ECLI:NL:RBDOR:2006:AZ1650
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bepaling erfgrens na verjaring en kwalificatie koopovereenkomst
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Dordrecht, stond de bepaling van de erfgrens tussen twee percelen centraal. De rechtbank had eerder, in een tussenvonnis van 22 september 2004, beslist dat de overeenkomst tussen de partijen van 30 oktober 2002 niet als een vaststellingsovereenkomst, maar als een koopovereenkomst moest worden gekwalificeerd. Dit betekende dat de koper, [gedaagde], zich kon beroepen op dwaling, omdat de grond die hij had gekocht, reeds door verjaring eigendom van hem was geworden. De rechtbank oordeelde dat de vordering van [eiser] in conventie moest worden afgewezen, omdat hij niet in het tegenbewijs was geslaagd dat de grond onder de voormalige schuur niet deel uitmaakte van de overeenkomst.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 25 oktober 2006 de erfgrens bepaald op basis van artikel 5:47 BW. De rechtbank oordeelde dat de grens kan worden getrokken vanaf de oostelijke punt van de verlaagde inrit, evenwijdig aan de wagenschuur, en eindigend ter hoogte van de achterzijde van de voormalige schuur. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de proceskosten zijn toegewezen aan [gedaagde], die als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De rechtbank heeft de vordering in reconventie van [gedaagde] toegewezen en de kosten van het geding aan [eiser] opgelegd, inclusief de kosten van de procureur en griffierecht.