ECLI:NL:RBDOR:2006:AZ3423

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
30 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500277-06
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting in synagoge en belediging van Joden

Op 30 november 2006 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een poging tot brandstichting in een synagoge te Sliedrecht. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De straf was lager dan de eis van de officier van justitie, waarbij de rechtbank het knullige karakter van de actie en de psychische toestand van de verdachte in overweging nam. De verdachte had op 18 april 2006 samen met mededaders geprobeerd brand te stichten in de synagoge door middel van molotovcocktails. Daarnaast was hij betrokken bij het spuiten van beledigende graffiti en het plegen van geweld tegen een Turkse jongen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien het racistische motief achter de daden, en de impact op de Joodse gemeenschap. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar, waarin hij zich moest houden aan de aanwijzingen van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummers: 11/500277-06 en 11/700512-06
Zittingsdatum : 17 november 2006
Uitspraak : 30 november 2006
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlasteleggingen en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de gevoegde zaken tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
1. De tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 april 2006 te Hardinxveld-Giessendam en/of Sliedrecht
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te
stichten in/aan een synagoge, althans een gebouw, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor die synagoge, althans dat gebouw, en/of (een deel van) de inboedel
van die synagoge, althans dat gebouw, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans
alleen
- drie, in elk geval een of meerdere, zogenaamde "molotovcocktail(s)",
bestaande (elk) uit een met wasbenzine gevulde fles, voorzien van een lap
textiel, althans stof, dienende als lont, heeft/hebben vervaardigd en/of
(vervolgens)
- zich met drie, in elk geval een of meerdere, zogenaamde "molotov-
cocktail(s)", bestaande (elk) uit een met wasbenzine gevulde fles, voorzien
van een lap textiel, althans stof, dienende als lont, en/of een of meerdere
aansteker(s) en/of een of meerdere bivakmuts(en) lopend naar die synagoge,
althans dat gebouw heeft/hebben begeven en/of (vervolgens) zich daarmee in
de (directe) nabijheid van die synagoge, althans dat gebouw, heeft/hebben
bevonden en/of (vervolgens)
- met een mes, althans een scherp voorwerp, tegen een ruit van die synagoge,
althans dat gebouw, heeft/hebben getikt en/of geslagen (teneinde door de
aldus te veroorzaken opening (een of meerdere) zogenaamde "molotov-
cocktail(s)", bestaande (elk) uit een met wasbenzine gevulde fles, voorzien
van een lap textiel, althans stof, dienende als lont), te gooien,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 april 2006 te Hardinxveld-Giessendam en/of Sliedrecht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
voorbereiding van het misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk brand te stichten in/aan een synagoge, althans een gebouw, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor die synagoge, althans dat gebouw, en/of (een deel
van) de inboedel van die synagoge, althans dat gebouw, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen te duchten was, opzettelijk (een) voorwerp(en) en/of
stof(fen) kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben
verworven en/of vervaardigd en/of voorhanden heeft/hebben gehad, hierin
bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk:
- een hoeveelheid wasbenzine en/of een of meerdere fles(sen) en/of een of
meerdere lappen textiel, althans stof, en/of een of meerdere aansteker(s)
en/of een of meerdere bivakmuts(en), kennelijk bestemd tot het begaan van
dat misdrijf, voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
- drie, in elk geval een of meerdere, zogenaamde "molotovcocktail(s)",
bestaande (elk) uit een met wasbenzine gevulde fles, voorzien van een lap
textiel, althans stof, dienende als lont, kennelijk bestemd tot het begaan
van dat misdrijf, heeft/hebben vervaardigd en/of (vervolgens)
- drie, in elk geval een of meerdere, zogenaamde "molotovcocktail(s)",
bestaande (elk) uit een met wasbenzine gevulde fles, voorzien van een lap
textiel, althans stof, dienende als lont, en/of een of meerdere aansteker(s)
en/of een of meerdere bivakmuts(en) in de (directe) nabijheid van die
synagoge, althans dat gebouw, een en ander kennelijk bestemd tot het begaan
van dat misdrijf, voorhanden heeft/hebben gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2006 tot en met 19 februari
2006 te Sliedrecht, zich in het openbaar, te weten op een muur van een
synagoge, althans een gebouw, bij geschrift of afbeelding, opzettelijk
beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden en/of
buitenlanders, wegens hun ras, door opzettelijk beledigend (met een
(verf)spuitbus) een zogenaamd hakenkruis en/of "Skins 88" en/of "NA" en/of
een zogenaamd White Power-teken op die muur van die synagoge, althans dat
gebouw, aan te brengen;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2006 tot en met 19 februari
2006 te Sliedrecht opzettelijk en wederrechtelijk een muur van een synagoge,
althans een gebouw, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan Stichting Synagoge Sliedrecht, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
(met een (verf)spuitbus) een zogenaamd hakenkruis en/of "Skins 88" en/of "It
Veld" en/of "BP" en/of "NA" en/of een zogenaamd White Power-teken en/of "WW"
op die muur van die synagoge aan te brengen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2006 tot en met 20 april 2006
te Sliedrecht, (meermalen) zich in het openbaar, te weten op een of meerdere
geluidsscherm(en) bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend heeft
uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden en/of buitenlanders, wegens
hun ras, door (telkens) opzettelijk beledigend (met een (verf)spuitbus) "blank
= blank" en/of een zogenaamd hakenkruis en/of een zogenaamd White Power-teken
en/of "88/14" en/of "WP" en/of "SS" en/of "Kriegzmacht" op dat/die geluids-
scherm(en) aan te brengen;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2006 tot en met 20 april 2006
te Sliedrecht (meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere
geluidsscherm(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Rijkswaterstaat Dordrecht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
(telkens) (met een (verf)spuitbus) "blank = blank" en/of een zogenaamd
hakenkruis en/of een zogenaamd White Power-teken en/of "88/14" en/of "WP"
en/of "SS" en/of "HV" en/of "Kriegzmacht" en/of een tekening van een vlag op
dat/die geluidsscherm(en) aan te brengen;
parketnummer 11/700512-06
1.
hij op of omstreeks 10 februari 2006 te Hardinxveld-Giessendam met een ander
of anderen, op of aan de openbare weg, de Schapedrift, in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer],
welk geweld bestond uit het spuiten met pepperspray in het gezicht van die
[slachtoffer] en/of schelden tegen die [slachtoffer];
subsidiair:
[medeverdachte] en/of een ander op of omstreeks 10 februari 2006 te
Hardinxveld-Giessendam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]),
met pepperspray in het gezicht gespoten heeft, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de pepperspray aan die Koorevaar te geven;
2.
hij op of omstreeks 10 februari 2006 te Hardinxveld-Giessendam (een busje)
pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met
(een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende
stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaardingen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde (steeds in de primaire variant) bewezen achtend- een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk proeftijd 3 jaren met de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor hetgeen onder parketnummer 11/500277-06 onder 1. primair en onder parketnummer 11/700512-06 onder 1. primair en subsidiair en onder 2. is tenlastegelegd. Daarnaast heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
parketnummer 11/500277-06
1.
op 18 april 2006 te Hardinxveld-Giessendam en Sliedrecht
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met anderen, opzettelijk brand te stichten in een synagoge, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die synagoge en (een deel van) de inboedel van die synagoge,
te duchten was, met dat opzet met zijn mededaders,
- drie zogenaamde "molotovcocktails", bestaande elk uit een met wasbenzine gevulde fles, voorzien van een lap textiel, dienende als lont, heeft vervaardigd en vervolgens
- zich met drie zogenaamde "molotovcocktails", bestaande elk uit een met wasbenzine gevulde fles, voorzien van een lap textiel, dienende als lont, en aanstekers en bivakmutsen lopend naar die synagoge heeft begeven en vervolgens zich daarmee in
de directe nabijheid van die synagoge heeft bevonden en vervolgens
- met een mes tegen een ruit van die synagoge heeft getikt (teneinde door de
aldus te veroorzaken opening zogenaamde "molotovcocktails", bestaande elk uit een met wasbenzine gevulde fles, voorzien van een lap textiel dienende als lont, te gooien,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
in de periode van 17 februari 2006 tot en met 19 februari 2006 te Sliedrecht, zich in het openbaar, te weten op een muur van een synagoge bij geschrift of afbeelding, opzettelijk
beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden en buitenlanders, wegens hun ras, door opzettelijk beledigend met een verfspuitbus een zogenaamd hakenkruis en "Skins 88" en "NA" en een zogenaamd White Power-teken op die muur van die synagoge aan te brengen;
3.
