oktober 2005 tot en met februari 2005, zijnde € 12.040,80, een bedrag van € 240,80 hetgeen in de maanden voorafgaande aan oktober 2005 te weinig is betaald en juiste en deugdelijke oplevering van het gepachte. Verpachters geven aan dat wat hen betreft die ontbinding per 1 oktober 2006 kan plaatsvinden.
4. In reconventie, na eiswijziging bij repliek, vorderen verpachters de pachtpenningen over de maanden die reeds vervallen zijn, genoemd bedrag van € 240,80 en schadevergoeding, zoals zij dat noemen, voor de resterende maandelijkse termijnen tot 1 oktober 2006 ter grootte van € 2.408,16 per maand of zoveel korter als de pachtkamer in goede justitie meent te moeten beslissen.
In voorwaardelijke reconventie vorderen verpachters te verklaren voor recht dat zij bevoegd zijn de afgegeven bankgarantie van € 16.336,- aan te wenden ter vergoeding van de met herstel, c.q. vervanging van zaken gemoeide kosten. Ter adstructie van dit onderdeel van hun vordering voeren verpachters aan, dat pachter de kas inmiddels metterwoon heeft verlaten. Omdat pachter de oplevering niet zelf heeft bewerkstelligd, hebben verpachters een deurwaarder opdracht gegeven tot een opname van het gepachte middels een proces-verbaal. Pachter is hiervan op de hoogte gesteld en uitgenodigd daarbij aanwezig te zijn. Volgens verpachters heeft op de dag van opname een handgemeen plaatsgevonden tussen de vrouw van pachter en [naam 3]. Verpachters stellen dat de pachter niet het gepachte conform art. 10 van de pachtovereenkomst, in de oorspronkelijke staat geheel ontruimd en schoongemaakt aan de verpachters heeft op geleverd. Bij brief van 31 januari 2006 is pachter, zo stellen verpachters, in de gelegenheid gesteld de gebreken zoals genoemd in het proces-verbaal zelf te verhelpen. Voorts geven verpachters aan dat o.g.v. art. 13 van de pachtovereenkomst het onderhoud en vervanging van de onder art. 4 van de pachtovereenkomst vallende zaken, zoals installaties, gereedschappen en voorzieningen voor rekening van pachter komen. Op 1 oktober 2000 is een groslijst opgesteld van de aanwezige installaties, gereedschappen en voorzieningen. Deze lijst is door pachter ondertekend. Volgens verpachters houdt dit in dat in navolging van het bepaalde in art. 13 jo art. 5 de pachter bij oplevering van het gepachte bij het einde van de pachtovereenkomst moet zorgdragen voor een goede staat van deze aanwezige installaties, gereedschappen en voorzieningen en bij inmiddels afwezig zijn van deze gereedschappen en voorzieningen voor een deugdelijke en vergelijkbare vervanging.
5. Pachter heeft tegen de (voorwaardelijke) reconventionele vorderingen verweer gevoerd.
Hij heeft aangegeven dat verpachters de oplevering hebben gearrangeerd en vervolgens de sloten hebben vervangen, zodat pachter de kassen niet meer kon gebruiken. Hierdoor hebben verpachters volgens pachter het recht om verweer te voeren tegen de buitengerechtelijke ontbinding en pachtpenningen te vorderen verwerkt. Pachter betwist dat hij de kas niet schoon heeft opgeleverd en wijst erop dat slechts een enkel ruitje stuk was. Hij wijst erop dat toen hij pachter werd de kas nog vol stond met oude planten. Volgens pachter zijn de zaken die zouden ontbreken hem destijds in gebruik gegeven zonder vervangingsverplichting. Hij verzet zich tegen de vordering aangaande het gebruik van het bedrag van de borg. Hij geeft aan dat zulks in feite een vrijbrief zou zijn, terwijl absoluut niet vast staat welke kosten verpachters feitelijk hebben gemaakt.