in de periode van 15 april 2006 tot en met 18 april 2006 te Sliedrecht, meermalen zich in het openbaar, te weten op geluidsschermen bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden en buitenlanders, wegens
hun ras, door telkens opzettelijk beledigend met een verfspuitbus "blank= blank" en een zogenaamd hakenkruis en een zogenaamd White Power-teken en "88/14" en "WP" en "SS" en "Kriegzmacht" op die geluidsschermen aan te brengen;
parketnummer 11/700512-06
1.
op 10 februari 2006 te Hardinxveld-Giessendam met een ander op de openbare weg, de Schapedrift, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het spuiten met pepperspray in het gezicht van die [slachtoffer] en schelden tegen die [slachtoffer];
2.
op 10 februari 2006 te Hardinxveld-Giessendam (een busje) pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.3 Nadere bewijsoverwegingen
4.3.1 De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor de onder parketnummer 11/500277-06 onder 1. primair tenlastegelegde - kort en zakelijk samengevat - poging tot brandstichting. De door verdachte en/of zijn mededaders gepleegde en tenlastegelegde handelingen zouden naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet gericht geweest zijn op brandstichting.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer als volgt.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en aan de hand van de wettige bewijsmiddelen heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte en zijn twee mededaders zich op 18 april 2006 naar de synagoge hebben begeven met het plan die synagoge in brand te steken, met behulp van drie zogenaamde molotovcocktails. Bij de synagoge aangekomen hebben verdachte en een mededader bivakmutsen opgedaan en zijn zij met de molotovcocktails en een aansteker naar het gebouw van de synagoge gegaan. De andere medeverdachte zou even later volgen om de brandstichting te filmen. Vervolgens heeft verdachte geprobeerd met zijn mes een ruitje van de synagoge in te tikken, met als doel de brandende molotovcocktails daar naar binnen te gooien. Toen de medeverdachte iemand op het raam van een nabijgelegen woning hoorde tikken, heeft hij direct zijn mededaders gewaarschuwd, waarop deze hun handelingen vooralsnog hebben gestaakt. Verdachte en zijn mededaders zijn vervolgens op een bankje vlakbij de synagoge gaan zitten, om te wachten of er daadwerkelijk alarm was geslagen. Indien dit niet zou zijn gebeurd, zouden zij teruggaan om de synagoge alsnog in brand te steken. Daarna zijn zij door de gearriveerde politie aangehouden.
Naar het oordeel van de rechtbank is onder deze omstandigheden sprake van gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden gezien als te zijn gericht op de voltooiing van de brandstichting. Daaraan doet niet af dat bij de onderbreking van de handelingen nog niet enig vuur was ontstaan. Deze eis werd in oudere jurisprudentie van de Hoge Raad wel gesteld, maar geldt naar het oordeel van de rechtbank in de moderne rechtspraak met betrekking tot dit delict niet meer onverkort.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
4.3.2 Met betrekking tot het onder parketnummer 11/700512-06 onder 1. primair tenlastegelegde is door de verdediging betoogd dat verdachte geen opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad en hij daaraan onvoldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu door verdachte aan de mededader een busje pepperspray is gegeven, met het opzet om het slachtoffer in de ogen te spuiten, welke handeling zich daarna ook heeft voltrokken.
4.3.3 Ten aanzien van het onder parketnummer 11/700512-06 onder 2. tenlastegelegde is door de verdediging vrijspraak bepleit, nu er onvoldoende bewijs is dat het gaat om een busje met pepperspray.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Weliswaar zou het betreffende busje voorzien zijn van de aanduiding CS, hetgeen staat voor traangas. Echter, verdachte heeft verklaard dat hem het busje is verkocht als pepperspray hetgeen bovendien ook een traanverwekkend gas is. De rechtbank zal dan ook hiervan uitgaan.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 11/500277-06
1. MEDEPLEGEN VAN POGING TOT OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN TE DUCHTEN IS.
2. HET ZICH IN HET OPENBAAR BIJ GESCHRIFT OF AFBEELDING OPZETTELIJK BELEDIGEND UITLATEN OVER EEN GROEP MENSEN WEGENS HUN RAS, MEERMALEN GEPLEEGD.
3. HET ZICH IN HET OPENBAAR BIJ GESCHRIFT OF AFBEELDING OPZETTELIJK BELEDIGEND UITLATEN OVER EEN GROEP MENSEN WEGENS HUN RAS, MEERMALEN GEPLEEGD.
parketnummer 11/700512-06
1. OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN.
2. HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE.
6. De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Uit het door drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog, opgemaakte rapport
d.d. 3 november 2006 komt onder meer het navolgende naar voren - zakelijk weergegeven - :
Er is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in combinatie met een ziekelijke stoornis in de zin dat sprake is van PDD-NOS (pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO) in combinatie met misbruik van middelen. Tevens is er sprake van psychopathische persoonlijkheidstrekken.
Het delict komt zeker voort uit de stoornis van betrokkene, met name uit zijn vijandige lading in combinatie met zijn gebrek aan geweten, zijn onvermogen om zich te verplaatsen in anderen, zijn impulsiviteit en de neiging om zijn onlust gevoelens op een onbegrensde wijze om te zetten in handelen. Daar staat tegenover dat betrokkene op het moment van het ten laste gelegde goed doordrongen geweest is van de wederrechtelijkheid van zijn handelen maar dat hij dit bewust naast zich neergelegd heeft. Eén en ander tegen elkaar afwegende is het advies om betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Daarnaast is er een rapport uitgebracht door drs. A. van Dijk, GZ-psycholoog.
6.2 Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van het rapport van de deskundige Van Toorn op grond van de onderbouwing ervan en de indrukken die de rechtbank ter terechtzitting zelf heeft opgedaan met betrekking tot de persoon en persoonlijkheid van verdachte. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige Van Toorn, voldoende vast is komen te staan dat de tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde feiten.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders gepoogd om met molotovcocktails een synagoge te Sliedrecht in brand te steken. De rol van verdachte hierin was dat hij vanuit zijn racistisch gedachtegoed aan zijn mededaders de brandstichting heeft voorgesteld en zich bij de uitvoering van het plan steeds initiërend heeft opgesteld. Hij heeft geholpen met het maken van de molotovcocktails, hij heeft aan zijn mededaders uitleg gegeven over mogelijke vluchtroutes, hij is degene geweest die een ruit van de synagoge zou inslaan en hij wilde na ontdekking van de daad door een buurtbewoner afwachten of het plan niet alsnog zou kunnen worden uitgevoerd.
Bij het misdrijf dat verdachte en zijn twee mededaders hebben gepleegd is doelbewust getracht een kwetsbare groep medeburgers - te weten de Joodse gemeenschap - angst in te boezemen en te krenken. Het beoogde object van de brandstichting was een gebedshuis, een plek waar gelovigen mogen worden geacht in vrijheid en veiligheid hun godsdienst te belijden. Het handelen van verdachte en zijn mededaders druist daarmee ernstig in tegen de grondwettelijke beginselen van vrijheid van godsdienst en non-discriminatie die in Nederland hoog in het vaandel staan. Dergelijke gedragingen - die niet alleen in Sliedrecht en omgeving, maar ook in de hele Nederlandse samenleving grote onrust teweeg brengen - worden dan ook ten strengste afgekeurd en dienen naar het oordeel van de rechtbank met kracht te worden bestreden.
Eveneens voortspruitend uit zijn verwerpelijk gedachtegoed heeft verdachte de synagoge en een geluidsscherm beklad met tekens en termen die beledigend zijn voor Joden en buitenlanders. Niet alleen worden daarmee groepen mensen ernstig gekrenkt, maar daar komt bij dat de eigenaren van de objecten worden opgezadeld met een aanzienlijke financiële schadepost.
Tot slot heeft verdachte openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen een 13-jarige Turkse jongen. De jongen werd uitgescholden en mede door toedoen van verdachte met pepperspray in de ogen gespoten. De rechtbank deelt de grote zorg van deskundige Van Toorn dat hiermee door verdachte duidelijk een grens is overschreden, doordat zijn agressie zich niet meer alleen richt op dingen maar ook op personen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard, de ernst en de hoeveelheid strafbare feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
Bij haar oordeelsvorming omtrent de duur van de vrijheidsstraf betrekt de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze uit de rapporten van de beide psychologen en de Stichting Reclassering Nederland te Rotterdam en zoals die ook overigens ter terechtzitting zijn gebleken. Daarnaast houdt zij rekening met de vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf van 24 maanden zonder meer passend. Dat deze straf lager uitvalt dan de eis van de officier van justitie is gelegen in het feit dat de rechtbank in aanzienlijke mate meeweegt dat de tamelijk knullige wijze waarop de poging tot brandstichting is uitgevoerd en de kinderlijke indruk die de rechtbank, mede op basis van de rapporten, heeft gekregen van de verdachten, ervan blijkt geeft dat het hier gaat om een daad die is gepleegd door jonge adolescenten in een ernstige identiteitscrisis, die hen bovendien niet geheel kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft met de psycholoog en de reclassering de indruk gekregen dat de kans op recidive zonder meer aanwezig is. Omdat zij het van groot belang acht dat de recidivekans zoveel mogelijk wordt beperkt en dat verdachte wordt begeleid, ondersteund en behandeld voor de bij hem heersende problematiek, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering.
Eén en ander zal mede nadrukkelijk gaan inhouden dat verdachte behandelingen/trainingen en begeleiding dient te ondergaan/volgen voor wat betreft zijn problematiek. De rechtbank zal de proeftijd bij het voorwaardelijk op te leggen strafdeel stellen op DRIE jaren om verdachte er van te weerhouden na zijn invrijheidstelling opnieuw soortgelijke feiten te plegen en om een succesvolle behandeling mogelijk te maken. De gebruikelijke proeftijd van twee jaren strekt naar het oordeel van de rechtbank daarbij tot onvoldoende waarborg.
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte gedurende een periode van zeven maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten en dat hij daardoor dermate lang in onzekerheid heeft verkeerd, dat daarmee bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden.
De rechtbank merkt hieromtrent het volgende op. De opgelopen vertraging in deze zaak is met name veroorzaakt door het feit dat de rechtbank zich ten tijde van de terechtzitting van 10 augustus 2006 op basis van het rapport van de psycholoog Van Dijk onvoldoende voorgelicht achtte omtrent verdachte om zodoende tot een goede oordeelsvorming te komen. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de gehele afdoening van de zaak binnen redelijke termijn heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft dan ook bij het bepalen van de uiteindelijke strafmaat geen rekening gehouden met hetgeen de raadsvrouw heeft gesteld.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 47, 57, 137c, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIERENTWINTIG (24) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten ZES (6) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op DRIE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde;
stelt daarbij als BIJZONDERE VOORWAARDE dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, Regio Rotterdam-Dordrecht, Westzeedijk 399 te 3024 EK Rotterdam, zolang deze instelling dat nodig oordeelt, en ook als dat inhoudt het ondergaan/volgen van (ambulante) behandelingen/trainingen en begeleidingstrajecten gericht op de bij verdachte heersende problematiek; één en ander zoals geadviseerd door de psycholoog in haar rapport van 3 november 2006 en de reclassering in haar rapport van 3 augustus 2006; voor wat betreft de duur van de behandelingen/trainingen en begeleiding, geldt in het kader van deze bijzondere voorwaarde maximaal de duur van de proeftijd of zoveel korter als door de betreffende instelling noodzakelijk wordt geoordeeld;
verstrekt aan voornoemde stichting de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.W. Bezemer, voorzitter,
mr. W.P.M. Jurgens en mr. dr. C.J. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2006.